Naamsteen 'Onderwaterzetting 29 oktober 1914'
Praktische info
Wie/Wat
Onderwaterzetting 29/10/1914
Situering
Sluizenbrug (verlaat Veurneambacht)
Nieuwpoort, Nieuwpoort
Datum
1985
Grondplan-luchtfoto
Coördinaten
GPS-Referentie R5829 - Naamsteen - Onderwaterzetting 29 oktober 1914 - Nieuwpoort
DMSX N 51°08'00.7'' - E002°45'27.2''
DMX N 51°08.011' - E002°45.453'
D N 51.133517° - E002.757550°
UTM 31U E 483036 N 5664700
GOOGLE EARTH 51 08.011 N, 002 45.453 E
Kaarten
• Mapquest
Algemene info
'Naamsteen 1914-1918' Nr. 11 - tweede reeks - 1985 De 'naamstenen' werden in de tachtiger jaren geplaatst op belangrijke sites voor het Belgisch leger waar nog geen gedenktekens aanwezig waren. Het gaat telkens om een ruitvormige gedenksteen uit witte natuursteen die schuin tegen rechthoekige sokkel van gewapend beton gevestigd is. Bovenaan het gekleurde wapenschild van de provincie West-Vlaanderen; daaronder "Onderwaterzetting 29 oktober 1914" en het monogram van Koning Albert I. De naamstenen zijn ontworpen en uitgevoerd door Pieter-Hein Boudens, geboren te Brugge op 29 april 1955. De ruitvormige naamstenen meten 80 x 80 x 10 cm. De letters zijn diep V-vormig ingekapt en lichtgrijs gepatineerd. Bovenaan de tekst prijkt het schild van de provincie West-Vlaanderen in geanodiseerd aluminium. Onderaan werd meestal het officieel monogram van Koning Albert I ingekapt als hulde aan deze vorst. Het voetstuk in spanbeton werd gegoten door de firma Hollevoet te Torhout naar een ontwerp van Johan Vansteenkiste, bouwkundig tekenaar bij de Provinciale Dienst voor Cultuur. Het gebied ten westen van de IJzer vormt een waterrijke laagvlakte. Zonder de duinen en een ingewikkeld stelsel afwateringskanalen, sluizen en verlaten zou dit gebied onder water lopen. Het kernstuk van dit alles ligt bij de ‘Ganzenpoot’, het sluizencomplex te Nieuwpoort. Op 18 oktober 1914 stonden 75000 manschappen van het Belgisch leger opgesteld langs een front van 40 km langs de IJzer en het kanaal Ieper-IJzer (tot Steenstrate). De Duitse staf wilde de kanaalhavens Calais, Duinkerke, … veroveren om zo de aanvoer van geallieerde troepen en voorraden vanuit Engeland af te snijden. Een eerste poging om dit te beletten, gebeurde op bevel van generaal Dossin op 20 oktober. Door een inundatie via de verlaten van het ‘springsas’ van de Oude IJzer op 21 oktober liep de polder van Nieuwendamme onder water. Dit gebeurde door de spontane medewerking van de Nieuwpoortse schipper Hendrik Geeraert. Op 22 oktober staken Duitse troepen de IJzer over nabij de bocht van Tervate. Belgische tegenaanvallen slaagden er niet in de Duitsers terug over de gekanaliseerde IJzer te krijgen. Op 25 tot 29 oktober vielen de Duitse aanvallen voorlopig stil. Op 26 oktober trokken de Belgen zich terug op/achter de berm van de spoorlijn van Diksmuide naar Nieuwpoort. De Veurnse onderzoeksrechter Feys suggereerde kolonel Wielemans, chef bij het hoofdkwartier van het Belgisch leger, een inundatie van het gebied tussen de spoorweg en de IJzer. Feys stelde ook voor om beroep te doen op de technische kennis van Karel Cogge, toezichter van de Veurnse Noordwatering. Cogge verstrekte de militaire overheid de technische bijzonderheden voor het overstromingsplan en legde ter plaatse de modaliteiten vast die men moest volgen. Alle openingen onder spoorwegberm werden gedicht. Men probeerde op 27 oktober via de oude Veurnesluis een eerste keer het terrein tussen de spoorwegberm en de gekanaliseerde IJzer te inunderen. Dit leverde niet voldoende resultaat op. Op 29 oktober om 19.30 uur opende schipper Hendrik Geeraert en enkele manschappen van de genie onder leiding van kapitein Umé het verlaat van de Noordvaart. Tijdens het hoogtij stroomden miljoenen liters zeewater de Noordvaart in. Langzaam liep het terrein onder water. Tegen middernacht werd het verlaat gesloten om te beletten dat het water terug zeewaarts zou stromen bij laagtij. Deze handelingen zouden gedurende vier jaar geregeld herhaald worden om de inundatie op peil te houden… Het hernieuwde Duitse offensief van 30 oktober werd letterlijk versmoord. Het gebied tussen de spoorwegberm en de IJzer werd een zompig gebied met eilandjes temidden van een blank gebied dat op de meeste plaatsen slechts enkele tientallen cm onder water stond. Na enkele weken van harde gevechten stabiliseerde het front zich hier meer dan op andere plaatsen. Het beperkte de Belgische verliezen door beschietingen maar het tastte de gezondheid aan van de soldaten die hun dagen in deze modderomgeving moesten doorbrengen.
Extra info
DE ONDERWATERZETTING VAN 29 OKTOBER 1914 Meerdere oorlogsmonumenten herinneren reeds aan de ‘Onderwaterzetting’, zoals de gedenkplaat aan de Duiventoren in Nieuwpoort, het beeld van Karel Cogge in Veurne, de grafsteen met het portret van Hendrik Geeraert op de stedelijke begraafplaats in Nieuwpoort. De naamsteen van de ‘Onderwaterzetting van 29 oktober 1914’ is echter precies aan de sluis van de Noordvaart opgericht om aan de plaats te herinneren waar de hele onderneming met succes is aangevat. In de nacht van 9 op 10 oktober 1914 bereiken de eerste eenheden van het uit Antwerpen teruggetrokken veldleger de kuststreek. Koning Albert weifelt nog tussen het terugtrekken van het leger tot in Noord-Frankrijk of standhouden achter de IJzer. De Franse interventie doet voor de laatste oplossing kiezen. Het gebied ten westen van de IJzer, met een hoogteverschil van 0 tot 5 m, vormt een waterrijke laagvlakte, waarvan het best gekende deel het gebied van De Moeren is. Bij hoogtij stijgt het water tot 4 à 5 m en kan dit gebied zonder de beschermende duinen en een ingewikkeld irrigatienet van vaarten, kanalen, duikers, sluizen en verlaten grotendeels onder water lopen. De kanalen zijn ingedijkt en op die dijken lopen er vaak wegen. De vaarten zijn onbevaarbaar en niet ingedijkt. Het is dit systeem met de bijgaande infrastructuur, waarvan het kernstuk zich in Nieuwpoort bevindt, dat sinds de Middeleeuwen toelaat, dit gebied te laten overstromen om zo de rest van Vlaanderen te beschermen tegen de invallen van Franse zijde. Maar nu daagt de vijand op van de andere zijde, waar het terrein hogergelegen is en een eventuele onderwaterzetting misschien niet het gewenste resultaat zal opleveren. Op 18 oktober telt het Belgische leger nog 75000 weerbare mannen, die opgesteld zijn langs de IJzer en het kanaal Ieper-IJzer tot Boezinge, d.w.z. een front van ca. 40 km. De Duitse staf wil de kanaalhavens verwerven om zo de aanvoer voor het Franse en vooral voor het Britse leger te bemoeilijken. Reeds vanaf de l9de eeuw worden de Belgische officieren in de Militaire School vertrouwd gemaakt met de verschillende technieken van het onderwaterzetten van een gebied. Bij hun aankomst aan de IJzer vragen zij zich dan ook af op welke manier ze dit gebied onder water kunnen zetten. Vanzelfsprekend willen ze de belangrijke natuurlijke hindernis, die de gekanaliseerde IJzer vormt, niet zomaar prijsgeven. De eerste onderwaterzetting gebeurt daarom door het openen van het verlaat van de Oude IJzer, daar die niet ingedijkt is, waardoor de kreek van Nieuwendamme op 21 oktober onder water loopt. Op die manier is het bruggenhoofd van de Palingbrug en het sluizensysteem beveiligd, maar dit blijkt onvoldoende. Men dient nog verder vertrouwd te geraken met het specifieke hydrografische systeem van het gebied, zodat pas later de hele frontlijn onder water kan gezet worden. Op 22 oktober steken de Duitsers de IJzer over in de bocht van Tervate. Opeenvolgende Belgische tegenaanvallen slagen er niet in de vijand terug over de gekanaliseerde IJzer te drijven. De Duitsers consolideren hun positie op de linkeroever. Gelukkig valt hun aanval stil tussen 25 en 29 oktober. Op 26 oktober trekken de Belgen zich terug op de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide. De toestand wordt uiterst kritiek. De Franse troepen blazen de brug op over het kanaal Nieuwpoort-Veurne, waardoor de schuifdeuren van de Noordvaart in niemandsland komen te liggen. Gelukkig hebben de Duitsers het strategische belang van het sluizensysteem niet ingezien. Na een eerste mislukte poging in de nacht van 26 oktober, wordt op 27 oktober een nieuwe poging ondernomen met de hulp van Karel Cogge, werkzaam bij de (Dienst) Wateringen, om het gebied tussen de spoorwegberm en de gekanaliseerde IJzer onder water te zetten. Men wil het water bij hoogtij via de geopende sluisdeuren het oude kanaal van Veurne laten binnenlopen. Verder moeten allerlei grondduikers, spoorwegovergangen, sloten e.d. gedicht worden. De handeling wordt op 28 oktober herhaald, maar ook nu stijgt het water te weinig. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, omdat er te weinig verval is tussen hoog- en laagtij en één van de duikers te nauw is, heeft de onderwaterzetting niet het verhoopte succes. Nu rijst het gevaar dat de Duitsers zich bewust zullen worden van de overstroming en het water weer naar zee zullen afvoeren via de schuifdeuren van de Noordvaart. Nog een dag later zal binnenschipper en gelegenheidssluiswachter Hendrik Geeraert, vergezeld van een geniedetachement en een peloton karabiniers, op vraag van de Belgische legerleiding het verlaat van de Noordvaart openen. Gelukkig zijn de sluisdeuren nog niet door de Duitsers bezet. Het wordt een delicate onderneming, want men heeft telkens maar vijf minuten om de sluizen te openen en weer te sluiten. Tijdens het hoogtij komt zowat 700.000 m³ water in de Noordvaart terecht en overstroomt de vlakte. Tegen middernacht wordt het verlaat opnieuw gesloten. De operatie wordt telkens herhaald en de laatste maal in de nacht van 1 op 2 november als de hoogste waterstand bereikt wordt. De alsmaar hogere getijden smoren het grote Duitse offensief, dat op 30 oktober gestart is. Een onwaarschijnlijk tafereel ontrolt zich voor de Duitse ogen. De opvallend modderige weilanden, die ze bij hun opmars reeds achter zich gelaten hebben, lopen volledig onder. Ze worden ingesloten. In allerijl trekken ze zich terug, wadend en ploeterend in het stijgende water. Daarbij moeten zij hun artillerie en talrijke mitrailleurs achterlaten. Op bevel van generaal von Beseler zullen ze stellingen innemen achter de IJzer. De Belgen beschermen het zo belangrijke sluizencomplex in Nieuwpoort zorgvuldig en houden door het regelmatig openen van het verlaat van de Noordvaart het water op peil. In november bereikt het water het peil van 3,25 m. In de zomer wordt zelfs via het kanaal Veurne-Duinkerke water aangevoerd voor de inundatie. De Belgen onderhouden ook in moeilijke omstandigheden de zo belangrijke sluisdeuren en de sluisgebouwen, die blootstaan aan beschieting en ontgronding. Het is meer dan eigenaardig, dat de Duitsers zo goed als niets ondernemen om het sluis- en verlatencomplex van Nieuwpoort te veroveren, nochtans ligt daar de sleutel van het waterbeheer in de polders. De Duitse legerleiding schrijft het stijgende waterpeil aanvankelijk.toe aan de hevige regenval en aan de beschadiging van de dijken door de artilleriebeschieting. De rol van Nieuwpoort bij de inundaties is nochtans sinds de Middeleeuwen aangewend om militair-strategische redenen. Het gebied tussen de gekanaliseerde IJzer en de spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide wordt gedeeltelijk een zompig gebied, deels een meer met eilandjes, dat zich over een lengte van 10 km en een breedte van 2 à 3 km uitstrekt. Het water staat gemiddeld 10 tot 30 cm hoog, maar op sommige plaatsen bereikt het een hoger peil. Het is noodzakelijk om alle gaten te stoppen, die onder de spoorwegberm doorlopen. J. Massart schrijft in ‘Le Front de Flandre’ dat er 5 grote en 17 kleine openingen waren. Het gebied ten westen van de spoorlijn waar de Belgische troepen gelegerd zijn, is nu wel beschermd tegen de watertoevoer, maar de waterafvoer in de polders is tegelijk ook afgesloten. Daarom wordt het Veurnesas bij laagtij geopend, zodat het water weer kan wegstromen. Wanneer deze sluis vernietigd wordt, werpt men een enorme dam op met meer dan 1 miljoen zandzakjes tussen de havengeul en de Oude Veurnevaart. Het openen en sluiten van de sluizen wordt ook aangewend om de Duitsers te dwarsbomen. Bij laagtij laten de Belgen het kanaal van Plassendale leeglopen en zo geraken de Duitse schuiten die voor de bevoorrading zorgen, vast in de modder. Ook kan men door de plotse niveauschommelingen van het water bereiken, dat de bruggen die de Duitsers telkenmale over de IJzer werpen, loskomen en samen met de boten naar zee worden gesleurd. De Belgen verrichten naderhand nog inundaties aan de Blankaart, de gekanaliseerde Ieperlee en de Handzamevaart. Voor de onderwaterzetting van het gebied tussen Fort Knokke en Drie Grachten wordt het water van de IJzer aangewend. Gelukkig is de linkeroever een stuk hoger dan de rechteroever en loopt alleen de Duitse kant onder water. Ook kan men de vallei van Fort Knokke tot aan de Franse grens onderwaterzetten door het opwerpen van een dam in de IJzer precies aan Fort Knokke. Het spreekt voor zich dat in de daaropvolgende jaren vooral de bruggen en in 1918 ook de sluizen het mikpunt zijn van vijandelijke bombardementen en herhaaldelijk moeten worden heropgebouwd of verstevigd met zandzakjes. Het uitgestrekte geïnundeerde gebied stabiliseert meer nog dan op andere plaatsen het front. Bij laagtij worden er verdedigingswerken uitgevoerd, loopbruggen aangelegd en voorposten in het water ingericht op de eilandjes of in de ruïnes van de hoeves. De onderwaterzetting beperkt de Belgische verliezen door het vuur, maar het tast de gezondheid aan van de als termieten levende soldaten. Terwijl er in de Duitse, Franse en Britse legers aan het Westelijke Front een verhouding is van zes gesneuvelden tegen één dode wegens ziekte, is dat in het Belgisch leger een verhouding van twee tot één. (Bron: Catalogus ‘Naamstenen 1914-1918’, Provincie West-Vlaanderen 1988)
Gerelateerde links
Andere items in Nieuwpoort