Boezinge: het vergeten slagveld
Artikel overgenomen uit 'Westland Gidsenkroniek', jaargang 2012, nr. 4, Tijdschrift van de West-Vlaamse Gidsenkring Ieper-Poperinge-Westland

Auteur: Pol Lefever

In het verhaal van WO1 gaat de meeste aandacht naar de stad Ieper en de begraafplaatsen in de stad en in de omgeving ervan. De Derde Slag bij Ieper krijgt de volle aandacht in het MMP1917 te Zonnebeke en de Britse begraafplaats Tyne Cot. De site rond Hill 60 en meer naar het zuiden, de " Messines-Wytschaete Ridge" staan dan weer synoniem voor de ondergrondse oorlog en de Mijnenslag van 7 juni 1917. De herdenkingen van 2014-2018 zullen meer aandacht schenken aan die plaatsen in de Ieperboog waar geen massale slachtingen hebben plaats gevonden, maar waar het lijden en doden dagelijks zijn gang ging in modderige loopgraven en in het niemandsland met constant gevaar voor sluipschutters, loopgraaf-mortieren en artilleriegeschut.

In dit en een volgend artikel gaan we enkele belangrijke gebeurtenissen behandelen die plaats vonden in Boezinge en het stukje grondgebied ten oosten van het Ieper-IJzerkanaal en ten zuiden van de weg van Boezinge naar Langemark, dat nu is ingenomen door het industriegebied.

De Duitse strateeg Von Schlieffen had reeds eind 19de eeuw een plan ontwikkeld om een eventueel conflict met Frankrijk aan te pakken. Om een directe confrontatie met de Franse Legers aan de grenzen te vermijden, zou hij de Franse Legers in de rug aanvallen, in een omtrekkende beweging ten westen van Parijs om zo Parijs te bezetten. Hij moest hiervoor door België trekken. Dit zou echter geen probleem geven: het was een "bevriende natie" en de Duitsers zouden er al doorheen zijn vooraleer de Fransen zich zouden realiseren wat er gebeurde.

Von Moltke, de Algemene Stafchef van het Duitse Leger, paste dit plan op een paar essentiële punten aan, en hield echter met een aantal andere zaken geen rekening: de Belgen boden toch weerstand in hun forten, in de vesting Antwerpen en later aan de IJzer. Anderzijds onderschatte hij de Engelsen. Die hadden immers in internationale verdragen borg gestaan voor de neutraliteit van België. De Duitsers beschouwden de Engelsen echter als een allegaartje van "amateurs" die gewoon waren inboorlingen te bekampen en te onderdrukken. Een bende nietsnutten die geen gewicht in de schaal konden leggen. De Britten gingen die scheldnaam beschouwen als een eretitel en noemden zichzelf "The Old Contemptibles" (De oude verachte-lijken). Die nietsnutten zagen gauw in dat er een bres was ontstaan tussen de vastgelopen Duitse Legers aan de Marne en deze die de vesting Antwerpen hadden doen vallen. Ze stormden in de opening waarin het Franse Leger nog kon worden overvleugeld en klapten ze dicht. Daarna begon de zogenaamde "wedloop naar de zee" en de kiem van de strijd om Ieper en Boezinge en de vorming van de Ieperboog.

De Britten begonnen massaal vrijwilligers te rekruteren om de geleden verliezen aan te vullen. In Duitsland deed men hetzelfde. Studenten en geschoolde arbeiders meldden zich en met deze nieuwe aanwinsten vormde men een volledig nieuw IVde Leger onder bevel van Aartshertog Albrecht von Württemberg. Hiermee zou men de Britse omsingelende beweging stopzetten en verder doorstoten naar Calais. Hierdoor was tevens de opening tussen de legers aan de Marne en deze die ondertussen voor de IJzer lagen gedicht. De Belgische troepen die de verbinding met Britten zouden tot stand brengen, waren niet meer in staat dit te doen. Het is ondertussen oktober en de Slag aan de IJzer in Ramskapelle, Tervate en Diksmuide is volop bezig. Het fel gehavende Belgische Leger moet zijn frontlijn inkorten.

Rond half oktober ziet men voor het eerst Franse soldaten te Boezinge. De periode van half oktober tot half november 1914 wordt in de legerdocumenten beschreven als de "Eerste Slag bij Ieper". Met veel slachtoffers onder soldaten en onder de burgers. Niets liet vermoeden dat de oorlog zou overgaan in een stellingenoorlog. Bijgevolg bleven de burgers, waar ze konden, ter plaatse.

De Franse troepen bestonden in hoofdzaak uit de 87ste Territoriale Divisie. Het waren iets oudere soldaten, vaak gehuwd en met kinderen, afkomstig uit Normandië en Bretagne. De jongere eenheden noemden ze "Les Pépères". Ze bezetten het front tussen de Drie Grachten en Wieltje. Rechts ervan lag het 1ste Engelse Korps van Generaal Haig. Voor de eerste lijnen opereerden de Cavaleriedivisies.
Op 21 oktober vallen de Duitsers Langemark aan, dat door de Britten in een ware vesting was omgetoverd. Ze slagen niet in hun opzet. De volgende dag proberen ze het opnieuw ten NW van het dorp, richting Steenstrate maar de Fransen houden stand. Zowel bij de Duitsers als bij de Fransen gaan de volgende dagen de stormlopen op mekaars stellingen door, ten koste van veel verliezen. Zo verloor het RIR 215 op één dag 804 man van de 2.481 effectieven.

In Boezinge is het echter chaos. Gewonde Fransen stromen terug over de brug terwijl gewonden verzorgd worden in de herberg "De Papegaai". Dr. Nel, Franse Legerarts van het 79ste RT, vertelt hoe de muren besmeurd zijn met bloed. Er zijn gewonden, stervenden en verschrikkelijk verminkte lichamen. Naast veel gesneuvelde soldaten zijn er ook veel gevallen officieren.

De Engelsen proberen een wig te drijven tussen de Duitse divisies maar stuiten even buiten Bikschote op harde Duitse tegenstand. De Schotten kunnen ten ZO, op Kortekeer, ongeveer 300 Duitsers, die de avond te voren van hun eenheid waren afgesneden, gevangen nemen. De verliezen aan beide zijden zijn zeer hoog. Het Queens Regiment is bijna volledig uitgeroeid en van het Duitse RIR 215 blijven nog de helft van de 2.650 manschappen over.

Vanaf 24 oktober nemen de Fransen het van de Engelsen over en gaan in het offensief. De officieren gaan voorop in de aanvallen en tegenaanvallen tot er geen bevelvoerders meer zijn en de overgebleven soldaten keren terug. Ze lopen zich vast in de eerste Duitse prikkeldraad-versperringen. Zonder zich ervan bewust te zijn roesten de legers beetje bij beetje vast.

Door de slechte hygiëne en het ontbreken van proper water breekt bij de Fransen dysenterie uit. Diegene die nog konden lopen werden naar de stinkende loopgraven teruggestuurd.

Er kwam versterking met nieuwe infanteriedivisies en zwaardere kanonnen. Er werden weer of-fensieven gepland. De Duitsers probeerden bij Steenstrate over de brug te komen, maar werden door pas aangevoerde, onervaren troepen tegengehouden en door de Pépères die alle bressen dichtten. Na talloze vergeefse aanvallen waren de velden bedekt met lijken van Duitsers en Fransen. Pas na de gasaanval van 1915 konden ze, half verteerd en onkennelijk, worden geborgen.

De Duitsers veroverden uiteindelijk Bikschote en bedreigden Boezinge. De eerste loopgraven werden door de Fransen ten westen van het kanaal vanaf de brug tot het Sas gegraven. Ze liepen vol water en werden beken. De eerste gevallen van loopgravenvoeten ('trenchfeet') werden vastgesteld en een Duits legercommuniqué berichtte over loopgravenkoorts en buikloop. Met dergelijke wrakken was het moeilijk oorlog voeren. Toch werd op 16 november nog een laatste poging door de Duitsers ondernomen. De pas aangekomen Afrikaanse troepen en Zouaven marcheerden Boezinge binnen en gingen onmiddellijk door naar de bedreigde zones. De Duitse aanval begon echter te laat op de dag en er waren te weinig reserves om de beslissende doorstoot toe te brengen en Boezinge te omsingelen.

Zo ging men rond half november de winter in. Massale aanvallen werden niet meer ondernomen. Soldaten vochten meer tegen de natuurelementen dan tegen de menselijke vijand. Bij de soldaten en de burgers brak tyfus uit. De Franse legerberichten uit die periode waren eerder schaars. In de JMO (Journal Militaire Officiel) van de Franse eenheden lees je meestal: "Journée tres calme – sans incident. 6 tués". Zes doden was blijkbaar geen bijzonder nieuws.

Uit de regimentsgeschiedenis van RIR 215 blijkt dat de Duitse soldaat in begin 1915 het hard te verduren had in de stellingen rond Steenstrate. Het is koud, het regent en er hangt nevel en mist. De bedorven lucht in de onderstanden is verpest door koolzuurgas van de houtkacheltjes. Ondanks de ontluizingen zijn ze voortdurend vergeven van het ongedierte. De rust wordt doorgebracht in volledig verwaarloosde kwartieren. Het maakt de mannen zwak en moe. Gezichten zijn grauw en ongeschoren. Ze lopen voorovergebogen met een ijle blik. Uniformen en laarzen zijn versleten. De stellingen bestaan soms uit aangesloten lijnen. Waar dit niet het geval is, worden de openingen 's nachts bewaakt door wachtposten in openlucht. Toch wordt hard gewerkt om de stellingen te verbeteren. Achter de gevechtslinies worden reservestellingen aangelegd en draadversperringen worden verbeterd en uitgebreid. In regel lagen de soldaten drie dagen in eerste linie, drie dagen in reserve en dan weer in eerste linie. En zo ging de afstompende wissel verder. Men ging zich meer en meer schikken in een 'stellingenoorlog'.

De legerleiding is zich blijkbaar bewust van de harde en moeilijke levensomstandigheden. Door de bedeling van rode wijn en rum proberen ze het lijden wat te verzachten. De aanvalsgeest en de alertheid wordt scherp gehouden door patrouilles in het niemandsland en naar de vijandelijke loopgraven. Daardoor worden inlichtingen verzameld over de bezetting. Er worden sappen gegraven naar de vijandelijke stellingen. De wegen vanuit het Bos van Houthulst naar het front worden verhard en verbeterd. Over de Sint- Jansbeek wordt een grote brug gelegd. Bij St. Jean (Bikschote) worden schuilplaatsen gebouwd. Reservestellingen worden gegraven en van Houthulst naar Bikschote wordt een spoorweg aangelegd. Voor de soldaten is het duidelijk dat een offensief of in elk geval een actie in voorbereiding is. Wat deze actie zal inhouden, leest u in een volgende Gidsenkroniek.

Klik hier voor het 2e deel van het artikel.


Gepubliceerd 30/12/2012.