The Wipers Times
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2016/3
Door Marnick Storme

The Wipers Times werd geschreven, gedrukt, verspreid en gelezen door Britse militairen aan het Westelijk front in WO1. Het krantje werd gedrukt op een achtergelaten drukpers, door Britse soldaten gevonden tussen de ruïnes van Ieper. Vandaar de naam met de klassieke Britse, verkeerde, uitspraak van Ypres als ‘waaipers’. Het werd van meet af aan een succes.

De uitzonderlijke mix van grappen, sarcasme, zwarte humor en poëzie resulteren in een uniek portret van die periode. Er wordt letterlijk gelachen in het gelaat van de dood, gespot met de bevelhebbers, het thuisfront en de organisatie van de oorlog. Humor als tegengif voor oorlogsellende!




Adagium

“Are we as offensive as we might be?” (Zijn we zo aanvallend als mogelijk ingesteld?) Dit was een vraag die stafofficieren plachten te stellen aan troepen bij wie ze onvoldoende strijdlust vaststelden. Het werd ook het satirische adagium van de samenstellers van The Wipers Times. Op die manier slaagden ze er echter in om hun miserabele leefomstandigheden draaglijker te maken.



WO1 wordt vaak voorgesteld als één lange horrorstory en voor velen was het dat ook. Ruim vier jaar extreme ellende met weinig gelegenheid tot lachen of dromen, zeker voor de frontsoldaat. Maar oorlog heeft altijd al zijn frivolere kant gehad. Zelfs onder de grootste verschrikkingen vonden sommigen nog tijd voor een grap en een grol. Ook Wilfried Owen, dé dichter bij uitstek die de ontnuchtering aan het Westelijk front verwoordde, schreef: “Merry it was to laugh there / Where death becomes absurd / and life absurder”. (Vrolijk lachen was het, daar waar de dood absurd wordt en het leven nog absurder.)

Ontstaan

The Wipers Times was een grap en een grol, maar dan op grote schaal. De oorlog zorgde voor een veelvoud aan dergelijke publicaties, waarin humor de bovenhand haalde op verschrikking. Toch was er ook plaats voor ernst, voor verdriet, vooral voor makkers die het niet gehaald hadden. Tussen de tientallen krantjes werd The Wipers Times dé klassieker die zelfs al tijdens de oorlog heruitgegeven werd in Engeland.

The Wipers Times, voor het eerst verspreid in februari 1916, was het geesteskind van twee officieren die al vanaf 1915 midden in de oorlog zaten en het klappen van de zweep kenden. Kapitein (later kolonel) F. J. Roberts en zijn assistent, luitenant (later majoor) J. H. Pearson, waren officieren van een pionierbataljon [1] dat vooral uit mijnwerkers uit Nottinghamshire bestond. Ze werden het 12de Sherwood Foresters genoemd en stonden ook bekend als de 12de ‘Robin Hoods’. Het waren noeste werkers, gespierde, ruwe kerels zonder ook maar een zweem van elitaire achtergrond. Toch waren zij het die naast het labeur met het pikhouweel ook voor het drukken van de krant zorgden. De twee redacteurs waren bovendien prima militairen. Roberts kreeg een M.C. (Military Cross / Militaire Kruis) en Pearson mocht naast een M.C. ook een D.S.O. (Distinguished Service Order /Orde van Voorname Dienst ) ontvangen.

Een journalistieke achtergrond hadden ze echter niet. Het waren gewoon twee mijningenieurs die toevallig een oude drukpers ontdekten en een uitstekende gelegenheid zagen om het behoorlijk troosteloze oorlogsbestaan te door-breken. Een hele reeks medewerkers werd aangesproken, maar het leeuwendeel van de krant vulden ze zelf. En dat bleven ze met veel enthousiasme doen doorheen de moeilijke oorlogsjaren ’17 en ’18. Het laatste nummer verscheen in december 1918.
 
F. J. Roberts


 
Ingrediënten

Hun succes lag vooral in de hoge mate van herkenbaarheid bij het beoogde publiek. Zo bespotten ze enerzijds die leidinggevende militairen die ver weg van alle gevaar met de eer gingen lopen. Maar ook de werkschuwen en dienstweigeraars werden op de korrel genomen. Anderzijds prezen ze de ‘Poor Bloody Infantry’  (de arme, bebloede/verdomde infanterie) en iedere soldaat met het nodige doorzettingsvermogen.

Vaak werden lezers ook via ironie op de keiharde realiteit gewezen. De volgende advertentie werd gepubliceerd op 31 juli 1916, tijdens de slag bij de Somme toen het krantje voor korte tijd ook de naam The Somme Times [2]  kreeg: (vertaald)

Bent u een slachtoffer van OPTIMISME?
Weet u het niet?
  1. Stel uzelf dan de volgende vragen:
  2. Lijdt u aan vrolijkheid?
  3. Wordt u ’s morgens wakker met het gevoel dat alles goed gaat voor de geallieerden?
  4. Denkt u soms dat de oorlog zal voorbij zijn binnen de volgende twaalf maanden?
  5. Gelooft u eerder in goed dan in slecht nieuws?
Denkt u dat onze leiders bekwaam zijn om de oorlog tot een succesvol einde te brengen?
Als uw antwoord JA is op één van deze vragen, dan bent u in de greep van die gevreesde ziekte. Wij kunnen u genezen!
Twee dagen in onze vestiging zal alle sporen ervan efficiënt verwijderen uit uw systeem. Aarzel niet! Vraag nu naar onze voorwaarden.


Subtiele spot met de bevelhebbers was schering en inslag. De contactrubriek waarin hooggeplaatste militairen een vrouw zochten is daarvan een voorbeeld. Terwijl iedereen aan het front het beeld voor ogen had van de brigadier-generaal als een zwaar besnorde vuurvreter die als een bullebak orders brulde, werd hij in die advertenties voorgesteld als een bedeesde, eenzame, charmante en gezellige man op zoek naar huiselijk geluk.

Ook parodie was steevast aanwezig in elk nummer. Het bekende gedicht If van Rudyard Kipling kreeg een nieuwe versie waarin opgesomd wordt hoe je een echte soldaat kunt worden:

Als je het bier kunt drinken dat de Belgen je verkopen / en de prijs betaalt die ze ervoor vragen zonder morren / Als je de verhalen gelooft die sommigen je vertellen / En leeft in modder met een grondzeil als huis / Als je kunt leven op vlees in blik en beschuit / En de sterren bedanken dat je rum in overvloed hebt…

In juli ’16 werd een nummer uitgebracht onder als ‘The Somme-Times’



Brieven aan de redactie vormden een andere vaste rubriek. Blijkbaar was het toen een jaarlijkse obsessie van de Britten om als eerste aan de krant The Times te kunnen melden dat men een koekoek had gehoord bij het begin van de lente. Aldus schrijft ook een soldaat in januari ’17 aan de Wipers Times dat hij een koekoek gehoord heeft toen hij uit de loopgraaf klauterde om aan te vallen. Hij eist de eer op om de eerste te zijn, tenzij iemand het tegendeel kan bewijzen! Het was niet meer dan even de draak steken met de kleine beslommeringen op het thuisfront, tegen een achtergrond van de kapotgeschoten natuur in de Ieperboog.

Er kwamen ook heel wat ernstige beschouwingen in voor zoals in de volgende verzen:

We hebben het spel (van de oorlog) geleerd in een strenge, harde school
Waar fouten een prijs hadden die moeilijk te betalen viel
Met aan de zijlijn de Dood die, de regels bepalend, onze studies dag en nacht leidde


Onmiddellijk daarna wordt de dood herdacht van drie gesneuvelde kameraden, drie van de velen…

De redactie werd echter overspoeld met poëtische inzendingen van bedenkelijke kwaliteit en doet op een bepaald moment een sarcastische oproep om ook proza in te sturen:  “Tot onze spijt moeten we melden dat een verraderlijke ziekte onze divisie teistert. Het resultaat is een storm aan poëzie. Officieren werden gezien met een notitieboekje in de ene hand, en granaten in de andere, verstrooid wandelend nabij de prikkeldraad, in diepe verbondenheid met de muze… De uitgever zou het appreciëren indien enkele van die dichters op proza overschakelden, want een krant kan niet leven van poëzie alleen.”

Einde

Op het einde van 1918 vinden we een merkwaardige reactie. Het lijkt erop alsof de redacteurs van The Wipers Times, ondertussen The Better Times genoemd, niet gelukkig zijn met de wapenstilstand. Ze betreuren a.h.w. het verlies van hun vertrouwde oorlogsomgeving zoals blijkt uit de volgende woorden: “Kan iemand ons inlichten over een mooie oorlog waar we werk kunnen vinden om aldus het weinige resterende haar op ons hoofd niet helemaal grijs te laten worden.

Het is echter bekend dat heel wat militairen zich verloren voelden bij het einde van de oorlog. Desoriëntatie, onzekerheid over de toekomst en angst domineerden hun gevoelens. Zonder twijfel bevonden Roberts en Pearson zich ook onder die ontelbare duizenden die daarna nooit meer de voldoening hebben bereikt die ze wel in de oorlog hadden ervaren. Al was het maar door de publicatie van een eenvoudige, maar legendarische krant.

Belang

Er valt heel wat informatie te halen uit The Wipers Times en andere gelijkaardige krantjes. Wie tussen de regels leest en de satire weet te plaatsen, kan een discours ontdekken dat verbannen was uit de reguliere Engelse pers. Namelijk dat van de ervaring van de soldaten uit de eerste hand. The Wipers Times biedt ons een beeld van hoe de soldaten de oorlog echt meemaakten, zonder dat die ervaringen lange tijd daarna ingekleurd werden.

Het waren bovendien collectieve commentaren die gevalideerd werden door de lezers, een soldatenpubliek. Voortdurend werd uitdrukking gegeven aan een groepscultuur die minder of niet aan bod kwam in dagboeken of brieven. Sprekend voorbeeld hiervan is de rubriek  “Things we want to know” (zaken die we willen weten). Deze bevat een serie vragen en commentaren die de meest essentiële problemen, de kern van het soldatenleven treffen.

Are we as offensive as we might be?” (Zijn we zo aanvallend als mogelijk?), is niet toevallig de meest voorkomende grap. De vraag illustreert hoe de militairen omgingen met de zinloosheid van vele gevechten en hoe ze die oorlog probeerden te trivialiseren.

Alles bij elkaar genomen lijkt het merkwaardig dat er tot op heden relatief weinig aandacht is besteed aan The Wipers Times en andere loopgravenkranten.

Bronnen __________

Voetnoten
  • [1] 12de  Bat. Sherwood Foresters (Nottingham & Derbyshire Regiment), 24ste Divisie
  • [2] De krant kreeg verschillende namen, afhankelijk van waar het bataljon gelegen was. Na The Wipers Times kwam er The New Church Times (Nieuwkerke Times), The Kemmel Times, The Somme Times en the B.E.F. Times. Na de oorlog werd dat nog even – niet gespeend van enige ironie – The Better Times (Betere Tijden).
     
Gepubliceerd op WO1.be op 22/04/2020.