Historische situering van het project Menin Road - Ypernstrasse
21 January 2014 - Wervik - Bron: Stad Wervik
Altijd in ’t zicht: Menin Road/Ypernstraβe

Lang geleden, op het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw, locatie: het Sint-Jozefscollege in Wervik. De jeugd van het vijfde moderne (of het vierde ?) maakte zich klaar om onder de deskundige leiding van leraar Roger V. Verbeke met de fiets de relicten van de Eerste Wereldoorlog te bezoeken. Roger fietste een goed tempo, een aantal leerlingen, altijd dezelfde, konden het tempo niet helemaal volgen. Hun fiets was trouwens niet in grote vorm en daarvoor had Roger vooraf toch verwittigd. Toeristische fietstochten bestonden toen nauwelijks. We zagen alles: van de Duitse militaire begraafplaats van Langemark via De Canadien tot en met Hill 62 even buiten Zillebeke. Wat me opviel – ik was toen leerling op het Sint-Jozefscollege - was dat we meermaals de Ieperbaan moesten dwarsen. Het was de enige grote steenweg op de fietsroute: geen sprake toen van A-19 of N-58. Neen, de hoofdweg was de baan die de vestingsteden Menen en Ieper verbond. Redelijk verkeer altijd, ook en vooral op zondag, richting kust.



We begrepen toen niet goed waarom de weg in de Geluwse dorpskern een knik maakte. Geluwe moest in het verleden wel belangrijk zijn geweest, dachten we. We waren toen al geïnteresseerd in de historische geografie van onze regio en stelden ons een aantal vragen. Hoe kon een groot leger als het Duitse – we hadden vooral het beeld van het Duitse leger uit de Tweede Wereldoorlog voor ogen (dankzij een schare films die we in de bioscopen gezien hadden) - al het materieel en de troepen via deze flessenhals richting Ieper krijgen? We zagen een aantal hoogtes in het landschap opduiken, waaronder Kruiseke en Zandvoorde. Wie zijn artillerie op die hoogtes kon opstellen, kon de Ieperbaan stelselmatig onder vuur nemen. Waarom werden de steden Ieper en Menen in die vier jaar nooit bereikt, een strook van amper 20 km., terwijl er gesproken werd  in de vulgariserende boekjes over de oorlog, die we toen gretig doornamen, over slagvelden in het verre Servië en in Griekenland/Turkije, zelfs tot in het verre Congo waar de Force publique duizend km. marcheerde om de Duitsers uit Oost-Afrika te verjagen? Die Ieperbaan leek ons dan ook in oorlogstijden een gevaar, een zeer onveilige plaats om te bivakkeren… Als jonge gast brachten we toen waarschijnlijk ook onbewust de gevaren voor de fietser (fietspaden waren er toen amper op de baan) over op het oorlogsverleden. Soit.
 
De vele gezichten van Menin Road/Ypernstraβe : Max Beckmann en Paul Nash.

Kunstenaars, literatoren of poëten kunnen soms met een rake zin, een adequate tekening of een verrassend kleurenpalet een begrip, een idee, een gedachtegang weergeven. Aan de hand van twee werkjes van twee kunstschilders, de Duitser Max Beckmann en de Engelsman Paul Nash, willen we graag, als inleiding,  de hier voorafgaande statement illustreren.

Max Beckmann (1884-1950) arriveerde als hulpverpleger bij het Duitse Rode Kruis in Wervik op het einde van maart 1915.  Zijn militaire oversten van het XV. Armeekorps hadden  weet van zijn teken- en schildertalent want hij kreeg toen een bijkomende dubbele opdracht: het opsmukken van een Luisenbad in Wervicq-Sud met frisse fresco’s én de illustraties verzorgen voor het boekje Kriegslieder des XV. Korps, 1914-1915, von den Vogesen bis Ypern, uitgegeven door zijn vriend en uitgever Paul Cassirer in Berlijn. Philippe Oosterlinck bezit een authentiek exemplaar van dit boekje met krijgsliederen, maar er zijn verschillende versies/edities in omloop. De voorlaatste pentekening (aanwezig in alle versies/edities) in tekeninkt uit het boekje, waarvan de originele tekening zich in de Staatliche Graphische Sammlung in München bevindt, kreeg de titel “Nach Ypern” mee en is gesigneerd “1915” (zie bijlage 1). Beckmann heeft een aantal pentekeningen gemaakt in 1915 met de stad Ieper op de achtergrond (Ieperse kerktorens en Hallen). In een brief van  7 juni 1915 aan zijn toenmalige vrouw schreef hij dat hij die morgen naar de voorste linies was getrokken en Ieper in de verte had geobserveerd als een fata morgana in de lauwe ochtendschemering. Terug naar de tekening “Nach Ypern”; een schijnbaar pretentieloos motief, een allee, een laan, met aan de kant een paardenwagen. Maar Ieper krijgen we niet te zien, in tegenstelling tot zijn andere tekeningen. Naar waar leidt de laan? Van oktober 1914 tot eind november 1914 had de Eerste Slag bij Ieper de stad niet overgeleverd aan de Duitse troepen, evenmin de gasaanval van eind april 1915, welke Beckmann meemaakte. Ieper werd door het XV. Korps niet bereikt, zoals de tekening van Beckmann (heel op het einde van het boekje) Ieper niet openbaart, Ieper “zonder gezicht, onbereikbaar”. De afgelegde weg van het XV. Korps was lang geweest, van de standplaats Straatsburg tot en met Wervik, even voor Ieper. De laatste pentekening van Beckmann (in het boekje) was trouwens een tekening van Wervik. Onder de tekening “Nach Ypern” werd een gedicht geplaatst, “Um Ypern”, waarbij de eerste strofe luidde:

“Nun schlieβt sich zusammen fest und fester
Der ring um Deinen Graben, deinen Wall!
Es reiβt dich unser Mut nun, unser bester,
Und unsere Kraft im Frühlingssturm zu Fall!”


Paul Nash (1889-1946) was in februari 1917 als tweede luitenant in het Hampshire Regiment naar Ieper gestuurd. Maar enkele dagen voor het begin van de Derde Slag bij Ieper viel hij in een loopgraaf, brak ribben, werd gerepatrieerd en herstelde in Londen.  Daarna ontpopte hij zich als een officieel oorlogsartist. Op basis van zijn fronttekeningen produceerde hij een reeks kleurrijke oorlogsschilderijen. Zoals Beckmann had hij  de Menin Road, weliswaar op een ander tijdstip, beleefd en gezien. In 1919 maakte hij een olieverfschilderij met als voorziene titel “A Flanders Battlefield” (zie bijlage 2).  Maar uiteindelijk kreeg het schilderij de naam  “The Menin Road” mee. Een slagveld, kraters, maar waar is de Menin Road nog terug te plaatsen of te verkennen op het schilderij?  Nash voegde bij het schilderij de tekst: “The picture shows a trait of country near Gheluvelt village in the sinister district of “Tower Hamlets”, perhaps the most dreaded and disastruous locality of any area in any of the theatres of War”. Twee visuele visies op de Menin Road/ Ypernstraβe, maar het is zoals bij “de” of “het” schilderij: iedereen heeft een eigen geschiedenis, en eigen bevindingen/ondervindingen die maken dat “de weg” heel persoonlijke kanttekeningen krijgt.

Misschien moeten we te rade gaan bij de letterkundigen, de poëten. Over het gebied rond de Menin Road schreef de Engelse dichter en prozaschrijver Siegfried Sassoon (1886-1967) in zijn Memoires, alhoewel hij de Derde Slag bij Ieper “miste”: “Ik kon maar moeilijk geloven dat de nevelachtige herfstochtenden, die ik doorbracht in de overbekende bossen, boerderijen en heuvels, tegelijkertijd een betekenisloos licht verspreidden over de Ieper Salient”. Woorden van een heldhaftig officier die ook sterk beïnvloed werd door de omstandigheden waarin zijn soldatenmakkers zich moesten recht houden. Hij werd onlangs in een nawoord bij de vertaling van zijn Memoires door Piet Chielens  bij ons uit een zekere vergetelheid gehaald. Iedereen zijn Ypres salient, zijn Menin Road/Ypernstraβe.

Van de ene vestingstad naar de andere

Tijdens de Oostenrijkse periode werd in 1756 een “calchie” aangelegd tussen de vestingsteden Ieper en Menen. Een belangrijke verkeersader met toltarieven en andere belemmeringen die zo eigen waren aan het Ancient Regime. Maar de gebruiksgraad  was toch aanzienkijk want enkele jaren later werden  “considerabele reparaties” aangebracht.  De staatsbaan eerste klas, zoals die werd genoemd, lag in en naast een groene gordel, een gebied van vooral bossen en moerassen, waarvan het middeleeuwse Rumetrabos één van de exponenten was.  We vergeten soms dat tot zelfs na 1900  de weg gelegen was in een groene zone.  Dit centrale gedeelte van de Ypres Salient was bezaaid met vele zomervilla’s en kastelen, meestal omgeven door parken, als buitengebied van Ieper. Roger V. Verbeke doet daar momenteel onderzoek naar. En de Geluwse gemeentesecretaris Emiel Huys in zijn Geschiedenis van Geluwe schreef bij de terugkeer na de oorlog over zijn geboortedorp Geluwe: “Duizenden granaattrechters vormen duizenden gapende wonden op uw vermorzeld lichaam, waaruit het leven gevloden is. Uw woudsieraad werd u als eene kroon van ’t hoofd gerukt”. Maar anderzijds ook een gebied met sterk verankerde heerlijkheden en lenen, gelegen langs de weg, getuige de unieke ingekleurde kaarten van Geluwnaar Remi Driessen. Beckmann sprak van een vlak land, maar de molshopen, term gebruikt door Dirk Decuypere, zijn er talrijk en vormen er de voorbodes van het Heuvelland, Kruiseke, Zandvoorde en Geluveld. Ze zijn blijvende exponenten van de midden West-Vlaamse heuvelrug. Ze speelden een rol tijdens de schermutselingen van oktober 1914 en zeker ten tijde van de Eerste Slag bij Ieper. Adolf Hitler heeft er van kunnen meespreken toen hij op de Koelenberg eventjes tot rust kon komen.

Het landschap nu als getuige van toen. Een belangrijk gegeven voor het project Menin Road/Ypernstraβe. Hiervoor wordt ook de nodige aandacht gevraagd bij de uitwerking van de historische consistentie van het project. We rekenen hier op de competentie van onze collega’s van Memorial Museum Passchendaele 1917, in het bijzonder Lee Ingelbrecht en Steven Vandenbussche. Naast de kasseiweg, althans tussen Geluveld en Ieper, liep ook de tramverbinding. Geluwe en Geluveld ontwikkelden zich als straatdorpen langs de weg. Het duurde tot enkele decennia geleden, na de fusies van gemeenten, vooraleer daar ook grondige veranderingen in kwam.

De steenweg lag haaks op  de frontlijn, de  frontlijn schommelde, maar Ieper werd door de Duitsers nooit bereikt (7-8 oktober 1914: “de dag dat de Duitsrs in Ieper waren”), de geallieerden geraakten voorlopig niet in Menen. De verschillende slagen bij Ieper hebben de frontzone wil  vertekend, in 1915 kwam Hooge op de frontlijn, in 1917 verschoof het front opnieuw tot aan Geluveld.  Berucht is ook de slag van 20 tot 25 september 1917.  Door het lenteoffensief in april 1918 heroverden de Duitsers het verloren terrein. Het tegenoffensief in september 1918 resulteerde in de bevrijding van Menen op 15 oktober 1918.  Ruim twintig kilometer van elkaar en bijna onbereikbaar gedurende vier jaar.

Belangrijk is het fenomeen kantonnementstad eventjes in de schijnwerper te zetten. Menen is daar een voorbeeld van. Tienduizenden Duitse militairen waren “ingekwartierd” in en rond de grensstad, ook bij vele burgers. We kunnen dit nu nog moeilijk inschatten. De Duitse soldaten trokken geregeld naar de voorste linies voor één of meerdere dagen. Soms kwamen ze terug, soms niet, soms kwamen ze voorbij hun kwartierhuis in een kar of op een wagen, gewond en afgevoerd, soms staken ze nog een hand omhoog om de mensen te groeten die hen hadden opgevangen. Jonge mannen samen in een kleine grensstad: in moeilijke tijden op zoek naar gemakkelijk genot. Muziek op de kiosk, marketentsters die gouden zaken deden, gedurig wachten op de Feldpost, maar straffe opeisingen, de tabaksoogst verliezen, vader die ergens aan de Ijzer aanwezig is, zo dicht en ook zo ver… Maar ook barakkenkampen, depots, distributiehuizen… Soms werd het geroep, het geschreeuw aan het front als een boemerang geprojecteerd op de burgers in de kantonnementsteden Wervik en Menen. Maar ook in de zomer van 1917 bijna volledige ontruiming van Geluwe, Wervik en Menen (gedeeltelijk)… Voor Ieper was dat reeds in 1915 het geval…

De vele functies van Menin Road/Ypernstraβe

Het aanvoeren van materiaal en troepen was een constante. Net enkel via de Menin Road als dusdanig, maar ook via parallelroutes, denken we in Kruiseke aan de Nieuwe Zoetendaalstraat. Laten we nogmaals Emiel Huys aan het woord in zijn Geschiedenis van Geluwe op de datum van 7 oktober 1914: “ ’s Anderendaags vertrok deze voorwacht naar Yper, doch weldra volgde het gros van het IV Ruiterij-Korps. Het was een eindelooze stoet, die langs de groote baan naar Yper trok. Meer dan 12.000 ruiters, verscheidene Jägerbataljons en wielrijders-compagnies, pontonniers met schuiten, auto’s, vrachtwagens en meer dan 600 wagens reden door de dorpsplaats. Tot burgers toe mieken deel van de kolom. Voor de melkerij, weerden verscheidene wagens, tot groote ergernis der bevolking, met boter gesmout”. Aangezien de weg bijna voortdurend bestookt werd door artillerievuur, vielen heel wat doden en gewonden. De steenweg volgde de kim van de heuvelrug. Die hoogtes waren belangrijk voor de inzet van de artillerie.  De weg werd een medische evacuatieroute; maar veel gesneuvelde militairen werden begraven in tientallen militaire begraafplaatsen die ontstonden bij en langs de weg. Ook hierover kan nog wat historisch onderzoek geschieden.

Belangrijk waren ook de materiaaldepots langs de weg. Gekend zijn, aan Duitse zijde, de Pionierparken. De diverse verdedigingslinies, waarbij tunnels aan te pas kwamen, als verbindingsgangen, en betonbunkers kleurden het landschap. De meest gebruikte betonstenen in de Duitse Stellung werden vervaardigd bij de Fronthafen Wervik. Ook medische hulpposten vormden er bruggenhoofden naar de veldhospitalen.

Na de wapenstilstand duurde het nog een tijd voordat noodwoningen opgericht werden langs de steenweg. Toch begon hier de wederopbouw ietwat vlugger dan elders in de regio (al in 1921). Doorsneewederopbouw architectuur was gelukkig niet altijd de norm  (bvb. Geluwe centrum, stationsbuurt Menen): het oorspronkelijk weg- en bebouwingspatroon bleef vrijwel bewaard. Kijkfiles waren er nog niet, maar een beperkt fronttoerisme gebruikte de Menin Road als richtingwijzer om de Salient te bezoeken. Het werk om de gronden en velden te egaliseren, om tonnen materiaal en munitie te  bergen en om lijken op te sporen en waardig te begraven, kon nu echt beginnen… Op hiervoor was de steenweg van groot belang.

Veldambulance op terugtocht: Via Dolorosa. Via Sacra

Om af te sluiten met een beschrijving van een veldambulance op de terugtocht in het Gentse van de Britse romanschrijfster May Sinclair (1863-1945). De tekst werd voor het eerst gepubliceerd in 1914. Deze populaire schrijfster is nu bij ons in de vergetelheid geraakt. We denken dat er van haar bitter weinig, bijna niets in het Nederlands werd vertaald. Dank aan onze collega Mieke Denys om ons deze modernist(e) te hebben helpen herontdekken  en om volgende tekst te hebben vertaald. Waarschijnlijk, bijna zeker, hebben tijdens het conflict heel wat militairen en burgers op de Menin Road/Ypernstraβe één of meerdere aandachtspunten uit de tekst met beide handen onderschreven.

Een rechte afgebakende weg, gelegd op ruwe aarde,
Een geplaveide weg van mooie stad naar stad,
Tussen hoge bomen, de ranke, fijne bomen,
Door het vlakke groene land, langs veldjes vol bloemen, langs zwarte grachten, blakend in de zon.
De straatleggers deden het goed
Met mooie stenen, sterk voor de poten van de ossen en nobele Vlaamse paarden;
En voor de boerenwagens, hoog opgestapeld met koren van de oogst;
Maar de werkers zijn schaars;
Zij en hun stille ossen staan te wachten langs de kant
Langs de weg, vol rumoer van oprukkend geschut, de stormloop van gepantserde wagens en het  gestamp van een leger in opmars naar de strijd;
En, daar waar de beladen boerenwagens voorgingen, brengt onze druipende ziekenwagen zijn rood
En witte oogst van de velden naar huis.
De rechte afgebakende weg, verbrijzeld tot stof, tot een dunne witte wolk,
Rondom de voeten van een regiment, teruggedreven stuk voor stuk,
Geweren voortslepend, en vaandels bedekt met zwart begrafenislaken.
Ongehaast, trots in hun terugtocht.
Ze glimlachen als de Rode Kruisambulance voorbij snelt.
(Je weet niets van schoonheid en van troostloosheid, jullie die de glimlach van een leger in aftocht nooit hebben gezien.)
Zij gaan: en ons fonkelend en lonkend gevaar gaat met hen mee
En onze vreugde om de oogsten die we verzamelden op de velden bij het vallen van de nacht.
En, zoals een onbeminde hand op een kloppend hart, drukt onze veiligheid ons neer.
Veiligheid, zwaar en vreemd, vreemder en toch nog harder,
als , stuk na stervend stuk, het mooie, desolate land
uitwijkt voor de onverdraaglijke  snelheid van een ziekenwagen op de terugtocht
op de Sacrale, Smartelijke Weg.


Vincent Verbrugge