Naamsteen 'Eindoffensief Steenbeek 28 september 1918'
Praktische info
Wie/Wat
Eindoffensief Steenbeek
Situering
Boezingestraat, rechts richting Boezinge, ter hoogte van de Steenbeek
Langemark, Langemark-Poelkapelle
Grondplan-luchtfoto
Coördinaten
GPS-Referentie R5763 - Naamsteen - Eindoffensief Steenbeek 28 september 1918 - Langemark
DMSX N 50°54'26.6'' - E002°54'47.5''
DMX N 50°54.443' - E002°54.791'
D N 50.907377° - E002.913183°
UTM 31U E 493895 N 5639528
GOOGLE EARTH 50 54.443 N, 002 54.791 E
Kaarten
• Mapquest
Algemene info
'Naamsteen 1914-1918' Nr. 24 - vijfde reeks - 1988 Op 29 september 1988 werd de vijfde reeks 'naamstenen' (Eindoffensief Stadenberg 1918, Eindoffensief Steenbeek 1918, Eindoffensief Bos van Houthulst 1918, Eindoffensief Passendale 1918) plechtig onthuld. De 'naamstenen' werden in de tachtiger jaren geplaatst op belangrijke sites voor het Belgisch leger waar nog geen gedenktekens aanwezig waren. Het gaat telkens om een ruitvormige gedenksteen uit witte natuursteen die schuin tegen rechthoekige sokkel van gewapend beton gevestigd is. Bovenaan het gekleurde wapenschild van de provincie West-Vlaanderen; daaronder "Eindoffensief Steenbeek 28 september 1918"; onderaan het monogram van koning Albert I. De naamstenen zijn ontworpen en uitgevoerd door Pieter-Hein Boudens, geboren te Brugge op 29 april 1955. De ruitvormige naamstenen meten 80 x 80 x 10 cm. De letters zijn diep V-vormig ingekapt en lichtgrijs gepatineerd. Bovenaan de tekst prijkt het schild van de provincie West-Vlaanderen in geanodiseerd aluminium. Onderaan werd meestal het officieel monogram van Koning Albert I ingekapt als hulde aan deze vorst. Het voetstuk in spanbeton werd gegoten door de firma Hollevoet te Torhout naar een ontwerp van Johan Vansteenkiste, bouwkundig tekenaar bij de Provinciale Dienst voor Cultuur.
Extra info
HET GEALLIEERDE EINDOFFENSIEF VAN 1918 Het thema van de vijfde reeks ‘Naamstenen’ herinnert aan plaatsen en gebeurtenissen, die plaatsgrepen tijdens de eerste en waarschijnlijk meest beslissende fase van het eindoffensief in het najaar van 1918, namelijk de inname van de Vlaamse heuvelkam van 28 september tot 4 oktober. De poging van de Duitse generaal Ludendorff om in het voorjaar van 1918 met een laatste en definitieve uitval de strijd te winnen en dan vrede te sluiten, mislukt. Daarna zijn de geallieerden niet alleen sterk in de meerderheid door de aankomst van meer dan een miljoen Amerikaanse soldaten in mei 1918, maar bovendien kennen ze voorafgaandelijk de Duitse aanvalsplannen. Ze zijn in staat de verzwakte Duitse eenheden te overrompelen en de slag aan de Marne te winnen. Vanaf augustus worden de eerste diplomatieke vredesbesprekingen reeds voorbereid. Toch wordt de strijd verder gezet. De geallieerden geloven in hun succes en bereiden snel en in alle stilte een verrassingsaanval voor. Beschermd door een artificiële mist vallen zij op 8 augustus in Artesië aan met behulp van 456 tanks. Die dag worden er zeven Duitse Divisies volledig vernietigd. De Duitse legeroverheid is compleet ontredderd. Op 20 augustus is er een geslaagde Franse aanval tussen Oise en Aisne en een Brits succes ten noorden van de Somme. Vervolgens worden drie grote,samenlopende eindoffensieven voorbereid: op 26 september in de Argonne; op 27 september aan de Somme; en op 28 september in Vlaanderen. Koning Albert wenst met zijn leger deel te nemen aan het eindoffensief. Het door hem vooropgestelde aanvalsplan wordt echter niet aangenomen. Op 2 september geeft maarschalk Foch aan maarschalk Haig en luitenant-generaal Gillain de opdracht zijn aanvalsplan voor Vlaanderen te bestuderen. De linkervleugel van de geallieerde legers moet een overvleugelende beweging uitvoeren. De ‘Vlaamse heuvelkam’ zal worden veroverd en vandaar moet er worden doorgestoten in de richting van Roeselare en Kortrijk. Het gehele offensief valt uiteen in vier fasen: -eerste fase: de veldslag van de Vlaamse heuvelkam, 28 september tot 4 oktober; -tweede fase: de veldslag bij Torhout-Tielt, 14 tot 30 oktober; -derde fase de slag aan de Leie en aan het afleidingskanaal, 13 oktober tot 10 november; -vierde fase: de slag aan de Schelde en aan het kanaal van Terneuzen, 11 november. De vierde fase is nooit uitgevoerd, want op 11 november wordt de wapenstilstand gesloten. DE VORMING VAN DE LEGERGROEP VLAANDEREN Het Belgische leger kan de aanvalsopdracht in Vlaanderen uiteraard niet alleen aan. Noch de troepen, noch het terrein zijn ingesteld op een aanvalsoorlog. Denken we maar aan het onderwatergezette terrein, de vele opgeblazen bruggen en het uitgebreide loopgravennet dat de voorbije jaren is uitgebouwd. Daarom wordt de Legergroep Vlaanderen gevormd, waarin de volgende legers zijn opgenomen: 1. het volledige Belgische Leger (o.l.v. luitenant-generaal Gillain); 2. het 2de Britse Leger met tien Infanteriedivisies (o.l.v. generaal Plummer); 3. het 2de Franse Cavaleriekorps met drie Divisies, de 2de, 4de en 6de (o.l.v. generaal Robillot); 4. drie Franse Legerkorpsen met elk drie Infanteriedivisies het 7de Franse Legerkorps (o.l.v. generaal Massenet), het 34ste Franse Legerkorps (o.l.v. generaal Nudant), het 30ste Franse Legerkorps (o.l.v. generaal Penet); 5. twee Amerikaanse Divisies Het reële opperbevel wordt in handen gegeven van de Franse Divisiegeneraal Degoutte en koning Albert krijgt het nominale opperbevel. Het Belgische hoofdkwartier is gevestigd in Houtem, het Franse in Hondschote. Op 26 september zullen de aanvallen over de hele frontlinie aanvatten. De Frans-Amerikaanse legers zullen oprukken van zuid naar noord in de richting van Mezières, om aldus de Duitsers te blokkeren tegen het Ardennenmassief. Op 27 september zullen de Engelse legers, op de linkerflank gesteund door de Franse legers, aanvallen in de richting van Cambrai en St. Quentin. De aanval in Vlaanderen is voor 28 september gepland. Het Belgisch leger zal tussen Wieltje en de Blankaartvijver een aanval uitvoeren met in totaal negen Belgische Divisies en één Franse, onderverdeeld in drie groepen (Zuid, Centrum en Noord). Hoe is het ondertussen met de Duitse legers gesteld? Het Westelijke Front strekt zich uit van de Noordzee tot Armentières. Hier staan 197 divisies opgesteld, waaronder zes divisies van de Noordzee tot Ieper. Het moreel van de Duitse soldaten is zeer laag. Ze zijn moe en tellen vele verliezen. Sommigen gaan zelfs plunderen omdat er te weinig eten voorhanden is. Ook vanuit het thuisfront komt er weinig opbeurend nieuws. Alle beschikbare manschappen worden echter opnieuw verdeeld over de verschillende compagnieën, om terug het strijdtoneel op te gaan. De Duitse soldaten zijn er zich evenwel van bewust dat het terugtochtgevechten zullen worden. Het terrein dat de Duitsers te verdedigen hebben, is enerzijds, de streek tussen Nieuwpoort en Diksmuide, met ondergelopen delen langs de oevers van het kanaal Diksmuide-Handzame en anderzijds de streek ten zuiden van Diksmuide met zijn breedgolvende vlakte, die geleidelijk in de Vlaamse heuvelkam overgaat. Deze kam loopt van Klerken naar Ieper over Terrest-Stadenberg-Westrozebeke-Passendale-Zonnebeke. Hij is over een diepte van 10 tot 15 km met drie belangrijke stellingen versterkt, die op hun beurt door verscheidene linies worden beschermd. De toestand van het terrein vanaf de Belgische frontlijn tot voor deze heuvelkam is onvoorstelbaar slecht. De meeste bomen en struiken zijn vernield. Het is één grote vlakte, op het Bos van Houthulst na, doorzaaid met onderwatergelopen granaattrechters. Bijna alle wegen zijn verdwenen. Het wordt een ontzettend moeilijk gevechtsterrein, waar men dagelijks in mist en regen door het slijk van granaattrechter tot granaattrechter zal moeten waden. Er is bovendien een nazomer met zware regenval op komst. Dit terrein wordt verdedigd met drie opeenvolgende stellingen, die op 4 à 5 km van elkaar gelegen zijn. De eerste stelling heeft een diepte van 2,5 km en omvat 4 linies: de ‘Frankenstellung’, de ‘Preussenstellung', haar ontdubbeling en ‘de Bayernstellung’. Ze zijn gedeeltelijk opgebouwd uit loopgraven en een aantal zware bunkers, die o.a. de zware aanvallen van 1917 hebben doorstaan. Het zijn belangrijke steunpunten, die als mitrailleursposten worden gebruikt. Het is in hoofdzaak een defensiezone, waarin het strategisch belangrijke Bos van Houthulst ligt waar heel wat artilleriegeschut verdekt staat opgesteld. Vier kilometer achter de ‘Bayernstellung’ loopt de ‘Flandern II Stellung’ met twee linies: één aan de westelijke voet van de Vlaamse heuvelkam en één op de kam of op de onmiddellijke tegenhelling. Hier is evenmin een echt loopgravensysteem uitgebouwd, het terrein is echter minder beschadigd. Er zijn een groot aantal betonnen schuilplaatsen, al of niet ingegraven, soms zelfs met een driedubbel versperringssysteem. Een aantal zgn. ‘bretelstellungen’ (verbindingsstellingen) verbinden de 1ste en de 2de linie met elkaar. Deze stellingen kunnen eventueel ook dienen voor het uitvoeren van tegenaanvallen. De mitrailleuses zitten verstopt in de bomen, onder het puin van boerderijen of in gecamoufleerde bunkers. Tenslotte is er de ‘Flandern I Stellung’, die op meer dan 4 km van de ‘Flandern II Stellung’ gelegen is en waarvan de juiste ligging op dat ogenblik niet precies door de geallieerden gekend is. Dit is meteen de verklaring voor het mislukken van het doorbraakplan. Het landschap en de huizen hebben hier weer hun normale uitzicht verkregen. Deze stelling loopt van Zarren in het oosten tot Ledegem in het westen over Oostnieuwkerke, de Kollemolenhoek, de Margermeire en Moorslede. De linie is zeer goed uitgebouwd: met loopgraven, bunkers, een Blockhaus en uitgestrekte prikkeldraadversperringen. Als de drie stellingen op hun tactische waarde beoordeeld worden, valt het op, dat het grootste deel van de troepen vooraan geconcentreerd zit. Nog steeds hecht men teveel belang aan de verdediging van veroverd gebied en een aantal vaste steunpunten. Eens te meer is er gekozen voor een uitgestrekte frontlijn en met daarachter een opstelling in de diepte. Volgens de auteur Weemaes zouden ‘elastische terugtochten’ een betere oorlogsstrategie zijn geweest. Bij het overzien van dit terrein met zijn drie stellingen staat het Belgische deel van de Legergroep Vlaanderen dan ook een weinig bemoedigende opdracht te wachten, maar het moreel is sterk en de vijand is, ondanks zijn taaiheid, uitgeput. Bovendien zijn de Duitsers op het ogenblik van de aanval nog een deel van hun divisies aan het herschikken, waardoor hun weerstand wordt verzwakt. Keren we nog even terug naar het aanvalsplan van maarschalk Foch, dat hij voor de Legergroep Vlaanderen opgemaakt heeft: De Duitse verbindingen met de kust moeten worden afgesneden, vandaar dat Brugge moet worden veroverd en de Duitsers verder oostwaarts gedreven worden. Aan de rechterkant moet naar de Leie opgerukt worden, vanuit Komen naar Gent, om de opmars naar Brugge te dekken en het hoofd te bieden aan de vijand, die vanuit het zuiden zou kunnen oprukken. Dit is in grote trekken het plan De nadruk wordt gelegd op het feit dat de aanval snel en onverwacht moet gebeuren, het liefst vroeg in de ochtend. De artilleriebeschieting, die de aanval voorafgaat moet kort en hevig zijn. Daarna moet de aanval in een hoog tempo in de diepte verder gezet worden. Meer concreet betekent dit het veroveren van het vijandelijk artilleriegeschut en het bepalen van een geschikte uitgangsstelling om verder in de diepte op te rukken. De bevelhebbers zullen hier al hun beoordelingsvermogen moeten aanwenden om de juiste timing van de actie te bepalen en het weerstandsvermogen van de vijand in te schatten. Over een front van 12 km tussen de inundatie van de Blankaart en Ieper worden de drie aanvalsgroepen in linie gebracht. Het Britse 2de Leger zou via Geluveld naar de Leie oprukken. Merkwaardig genoeg geven zowel generaal Gillain als generaal Degoutte elk een eigen interpretatie aan dit plan. Enkele dagen vóór de aanval, moeten de plannen zelfs nog aangepast worden en tijdens de aanval zal de tegenstrijdige interpretatie nogmaals blijken, waardoor het Belgische leger meer dan eens blijk geeft van een ongecoördineerd optreden. DE VEROVERING VAN DE VLAAMSE HEUVELKAM 28 SEPTEMBER 4 OKTOBER 1918 De gebeurtenissen Op 28 september om 2u.30 's morgens breekt een hevig bombardement los van de Noordzee tot Ieper. De Duitse reactie tussen Wieltje en de Blankaartvijver is zwak, het is nog donker en er is een artificiële mist opgetrokken. Talrijke Duitse eenheden worden juist tijdens de aflossing aangevallen en zoeken een veilig onderkomen. De eerste linies bieden dan ook weinig weerstand, ze zijn compleet verrast. Er worden trouwens geen gecoördineerde opdrachten gegeven. Het artillerievuur van de Belgen schiet vlug op, maar het drassige terrein wordt een grote vijand die de opmars aanzienlijk zal vertragen. Bovendien gaat het stortregenen: de manschappen worden doornat, sommige groepen hebben niet eens behoorlijke regenkledij meegenomen. Het terrein wordt herschapen in een modderpoel vol gevaarlijke granaattrechters. In de vroege morgen worden de eerste vier stellingen reeds veroverd. De aanvalstroepen stoppen daarna op een veilige afstand voor de ‘Flandern II Stellung’ en wachten op het bevel om verder op te rukken. Nochtans veronderstelde de Belgische legerleiding in het begin dat er op dit terrein niet veel vijandelijke troepen stonden opgesteld. Ware het dan niet beter geweest om toch direct op te rukken? Waarschijnlijk wel. Natuurlijk zijn de manschappen zeer moe. Op korte tijd zijn zij 5 km opgemarcheerd, in een zeer lastig terrein waar men zich met een kompas moet oriënteren onder een niet georganiseerd maar toch verraderlijk vijandelijk vuur. Zij hebben enige rust nodig en moeten zich herorganiseren. Maar daartegenover staat dat de Duitsers die prachtige kans zullen aangrijpen om de Vlaamse heuvelkam te reorganiseren. De soepele opmars van de infanterie zal vanaf dan, (ca. 8 uur 's morgens) behoorlijk gehinderd worden. Maar laten we het bereikte resultaat even groep per groep bekijken: 28 september. Groepering Zuid De troepen staan opgesteld tussen Wieltje en Langemark. Ze zijn gestart om 5u.30. Het eerste deel van de opmars verloopt zeer vlot. Gesteund door een goed artillerievuur verovert de Infanterie de 3 Linies van de 1ste stelling. Enkele vijandelijke weerstandsnesten zijn het zwijgen opgelegd en de Steenbeek, die te midden van het drassige landschap moeilijk te situeren is, wordt overgestoken. De infanterie wacht nieuwe bevelen af voor een verdere opmars naar de ‘Flandern II Stellung’. De beschietingen van de artillerie zijn gestopt om 8 uur. Het verdere verloop van de dag zal door gebrek aan communicatie en coördinatie eerder verward zijn. De artillerieondersteuning is beperkt geworden, soms kan het zwaardere geschut in de drassige grond niet meer vooruit. De eenheden vorderen dan ook ongelijk, waardoor de verst gevorderden in een gevaarlijke pijlstelling terechtkomen. De trage opmars geeft de verraste Duitsers tot tweemaal toe een uitstekende gelegenheid om de stellingen op de heuvelkam te organiseren en te verstevigen. Bovendien kunnen de Duitse mitrailleurs nu veel beter schieten op de traagvorderende Belgische infanteristen. Het eindobjectief is 's avonds nog niet bereikt, alhoewel sommige regimenten reeds contact hebben met de tweede linie van de ‘Flandern II Stellung’. Het dorp Passendale is bereikt maar de Duitsers bezetten de dominerende hoogten van het dorp en de omgeving. Groepering Centrum De troepen staan opgesteld tussen Langemark en Mangelare. De eenheden vorderen 's morgens behoorlijk. Toch zijn er enkele gevaarlijke momenten: een bataljon valt zonder officieren en de commandant wordt gekwetst, ze moeten de terugtocht aanvatten, maar krijgen uiteindelijk ondersteuning van andere eenheden. De toestand in de late namiddag verandert weinig. Generaal Jacques wil met de steun van een Franse divisie kost wat kost nog die dag de heuvelkam veroveren. De aanval moet afgelast worden, omdat de Franse Generaal te lang de noodzaak van hulp blijft betwisten. Weer is er een mooie gelegenheid tot aanvallen verloren gegaan. Op het einde van de dag is de 9de Infanteriedivisie tot voorbij de ‘Flandern II Stellung’ gekomen. De 3de Infanteriedivisie wordt onder vuur genomen vanuit het ‘Bos van Houthulst’ en vordert daardoor slechts traag. Bovendien slagen ze er niet in de stelling te bereiken. Groepering Noord De troepen staan opgesteld tussen Mangelare en de Blankaartvijver. De onderscheiden divisies hebben elk een specifieke taak. Van de 7de Infanteriedivisie wordt veel verwacht, namelijk de verovering van het gevreesde Bos van Houthulst, dat men oorspronkelijk liever uit de weg wilde gaan. Vanaf het begin van de aanval staat deze divisie onder een hevig bombardement vanuit het Bos van Houthulst. Toch schieten ze vlug op. Wanneer het begeleidende artillerievuur stopt gaat de opmars ook hier veel trager. De 1ste Divisie moet de kam van Klerken innemen en daarna de Zarrenbeek. In het begin verloopt alles vlot. Houthulst dorp wordt reeds om 10u.00 veroverd. Enkele merkwaardige voorvallen spelen zich af. Een bataljon van het 3de Linieregiment dat de weg Klerken-Houthulst moet halen, wordt verkeerdelijk gedurende drie uur onder vuur genomen door de eigen artillerie. Een andere moeilijkheid is dat het 2de Linieregiment teveel naar rechts uitwijkt en in contact komt met de Groepering Centrum, terwijl het een verbinding moet maken met de andere divisies van Groepering Noord. De opdracht van de 10de Infanteriedivisie is moeilijk en ingewikkeld. Van bij de start worden ze onder vuur genomen van op plaatsen, die door de Belgische batterijen moeilijk kunnen geraakt worden. Vrijwel onmiddellijk, gaat 1/5 van het effectief verloren. De hele divisie moet zich ten eerste door een nauwe strook tussen de overstroming van de Blankaartvijver en de noordgrens van de 1ste Infanteriedivisie wringen om zich dan waaiervormig te ontplooien. Bovendien moeten ze de ‘Steenbeek’ oversteken, wat niet overal even gemakkelijk gaat. Woumen wordt niet bereikt, maar het kasteel De Blankaart wordt wel ingenomen. De 4de Infanteriedivisie moet het gebied tussen Woumen en Diksmuide zuiveren en samen met de 1ste Infanteriedivisie Woumen bevrijden. De aanval van 28 september levert de volgende resultaten op: het uiteindelijke 'doel', het bereiken van de Vlaamse heuvelkam wordt niet gehaald. Toch hebben de Belgen hard gestreden. Zij zijn 3 tot 8 km vooruitgegaan tot voorbij de eerste lijn van de ‘Flandern II Stellung’, die loopt van het zuiden van Spriet tot Beselare. En bovendien wordt het ‘Bos van Houthulst’ bijna volledig gezuiverd van de Duitse troepen. 29 september. Op 29 september om 6u.00 's morgens vallen de Groepering Noord en Centrum, na een voorafgaandelijke artilleriebeschieting, samen de Vlaamse heuvelkam aan. De 4de Infanteriedivisie zal de aanval van Groepering Noord begeleiden, omdat ze samen het gebied tussen Klerken en het Bos van Houthulst moeten veroveren én omdat ze in samenwerking met de linkervleugel van de Groepering Noord straks de stad Diksmuide moet omsingelen. De Groepering Zuid valt 's nachts aan in de richting van Moorslede en Keiberg. Onderweg moet het dorp ‘Passendale’ ingenomen worden. De naamsteen van het Eindoffensief ‘Stadenberg’ herinnert vooral aan het verdere optreden van Groepering Centrum. Groepering Centrum De 3de Infanteriedivisie moet de ‘Stadenberg’ veroveren met de hulp van het spervuur van de 9de Infanteriedivisie. De 1ste lijn van de ‘Flandern II Stellung’ wordt veroverd, maar de 3de Infanteriedivisie wordt op deze lijn gestopt door mitrailleurvuur vanop de heuveltoppen o.a. vanuit ‘Stadenberg’, waar de Duitsers nog altijd het voordeel van het hoogteverschil uitbuiten. Een bom heeft ondertussen de brug over de Broenbeek aan het kruispunt Ney vernield. Hierdoor ontstaan geweldige opstoppingen en geraakt de bevoorrading in de war. 's Middags moet Stadenberg veroverd worden. Daarna moeten de 3de Belgische en de 128ste Franse Infanteriedivisie samen verder oprukken naar Staden, Gits en Lichtervelde. Een Duitse tegenaanval wordt door de Belgische artillerie gestopt. De eigen aanval mislukt echter. De tweede aanval om 16u.00, is moordend maar succesvol. Rond 18u.00 wordt de kam tenslotte bereikt. Men geraakt zelfs nog 200 à 300 m verder. De 3de Infanteriedivisie heeft haar eindobjectief bereikt. De resultaten Kijken we naar de resultaten van de dag, dan valt het op dat de Groepering Noord haar deel van de Vlaamse heuvelkam grotendeels heeft veroverd. De 1ste Infanteriedivisie gaat er zelfs over en stopt voor Terrest. De lijn Esen-Zarren is bereikt en de 4de Infanteriedivisie rukt op tot voorbij Esen, zodat de Duitsers, uit angst omsingeld te worden, het dorp ontruimen en achteruittrekken. Dit betekent uiteraard een grote morele overwinning. De vooruitgang van de Groep Centrum is niet spectaculair maar toch voldoende. De Groepering Zuid verovert Moorslede, dringt plaatselijk door in de ‘Flandern II Stellung’ en houdt Westrozebeke onder schot. De eerste fase van het eindoffensief, het bereiken van Vlaamse heuvelkam is niet zo snel gegaan als men wel verwacht heeft. Het terreinvoordeel dat de snelle opmars van de eerste uren opleverde, wordt niet snel genoeg aangewend en het geeft de Duitsers de gelegenheid om na hun eerste ontreddering de stellingen van de troepen te herschikken en te verstevigen. De eerstvolgende dagen moeten de Belgische troepen het bereikte resultaat in de diepte exploiteren. De streek van Roeselare en de hoogten van Tielt moeten zo vlug mogelijk bereikt worden om te kunnen doorstoten naar Gent. Maar nergens geraakt men door de ‘Flandern I Stellung’. De weerstand van die linie is veel sterker dan men ooit verwacht heeft. Vanaf 30 september tot 4 oktober verandert de situatie nog nauwelijks. De volledige doorbraak in het Duitse front wordt niet gerealiseerd. En een nieuw plan moet uitgewerkt worden om de Duitsers af te snijden van de kust en hen oostwaarts te drijven. Pas op 14 oktober wordt de ‘Flandern I Stellung’ veroverd. De Britten van hun kant beheersen de Leie van Armentières tot Wervik. Pas op 16 oktober zal het front aan de IJzer in beweging komen en 's avonds is de rivier van Nieuwpoort tot Diksmulde terug in Belgische handen. Van 31 oktober tot 10 november wordt de Slag aan de Leie en het afleidingskanaal uitgevochten. Op 11 november 1918 wordt eindelijk de wapenstilstand gesloten. (Bron: Catalogus ‘Naamstenen 1914-1918’, Provincie West-Vlaanderen 1988)