De ware vrienden van Hollebeke (1)
Bijdrage overgenomen uit 'Selebeke - Tijdschrift van de Heemkundige Kring Selebeke', jaargang 5, nummer 10, november 2011

Auteur: Ludwich Devlieghere

Dank ook aan Henk Hovenkamp van het Streekarchivariaat in Harderwijk voor de bijdrage aan dit artikel.

In de Westhoek gaan de herinneringen aan WO I vooral over het front, het lot van de vluchtelingen in Frankrijk en de wederopbouw van de verwoeste gewesten na de oorlog. Over het lot van de krijgsgevangenen in Duitsland is nauwelijks iets geweten en al evenmin over de meer dan 30.000 Belgische militairen die na de val van Antwerpen naar Nederland vluchtten en daar geïnterneerd werden. Onder die geïnterneerden in Nederland waren vijf Hollebekenaren. Ze staan samen op een foto die Achille Odent vanuit Harderwijk stuurde aan zijn vrouw Leonie Debackere, die als vluchtelinge met hun vijf kinderen in Chinon in Frankrijk verbleef. Achille noemde het vijftal de ware vrienden van Hollebeke. Op de foto staan van links naar rechts: Henri Vermon, Achille Odent, Cyrille Pattyn, Hubert Billen en Louis Sohier.



Omwille van de oorlogsdreiging had België op 31.07.1914 de algemene mobilisatie uitgeroepen. Daarbij werd iedereen die in dienst geweest was opgeroepen tot en met de lichting van 1901 (mannen geboren in 1881). Op 4 augustus kwamen daar ook de lichtingen 1899 en 1900 bij (geboren in 1879 en 1880). De oudste klassen (1905 en vroeger) werden bij de vestingtroepen ingedeeld, de jongere klassen (1906 en later) vormden het veldleger. De vijf ware vrienden behoorden tot de oudere lichtingen en kwamen op verschillende plaatsen in de forten of vestingen rond Antwerpen terecht. Alle vijf waren ze op twintigjarige leeftijd als loteling voor twee of drie jaar in het leger beland. Voor 1909 werden de dienstplichtigen immers door loting aangeduid, vanaf 1909 was er een dienstplicht per gezin en in 1913 werd de veralgemeende dienstplicht ingevoerd. Hubert Billen (lichting 1899, geboren in 1879) was de oudste van de ware vrienden en Cyrille Pattyn de jongste (lichting 1904). Op 04.08.1914 vielen Duitse troepen België binnen. De forten rond Luik en Namen konden de Duitse inval maar even vertragen. Luik viel op 16 augustus en Namen op 23 augustus. Vanaf 4 september lag Antwerpen onder vuur. Toen de toestand onhoudbaar werd, trok het veldleger zich terug naar de IJzer. De vestingtroepen waren bijna volledig omsingeld door de Duitsers. Alleen de weg naar Nederland bleef over. Liever dan zich als krijgsgevangene aan de Duitsers over te geven, vluchtten ze naar het neutrale Nederland. Meer dan dertigduizend militairen en een paar honderdduizend burgers kwamen in Nederland terecht. De burgers keerden in de loop van de volgende maanden terug. Omdat Nederland neutraal was, werden de militairen in kampen geïnterneerd. De vijf ware vrienden van Hollebeke werden rond half december 1914 in het kamp van Harderwijk ingeschreven. 15.000 Belgische militairen leefden er eerst in tenten, later in barakken.



(inv.nr. 494)

Achille Odent heeft de kaart van de ware vrienden waarschijnlijk in het voorjaar van 1915 aan Leonie verstuurd. Op de achterkant schrijft hij:

Zeer geliefde vrouw en kinders ik kan niet nalaten zoo een postal u te zenden de waare vrienden van Hollebek om u te laten zien en u niet te pijzen dat wij hier niet mankieren. Ik ben in volle gezonhijd en mogt gij ook nog allen zoo gelukkig zijn Leonie. Goede moet en goede corrache ik zijn hier uit gevaar in korten tijd nu algouw u allen mogen in goede gezonthijd mogen te ontvangen sovenier van uwen toegenegen Man Achille Odent laat mij weten als gij het ontvangen hebt Leonie.



Achille Odent was op 28.09.1881 geboren in Wijtschate, waar zijn ouders een herberg openhielden. Later verhuisden zijn ouders naar Hollebeke, waarvan ze ook afkomstig waren. In 1901 trok Achille een laag nummer bij de loting en moest dus voor twee jaar in dienst. Na zijn dienst huwde hij met Leonie Debackere. Het paar baatte in Hollebeke herberg "in 't Paradys" uit op het adres Ieperstraat 8 (Komenseweg, waar nu bakkerij Hessel). Ze kregen vijf kinderen. Achille werd bij de algemene mobilisatie van 31.07.1914 opgeroepen en in het 3e regiment Jagers te Voet, 3e bataljon, 1e compagnie ingezet bij de vestingtroepen rond Antwerpen. Hij belandde in het interneringskamp van Harderwijk waar hij in barak 38 verbleef.

De kaart die hij aan zijn vrouw in Chinon (Indre-et-Loire, Frankrijk) stuurde, is zeker aangekomen, want we hebben ook de foto die Leonie als antwoord stuurde. De jongens zijn van links naar rechts Henri, Eric, Remi en Leon, het meisje is Elodie Odent. Achille heeft die kaart in Harderwijk bewaard en na de oorlog meegebracht naar huis. De foto is nog altijd in het bezit van de familie.



Achille beantwoordde die kaart met een foto van zichzelf naast een houten staander waarin de foto van Leonie en de vijf kinderen gevat is.



De Nederlandse overheid was na een aanvankelijk streng optreden tegen de geïnterneerden gaan inzien dat verveling een oorzaak was van veel problemen. Daarom werden vorming en onderwijs georganiseerd en kregen de geïnterneerden de kans om een vak uit te oefenen. Achille had zich bekwaamd in houtsnijkunst. Op de foto prijkt hij fier naast de houten staander die hij zelf gemaakt heeft. Achille maakte ook een naaikistje voor Leonie. Dit naaikistje ging later naar zijn dochter Elodie over en later dan naar zijn kleindochter Maria Vermès die het nog altijd bewaart.





Op een andere prentbriefkaart die Leonie aan Achille stuurde, had ze met 2 kruisjes het huis waarin ze woonden in Chinon aangeduid.





De geïnterneerden konden de Nederlandse kampen rond half december 1918 verlaten. Wanneer Achille en Leonie elkaar in het verwoeste Hollebeke teruggezien hebben, weten we niet, maar uit de kiezerslijsten blijkt dat Achille in elk geval op 15.06.1919 al opnieuw in de bevolkingsregisters van Hollebeke ingeschreven is. Hij zou daar ook sterven op 06.09.1925. Het gedachtenisprentje vermeldt dat Achille vereremerkt werd met de Overwinningsmedaille 1914-1918. Leonie stierf in 1959. Het echtpaar Achille Odent - Leonie Debackere ligt in Hollebeke begraven.

De eerste man links op de foto van de ware vrienden van Hollebeke is Henri Vermon. Henri is geboren in Hollebeke op 04.09.1881 als zoon van Joseph Vermon, dagloner, en Julie Virgenie Bogaert. Henri Vermon was dus maar enkele weken ouder dan Achille Odent. Ze behoorden tot dezelfde lichting van 1901. De kiezerslijst van 1913-1914 vermeldt dat Henri Vermon al voor 1901 in de Ieperstraat in Hollebeke woonde. Zijn beroep was metselaar. In Hollebeke waren Henri Vermon en Achille Odent overburen. Henri huwde met Marie Leroy. Ze kregen drie kinderen: Gabrielle, Jenny en Achille. Bij de mobilisatie van 1914 kwam Henri met het 2e Vestingregiment, 2e bataljon, 1e compagnie terecht in de forten rond Antwerpen. Ook hij belandde in Harderwijk waar hij op 14.12.1914 ingeschreven werd. Of Henri Vermon contact had met vrouw en kinderen weten we niet.

We vinden Henri Vermon in de documenten pas terug bij zijn overlijden (archief van Harderwijk, lijst 3, nr. 753, inventaris nr. 4759). Henri Vermon overleed in het Rooms-Katholiek Ziekenhuis aan de Bruggestraat in Harderwijk op 29.03.1918 om 6.30 uur in de morgen. De overlijdensakte vermeldt metselaar als beroep. Henri Vermon werd op 03.04.1918 tussen 10.00 en 10.30 uur begraven. Later werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het Belgisch ereperk op de gemeentelijke begraafplaats van Harderwijk. Daar rust Henri in vak A, rij 3, graf 15.

In 2009 hielden de vrienden van het In Flanders Fields Museum een remembrance voor Henri Vermom.



Op de grafsteen staat een foutief geboortejaar gebeiteld, namelijk 1882 in plaats van 1881. Henri Vermon staat ook vermeld op het gedenkteken voor de oorlogsdoden in Hollebeke, maar dan met zijn tweede voornaam Cyrille. Voluit heette hij Henri Cyrille Vermon. Na de oorlog werd voor Henri Vermon een herdenkingsdienst gehouden, waarvan het gedachtenisprentje bewaard bleef. Zijn echtgenote zou na de oorlog hertrouwen met Jules Titeca. Het paar kreeg nog twee kinderen. Marie Leroy stierf op 11.12.1960. Zij ligt begraven in Houthem (Komen-Waasten).

Op het gedachtenisprentje van Henri Vermon wordt hij Henri genoemd en zijn echtgenote Maria Leroy. De tekst is in het Nederlands. Op haar eigen gedachtenisprentje wordt Henri's weduwe Marie-Thérèse Leroy genoemd en haar eerste man Cyrille Vermon. Deze tekst is hoofdzakelijk in het Frans met een korte tekst in het Nederlands.





De man in het midden van de ware vrienden van Hollebeke moet Cyrille Pattyn zijn. Vanuit de archieven van Harderwijk kennen we vier Hollebeekse geïnterneerden in Harderwijk, namelijk Henri Vermon, Achille Odent, Hubert Billen en Cyrille Pattyn. Op de foto staan er vijf vrienden. Uit familiedocumenten blijkt dat de ontbrekende naam die van Louis Sohier is, de man uiterst rechts op de foto. De anderen kunnen we identificeren door familiefoto's of een foto op het gedachtenisprentje. De enige van wie we geen foto uit die tijd hebben is de man in het midden. Dit moet dus Cyrille Pattyn zijn, wiens naam in de archieven van Harderwijk voorkomt. In een lijst van inwoners die al voor 1901 in Hollebeke woonden, staat Cyrille Pattyn samen met zijn vader Charles Louis Pattyn vermeld als bewoners van Canal 1 in Hollebeke (meer dan waarschijnlijk de sluiswachterswoning nabij het café A l'Entrepôt). Cyrille Pattyn is geboren in Boezinge op 04.12.1884 als zoon van Charles Louis Pattyn en Julie Milleville. De geboorteakte van Cyrille Pattyn is in Boezinge in het Nederlands opgesteld, de geboorteaktes van Achille Odent en Henri Vermon werden respectievelijk in Wijtschate en Hollebeke in het Frans opgesteld. Bij de geboorte van zijn zoon in 1884 was Charles Pattyn dagloner in Boezinge. Op de Hollebeekse documenten van 1901 is het beroep van vader Pattyn garde-canal. Blijkbaar was het gezin Pattyn naar Hollebeke verhuisd omdat vader Charles er een aanstelling had gekregen als opzichter bij het kanaal. Hoelang het gezin in Boezinge gewoond heeft, weten we niet, maar in 1901 wonen ze in Hollebeke en de toen 17-jarige zoon Cyrille is er ingeschreven als dagloner. In 1904 wordt Cyrille als loteling opgeroepen voor de dienst. In 1914 behoort hij tot de voorlaatste lichting die bij de vestingtroepen ingedeeld werd. In zijn geval was dat het 3e regiment Jagers te Voet, 1e bataljon, 3e compagnie, hetzelfde regiment als Achille Odent, maar een ander bataljon en een andere compagnie. Zoals de anderen van de ware vrienden van Hollebeke komt Cyrille Pattyn eind 1914 in Harderwijk terecht. Zijn stamboeknummer in Harderwijk is 49318. Hij staat in het midden op de foto van de ware vrienden, die ergens in 1915 genomen werd. En daar houdt ons verhaal van Cyrille Pattyn op. Na die foto ontbreken verdere gegevens.

Van de vierde en de vijfde op de foto (Hubert Billen en Louis Sohier) hebben we dan weer meer gegevens. Hubert Billen en Louis Sohier waren schoonbroers: Hubert was gehuwd met Octavie Everaet, Louis met Marie Everaet, dochters van Amand(us) Everaet en Marie-Louise Degryse. Volgens zijn militair dossier (archief Jubelpark, Brussel, dossier nr. 6186955) is Hubert Billen in Horpmaal geboren op 16.03.1879, uit de registers burgerlijke stand van Horpmaal en de kiezerslijsten van Hollebeke blijkt echter dat zijn geboortedatum 17.03.1879 is. Horpmaal ligt in het uiterste zuiden van Limburg en is nu een deelgemeente van Heers. In 1899 werd Hubert soldaat. Hij werd ingedeeld bij de Grenadiers. De Grenadiers waren een eliteregiment waarvoor grote sterke mannen geselecteerd werden. De dienst duurde er niet twee, maar drie jaar. Volgens de kiezerslijsten van 1911-1912 woonde Hubert Billen sinds 04.10.1902 op Kasteel 10 (nu Kortewildestraat) in Hollebeke. Waarschijnlijk was hij dan pas uit het leger "afgezwaaid". Zijn beroep is grondwerker. Hubert Billen is waarschijnlijk in Hollebeke beland door de werken aan het kanaal. Hij huwde op 26.12.1903 in Hollebeke met Octavie Everaet. Het echtpaar bleef kinderloos. Omdat Hubert bij de lichting 1899 hoorde, werd hij niet zoals de anderen op 29.07.1914 gemobiliseerd, maar op 4 augustus, de dag van de Duitse inval. Als soldaat in het regiment Vestinggrenadiers, 4e bataljon, 4e compagnie kwam ook hij in de forten rond Antwerpen terecht.

Van Louis Sohier beschikken we niet over gegevens uit het archief van Harderwijk of andere archieven. Zijn verhaal kunnen we wel reconstrueren aan de hand van briefwisseling (via prentbriefkaarten), die in de familie bewaard bleef. Het verhaal van Louis Sohier is ook het verhaal van Hubert Billen en de zussen Octavie en Marie Everaet. Omdat slechts enkele briefkaarten gedateerd zijn, is de reconstructie ook onzeker. Een eerste prentbriefkaart is van Evariste Everaet, de broer van Octavie en Marie, aan zijn schoonbroers Louis Sohier en Hubert Billen. De kaart is niet gedateerd, maar uit de inhoud blijkt dat Evariste en anderen als vluchtelingen in Frankrijk terechtgekomen zijn. De verschillende betrokkenen woonden voor de oorlog in Hollebeke op het gehucht Kortewilde dat aan de Duitse kant van het front terecht kwam. Ze moeten dus voor de Duitsers gevlucht zijn. Uit de briefkaart blijkt dat Evariste daar nog niet zolang is en dat er grote verwarring heerst. Dat wijst erop dat de kaart verstuurd werd eind 1914 of begin 1915. Het is niet de eerste kaart die Evariste naar Harderwijk stuurt. Wellicht is de kaart ook een antwoord op een schrijven van Louis en Hubert. Dan zou de datering ten vroegste half december 1914 zijn, wanneer Louis en Hubert in Harderwijk geïnterneerd werden. Een datering begin 1915 lijkt het waarschijnlijkst. Omdat Evariste geen foto of briefkaart heeft van hun situatie op dat moment, verzendt hij een oudere kaart met op de voorkant een foto van werken aan het kanaal Ieper-Komen (2), ter hoogte van de Hollebeekse heuvelrug. De foto op de briefkaart moet dus genomen zijn tussen 1910 en 1912. Volgens de brief staat Evariste zelf op de foto, maar we slagen er niet in om hem te identificeren.



De tekst van Evariste is niet altijd goed leesbaar; daarbij hanteert hij een heel eigen spelling. Hierna volgt een poging tot transcriptie met vertaling.



Louis en hubert Octavie is hier bij ons en Jules is naar huis gekoomen van de Midie en het beetert met vader ik begain op hoope te leeven en als het nog een wainieg beetert zal ik Marie met hare kienders hier tragten bij ons te hebben maar Louis zij zouwden heert mouten weeten als zij hier zouwden kunen trekken want allier is het nog niet gout voor de vlugteliengen en om een huis te pagten zij weeten allier de prijs maar indien zij daar mou is of niet wel ik heb het gecheeven toch zij maar alle dage en mout koommen. Louis en Hubert ik werk nuw op 1 kielometer van de Duitsche trancheen en zij bateren hart en de hoobus vliegen van morgens tot savons hoover ons wij hebben nuw 6f ik 8 per dag maar het is siechelijk ik hout mij gout in de tranchees en ik koom alle weeke naar huis en Jules gaat morgen meede met mij wij zijn tuchen labasee en Lans dat wij tranchees maken in het heerste was ik benouwt maar nuw mak ik niet meer van de hobus Nuw lieve Brouders ik zend zo een poutret om dat ik geen zoo een meer en hebt gelijk ik gezonden hebt indien ik nog eene krij zal ik het zenden en daar mede zal ik sluiten tot in het korte en slaapt maar gerust alles gaat allier gout.

Louis en Hubert, Octavie is hier bij ons en Jules is naar huis gekomen van de Midi en het gaat beter met vader en ik begin op hoop te leven en als het nog een weinig betert zal ik trachten Marie en haar kinderen hier bij ons te hebben. Maar Louis zij zouden eerst moeten weten of zij hier [steun] zouden kunnen trekken, want hier is het nog niet goed voor de vluchtelingen en om een huis te pachten: ze kennen hier de prijs! Maar of zij [het] daar moe is of niet, ik heb toch geschreven zij maar alle dagen en moet komen. Louis en Hubert, ik werk nu op een kilometer van de Duitse loopgraven en zij batteren hard en de obussen vliegen van 's morgens tot 's avonds over ons. Wij hebben nu 6f ik 8 per dag, maar het is schrikkelijk (?). Ik houd mij goed in de loopgraven en ik kom elke week naar huis en Jules gaat morgen met mij mee. Wij zijn tussen La Bassée en Lens, waar wij loopgraven delven. In het begin was ik bang, maar nu deren de obussen mij niet meer.

Beste broers, nu stuur ik zo'n foto omdat ik er geen meer heb zoals ik gezonden heb. Indien ik er nog een krijg zal ik hem opsturen en daarmee zal ik sluiten tot binnenkort en slaap maar gerust. Alles gaat hier goed.

Ondersteboven staat er nog:

als ik dait getrokken waas was het beeter als nuw maar met den tijt kan het noch koomen E E

Toen ik hier gefotografeerd werd, was het beter dan nu, maar met de tijd kan het nog komen. E.E.

Jules uit de briefkaart is Jules Everaet (°28.06.1895 Hollebeke - †21.12.1972 Hollebeke), broer van Evariste, Marie en Octavie. "Slaap maar gerust, alles gaat hier goed" is een slotformule uit andere tijden, net als de foto. Gerust slapen deed toen niemand, niemand verging het goed. Ook met hun vader Amand(us) Everaet ging het niet beter. Hij stierf in september 1915 en werd in Steenbecque bij Hazebrouck (Nord, Frankrijk) begraven. Het "tot binnenkort" van Evariste liet wel nog enkele jaren op zich wachten. Iedereen had het moeilijk, maar Marie nog het meest. Uit bovenstaande prentbriefkaart blijkt dat Marie met haar kinderen niet bij Evariste is. Zij is het moe waar zij verblijft. De berichten uit Frankrijk maken Louis Sohier ongerust. Dat blijkt uit een ongedateerde briefkaart die Louis met een brief meestuurt. Op de voorkant staat een gezicht van kamp Harderwijk. Op de achterkant schrijft Louis aan Marie:

en nu Beminde Vrouw ik zal hier nog een kaartje mee zenden om dat gij eens zoud zien in welkvoor baraken dat wij hier zijn Marie ik heb gisteren eene gazet gezonden voor U en als het U pleesier doet zegt het mij ik zal dan al week eene zenden Marie ik heb ook geleezen op uwe brief dat Marie brouwer dood is en vallere ook maar Marie er gaan veele menschen dood gij mag u tog niet te kort doen gelijk gij al ziek geweest heeft en geen verdriet maakken in niet wij kunen er tog niet aan doen wij moeten tog paseeren in goed gelijk in het slecht Marie tot later uwe man Louis.





Louis maakt zich duidelijk zorgen om Marie. De tekst begint vrij zakelijk maar halfweg worden spelling en zinsbouw geëmotioneerd wanneer het gaat om de dood van Marie brouwer en Valère. Louis vreest dat Marie zich zal tekort doen. Er stierven toen inderdaad heel wat mensen, zoals Louis schrijft, maar Marie niet. Ze heeft haar man Louis Sohier zelfs overleefd. Louis Sohier stierf op 27.06.1942, zijn echtgenote Marie Everaet op 26.03.1961. Ze liggen in Hollebeke begraven. Het echtpaar had drie kinderen: Gabrielle, Rachel en Yvonne. Louis Sohier en Marie Everaet, een somber verhaal.

Totaal anders klinkt het verhaal van Hubert Billen en Octavie Everaet. In de ongedateerde briefkaart van Evariste Everaet was Octavie bij hen in de buurt van Lens (Pas de Calais, Frankrijk) en La Bassée (Nord, Frankrijk). Op 26.03.1916 schrijft Octavie zelf een briefkaart naar haar schoonbroer. Wie die schoonbroer is, wordt niet gezegd, maar het kan bijna niet anders dat het Louis Sohier is die ook in Harderwijk verblijft. De tekst luidt als volgt:

Harderwijk den 26 Maart 1916

Lieve schoonbroeder ik kom u een kaart te schrijven om u te laten weten dat ik met veel Contentement mijne souvenier ontvangen heeft waarvan ik stief kontent ben en dat het eene schoone ring is en wel gemaakt het is mij aangenaam en ik bedank u duizende malen er voren en dat zal ik bewaaren en nu doet de (Comp)lamenten aan allen (Octavie).






De voorkant is een foto van vier mannen en een kind rond een soort toren. Drie van de mannen zijn in uniform. We kunnen echter niemand identificeren.

Omdat een stuk van de kaart afgeknipt werd, is de ondertekening onleesbaar, maar er zijn andere kaarten door Octavie geschreven, met onmiskenbaar hetzelfde handschrift en wel ondertekend. Zoals deze van 16.08.1918 op volgende pagina, waarop Octavie staat met haar man Hubert Billen (links) en Louis Sohier. Ze werd vanuit Harderwijk verstuurd naar haar broer Louis Everaet. Blijkbaar verbleef Octavie Everaet op 26.03.1916 dus in Harderwijk. Nederland stond inderdaad toe dat de vrouwen van geïnterneerden naar Nederland kwamen. Voor hen werd een nieuwe wijk gebouwd: het Leopoldsdorp, dat gereed kwam op 31.12.1916. Geïnterneerden die familie lieten overkomen moesten wel in staat zijn om in hun onderhoud te voorzien. Waarschijnlijk waren Hubert Billen en Louis Sohier ergens tewerkgesteld in het kamp of daarbuiten. Vooraleer het Leopoldsdorp afgewerkt was, logeerden de vrouwen op kamers in de stad. Octavie moet over zee gereisd zijn, waarschijnlijk via Engeland. Misschien was ze alleen, waarschijnlijker behoorde ze tot een groep vrouwen die samen reisde… De Lieve schoonbroeder aan wie ze de kaart stuurt moet Louis Sohier zijn, ook in Harderwijk. De mannen op de foto zijn allen onbekenden, maar voor Louis betekenden ze ongetwijfeld iets. Octavie bedankt haar schoonbroer Louis voor het souvenir, een ring. Waar het precies om gaat, daar hebben we het raden naar, maar de kaart bewijst dat Octavie toen in Harderwijk was. Louis Sohier heeft deze kaart, samen met nog andere, na de oorlog naar Hollebeke meegebracht.





Op 29.12.1917 stuurt een onbekende een kaart met nieuwjaarswensen aan Hubert Billen en zijn vrouw in Harderwijk.



De kaart werd met de post verstuurd vanuit het Nederlandse Assen en is gericht aan Monsieur & Madame H. Billen, Geïnterneerd Grenadier. Het adres was aanvankelijk Leopoldsdorp Harderwijk, maar de schrijver of schrijfster heeft Leopoldsdorp doorgestreept en de kaart verstuurd p/a luitenant Van Rees, Stationsweg. Het geschrift lijkt dat van een vrouwelijke hand. De schrijfster is zeer vertrouwd met Hubert en Octavie: ze spreekt hen aan met Bert en Fie. Ze heeft de hand van haar dochter Rietje vastgehouden zodat die ook haar naam op de kaart kan zetten. De schrijfster zal Hubert of Octavie of beiden de volgende donderdag terugzien. De kaart wijst op een grote vertrouwelijkheid tussen de Belgische geïnterneerden en de briefschrijfster. In het begin van de oorlog was er vaak vijandigheid van de Nederlanders tegenover de vluchtelingen en geïnterneerden, maar in de loop der jaren ontwikkelden zich betere relaties en kwamen zelfs vriendschappen tot stand.

Sommige geïnterneerden mochten op boerderijen werken, vaak ver van de kampen. Anderen gingen samen met Nederlanders als arbeider aan de slag in bouwbedrijven. In Leopoldsdorp werden groenten gekweekt en sommigen kweekten er dieren. Zo ontstonden er handeltjes tussen Belgen en Nederlanders. De vriendschap die blijkt uit de kaart voor Bert en Fie lijkt persoonlijker. Was de familie Billen misschien bevriend geraakt met luitenant Van Rees en is de kaart van de hand van mevrouw Van Rees die kerst gevierd heeft met haar familie in Assen? Allemaal speculaties, maar de beestjes waarnaar op de wenskaart verwezen wordt, zijn er echt. Hubert en Octavie kweekten in Leopoldsdorp dieren. Op de kaart van 16.08.1918 aan haar broer Louis Everaet schrijft Octavie:

Zeer beminde Broeder Louis Wat zegt gij van ons portret Louis wij zijn veel te donker getrokken gij ziet maar den hel[f]t van de konijnen maar afvin gij gaat ons toch wel verkennen niet waar Louis. Louis ik heb een brief gehad van Moeder en zij is nu bij oncle Charlouis 20 kil. van Paris en Schoolaert zijn daar ook meede en heb ook eene brief gehad van Marie en alles gaat daar nog goed ik zal hem eens meede geeven om uw te leezen zend mijn dan eens weeder als uw (?)

Ontvangt de beste groetten van uw broeder en Zuster - Octavie Everaet


De foto straalt rust en vrede uit, maar uit de bondige tekst spreekt een andere werkelijkheid. De familie Everaet is in Frankrijk uit elkaar geraakt. Ze houden contact via briefkaarten. Vanuit Nederland speelt Octavie het nieuws door dat ze heeft. Waar Louis is weten we niet en van de broers Evariste of Jules van de eerste prentbriefkaart horen we ook niets meer. Moeder Everaet verblijft bij haar broer of schoonbroer Charles-Louis. Marie is blijkbaar nog ergens anders.

Wanneer de oorlog eindelijk gedaan is, duurt het nog tot half december 1918 vooraleer de geïnterneerden uit Nederland terug naar huis kunnen. Voor onze vijf Hollebekenaren en de andere geïnterneerden uit de frontstreek was er geen huis meer. Op 19.10.1919 verzendt Octavie een briefkaart aan haar broer en zus, waarschijnlijk Louis Sohier en Marie Everaet. Waar die verblijven, weten we niet. Op de foto staan Hubert Billen en Octavie Everaet samen met Marie-Louise Degryse (links) voor de barak van Hubert en Octavie op het gehucht De Kortewilde. Jules en Cyriel Everaet staan niet op de foto, maar uit de tekst op de kaart kunnen we afleiden dat ook zij op de Kortewilde verblijven.





Hubert Billen overleed op 09.10.1958, onderscheiden met het ereteken van de Orde van Leopold II. Octavie Everaet stierf op 28.08.1959. Beiden liggen in Hollebeke begraven.

___________

Hieronder nog enkele foto's afkomstig uit het archief van Streekarchivariaat in Harderwijk (Nederland):

Timmerwinkel (inv.nr. 2011)



Men sliep met 250 man in onverwarmde barakken. (inv.nr. 511)



(inv.nr. 512)



De ziekenzaal in het hospitaaltje in het kamp. (inv.nr. 519)



Interieur van een slaapbarak. (inv.nr. 2025)



Het Belgisch vrouwenkamp (inv.nr. 543)



In december 1916 kwam het vrouwenkamp Leopolddorp gereed. (inv.nr. 542)



In het vrouwenkamp was ook een naaischool. (inv.nr. 2012)



(inv.nr. 540)



___________

Voetnoten:

(1) Voor dit artikel bezorgde Philip Woets (Hollebeke) me kopieën van gedachtenisprentjes, naast allerlei andere informatie. Philip keek ook de bevolkingsregisters na. Bernard Vanhove (Hollebeke) zorgde voor uittreksels uit geboorte- en overlijdensakten. Daniël Verfaillie (Hollebeke) stelde graag zijn kiezerslijsten van Hollebeke ter beschikking. De prentbriefkaarten kon ik inkijken dank zij Maria Vermès (Marke) en Jacques Garreyn (Hollebeke). Roger Verbeke (Wervik) stond in voor achtergrondinformatie over de forten rond Antwerpen in het najaar van 1914. Voor de Nederlandse kant van het verhaal komt vrijwel alle informatie van archivaris Henk Hovenkamp van het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe (Nederland), die ook de toelating verleende om foto's en prentbriefkaarten uit de collectie van de gemeente Harderwijk te publiceren. Al deze mensen ben ik dan ook veel dank verschuldigd!

Een aantal prentbriefkaarten kunt u ook bekijken op de website van Ieper verbeeldt via www.westhoekverbeeldt.be.

(2) Na drie eerdere mislukte pogingen om via een kanaal - de zogenaamde Komense vaart - een verbinding te maken tussen het kanaal Ieper-IJzer in Ieper en de Leie in Komen, werd beslist om via aangepaste graafwerken en de bouw van twee nieuwe sluizen het kanaal toch doorheen de heuvel te leiden. Vanaf 1910 werd het kanaal hersteld en aangepast. Men bouwde 2 bijkomende sluizen en de taluds werden versterkt met een raamwerk van horizontale en verticale betonnen balken, waartussen vakken gemetselde bakstenen aangebracht werden. Deze verstevigde oeverhellingen moesten de afschuivingen tegenhouden. Op 29.11.1912 deelde de aannemer trots mee dat zijn opdracht vervuld was. Maar opnieuw kwam de Ieperiaanse klei in beweging. Over een lengte van 300 meter werden de versterkingen in gewapend beton verbrijzeld. De grondverschuivingen duurden voort: de pijlers van de Sint-Elooibrug, het pronkstuk van de werken, vertoonden barsten, helden langzaam maar zeker over en uiteindelijk stortte de brug op 10.06.1913 roemloos in. Dit betekende het definitieve einde van de kanaalwerken.


Gepubliceerd 13/02/2013.