Albertina memorial 'School van de Koningin 1915-1918'
Practical info
Who/What
School van de Koningin
Location
Hoek Lobbestraat/Katjeshillestraat
Wulveringem, Veurne
Date
12/11/1987
Coordinates
GPS-Reference R5924 - Naamsteen - School van de Koningin 1915-1918 - Wulveringem
DMSX N 51°01'34.5'' - E002°40'10.4''
DMX N 51°01.575' - E002°40.173'
D N 51.026250° - E002.669556°
UTM 31U E 476825 N 5652795
GOOGLE EARTH 51 01.575 N, 002 40.173 E
Maps
• Mapquest
Info
'Naamsteen 1914-1918' Nr. 21 - vierde reeks - 1987 Op 12 november 1987 werd de vierde reeks 'naamstenen' (Grote Wacht Reigersvliet, Luigem Schiereiland, De Kippe Slag van 17 april 1918, School van de Koningin 1915-1918 in Vinkem) plechtig onthuld bij de gedenksteen van Drie Grachten. De 'naamstenen' werden in de tachtiger jaren geplaatst op belangrijke sites voor het Belgisch leger waar nog geen gedenktekens aanwezig waren. Het gaat telkens om een ruitvormige gedenksteen uit witte natuursteen die schuin tegen rechthoekige sokkel van gewapend beton gevestigd is. Deze naamsteen herinnert aan de 'School van de Koningin' (Elisabeth), die op de nabijgelegen hoeve gevestigd was en waar ook een van de koningskinderen school liep. Bovenaan het gekleurde wapenschild van de provincie West-Vlaanderen; daaronder "School van de Koningin 1915-1918"; onderaan het monogram van koning Albert I. De naamstenen zijn ontworpen en uitgevoerd door Pieter-Hein Boudens, geboren te Brugge op 29 april 1955. De ruitvormige naamstenen meten 80 x 80 x 10 cm. De letters zijn diep V-vormig ingekapt en lichtgrijs gepatineerd. Bovenaan de tekst prijkt het schild van de provincie West-Vlaanderen in geanodiseerd aluminium. Onderaan werd meestal het officieel monogram van Koning Albert I ingekapt als hulde aan deze vorst. Het voetstuk in spanbeton werd gegoten door de firma Hollevoet te Torhout naar een ontwerp van Johan Vansteenkiste, bouwkundig tekenaar bij de Provinciale Dienst voor Cultuur.
Extra information
De School van de Koningin 1915-1918 in Wulveringem De betrokkenheid van koning Albert en koningin Elisabeth, zowel bij het leven van de soldaten, als bij dat van de gewone burgers spreekt uit vele voorbeelden. Talloze keren brengen zij een bezoek aan het front om de soldaten morele ondersteuning te bieden. De koningin aarzelt zelfs niet om gekwetste soldaten en slachtoffers van besmettelijke ziekten te bezoeken en bij te staan, of de soldaten op te zoeken op plaatsen die ook haar eigen leven in gevaar brengen. De sociale bewogenheid van beiden voor het leven van de gewone burger en zijn kinderen wordt duidelijk geïllustreerd door de oprichting van de ‘School van de Koningin’ in Wulveringem/Vinkem. De hiernavolgende tekst ontleend aan dr. Luc Schepens in het werk ‘Albert en Elisabeth 1914-1918’ getuigt hiervan: Op 2 september 1915 werd te Wulveringem-Vinkem bij Veurne onder de bescherming van de koning en de koningin een school opgericht voor de kinderen van de frontstreek. Er waren twee afdelingen: de School Marie-José voor jongens en meisjes van 3 tot 8 jaar, en de school Charles Théodore, voor jongens en meisjes van 8 tot 15 jaar. De school werd geleid door een gemobiliseerd onderwijzer uit Lo, Jeróme Noterdaeme, broer van Camille, die onderwijzer was te De Panne en de koningin en de prinsen Nederlands leerde. Gravin van den Steen de Jehay vertelt in haar Mémoires over het ontstaan van deze school: “Omdat de dorpen aan het front begin 1915 vaak gebombardeerd werden, werden de inwoners naar Frankrijk geëvacueerd." Deze maatregel werd niet toegepast voor de afgelegen boerderijen. De boeren mochten blijven wonen, maar wel op eigen risico en op voorwaarde dat ze hun kinderen niet aan het gevaar blootstelden. Daarom werden deze kinderen door het Rode Kruis naar Zwitserland gebracht. Maar deze voorzorgsmaatregel werd door veel gezinnen als een te groot offer beschouwd. Toen de wagen van het Rode Kruis langs kwam, werden de kinderen onmiddellijk verstopt en men verzekerde dat men er geen had. Elke dag vielen er nieuwe slachtoffertjes, gewond of gedood. De koningin was hierdoor erg aangedaan en besloot in juli 1915 voor deze kinderen in Vinkem een toevluchtsoord op te richten, waar de ouders hen zouden kunnen bezoeken. Onmiddellijk stroomden de aanvragen binnen. Er moesten nog andere noodgebouwen worden opgetrokken en het aantal kinderen dat eerst 40 bedroeg, liep vlug op tot meer dan 600. Er werden in Vinkem weldra twee scholen opgericht: de school ‘Marie-José’ voor de kleinen, de school ‘Charles Théodore’ voor de groten. Tussen beide paviljoenen kwam er een kapel (prinses Marie-José deed trouwens daar haar communie in augustus 1916). Op 12 km van het front, in een grote weide tussen Veurne en Ieper, werden met een ongelofelijke snelheid de paviljoenen van de scholen van Vinkem opgetrokken. Ze waren onderling verbonden door houten loopbruggen en stonden naast de gebouwen die als verblijf dienst deden en waar honderden witte bedjes op een dubbele rij naast elkaar stonden. De koningin besliste zelf over de plannen. Thans brengt ze nagenoeg elke dag een bezoek aan Vinkem. Zij controleert alles tot in de kleinste details, opent de kasten met linnen en speelgoed, kijkt bedden en keukengereedschap na, waarbij ze zich ervan vergewist dat de vorken niet te scherp zijn voor de mondjes van de baby's en dat de verpleegzaal goed in orde is. Al deze activiteiten ten dienste van de kinderen zijn niet voorzien op de staatsbegroting. De koningin moet zelf de kosten betalen. Ze stelt zelf de directeurs van deze instellingen aan en staat erop dat de kinderen een godsdienstige opvoeding krijgen, dat er Vlaams gesproken wordt en dat er een strenge hygiëne in acht wordt genomen. Ze heeft de strijd aangebonden tegen het vooroordeel van de weeshuizen uit de streek, die de kinderen in het zwart kleden onder voorwendsel ‘dat ze in de rouw zijn’. Het is een plezier om deze kleine geredden op hun speelplaats te zien stoeien met hun katoenen of wollen kleding in lichte kleuren en hun blote hals, armen en benen.” Vooraleer de scholen van Vinkem werden opgericht, hadden de lagere vrije en gemeentescholen in het niet bezet gebied vanaf april 1915 opnieuw hun deuren geopend en werkten ze zo goed en zo kwaad als het ging te midden van militairen, die vaak een deel van de lokalen in beslag namen. Camille Noterdaeme, onderwijzer aan de gemeenteschool te De Panne, waar in 1915 een speciale klas was opgericht voor 46 kinderen van vluchtelingen (in 1918 zouden dat er 69 zijn), klaagt er in een brief aan de burgemeester over dat “het gehinnik en getrappel van de paarden en het geruzie en lawaai van de soldaten de leerlingen voortdurend storen en de taak van de onderwijzers steeds moeilijker maken. Wanneer men de stallen uitmest dringt er in de lokalen via de ventilators een verpestende geur binnen... (S.M. 231 en 232)”. Deze modelschool wordt door talrijke hooggeplaatste personen, waaronder de Franse president Poincaré en zijn vrouw bezocht. Bij gelegenheid fungeert zij ook als vergaderplaats voor besprekingen met een internationaal karakter. Zo gebeurt hier op 30 augustus 1918 de officiële aankondiging van de oprichting van een internationaal comité voor de wederopbouw van de Leuvense universiteitsbibliotheek, die in 1914 door de Duitse troepen werd vernield. (Bron: Catalogus ‘Naamstenen 1914-1918’, Provincie West-Vlaanderen 1988)