Geoffrey Boothby: Thirty-odd feet below Belgium
Artikel overgenomen uit het driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor Poperinge en omstreken van de Heemkring Aan de Schreve, 49ste jaargang 2019, nr. 2
Auteur: Luc Vanacker, Koksijde

Toen zijn vader in een rusthuis opgenomen werd en zijn moeder al bijna zeven jaar overleden was, ging professor Arthur Stockwin in april 1990 het ouderlijke huis in Birmingham opruimen. Dat hield onder meer de hele tandartspraktijk van zijn vader in. Op een dag vond hij in een gesloten houten kist een kartonnen doos met een pak brieven van zijn moeder, toen ze 17-18 was en van een jongeman aan het front van ca. 21 jaar. Er ging een nieuwe wereld voor hem open. Zijn moeder had er nooit over gesproken en zijn vader wou hij het niet meer vragen. Hij had in het huis wel een paar foto's van die jongeman gevonden, maar omdat het de gesneuvelde zoon was van een bevriende weduwe, had hij er niets achter gezocht.

Ze hadden elkaar wellicht via haar broer leren kennen en minder dan vier dagen gezien, maar in de brieven zie je hun vriendschap zoetjesaan evolueren naar liefde. Die brieven zijn bovendien goed geschreven – anders houdt zo'n liefde op afstand niet stand – en dus besloot Arthur Stockwin na zijn professoraat en een bezoek aan het front bij Ieper om ze uit te geven. Als titel koos hij een zin uit een brief: Thirty-odd Feet below Belgium en als ondertitel An Affair of Letters in the Great War, 1915-1916. 'Ruim dertig voet of negen meter onder België', maar de Nederlandse vertaling van 2006 heeft als titel: Een liefde in brieven. Een briefwisseling uit de Eerste Wereldoorlog. 1

De jongeman in kwestie was Geoffrey Boothby (° 13 december 1894) en hij had zich na een jaar tandheelkunde aan de universiteit van Birmingham, vrijwillig gemeld bij het uitbreken van de oorlog. Na een opleiding tot officier, trok hij in de zomer van 1915 met het 8ste bataljon South Staffordshire het Kanaal over. Staffordshire ligt net ten noorden van Birmingham in de Midlands. Omdat zijn bataljon in de buurt gelegerd is, wordt Geoffrey Boothby in september 1915 gedetacheerd bij de 172th Tunnelling Company in St.-Elooi (Voormezele). Later wordt dat de 177th Tunnelling Company bij Railway Wood (Zillebeke) met rustkamp in Proven. Na vijf maand attached schrijft hij in een brief van 20 maart 1916 dat hij 'nu echt een royal engineer is'.

Het meisje heet Edith Ainscow (° 9 januari 1898) en hun briefwisseling begint in februari 1915, wanneer zij nog maar net 17 jaar is en hij nog in een opleidingskamp in Dorset verblijft. Ze zullen elkaar meer dan een jaar lang regelmatig schrijven. Even vreest hij dat zij niet meer zal willen schrijven, wanneer hij in januari 1916 met zeven dagen verlof naar Engeland gaat en haar niet opzoekt. Als enig kind gaat hij wel naar zijn ouders die op dat ogenblik in Cornwall verblijven. Zijn vader is er opgenomen in een ziekenhuis van Falmouth, helemaal op Land's End, nadat hij in Zuid-Afrika de 'goudstofziekte' opgelopen had. Hij zal in 1917 sterven. Zij vindt dat hij haar vooraf had mogen verwittigen, maar begrijpt wel dat hij in die ene week niet ook nog eens naar Birmingham had kunnen sporen.  De brieven gaan verder het Kanaal over.

In hun laatste brieven drukken ze hun hoop uit elkaar na meer dan een jaar, eindelijk te kunnen ontmoeten tijdens de tweede week van mei 1916, maar het 'noodlot' beslist er anders over. Op 28 april 1916 wordt Geoffrey Boothby 's morgens om zes uur gewekt door een luisteraar, die in galerij H 11 verdachte geluiden gehoord heeft. Hij trekt vlug zijn kleren aan en via een schacht komen ze met drieën bij het einde van die galerij aan.  Luttele seconden later ontploft een Duitse camouflet die de hele galerij vult met gebroken stutpalen, aarde en gas. De tweede officier is wat achterop gebleven om erop toe te zien dat er geen lawaai wordt gemaakt. Hij raakt gewond, maar overleeft de klap. Geoffrey en de man die het geluid opgemerkt had, niet.

Uit de brieven die naar zijn moeder Alice Boothby teruggestuurd werden, blijkt dat hun lichamen niet uitgegraven werden.

Onderluitenant 2 Geoffrey Boothby's lichaam bleef dus 'thirty-odd feet' onder de bodem liggen. Volgens specialist Peter Barton enkele meter (a score of yards) ten zuiden van het huidige Cross of Sacrifice van R.E. Grave Railway Wood. Wellicht had hij de foto van zijn geliefde, die ze hem een paar weken voordien opgestuurd had, bij zich, want hij stak niet tussen zijn persoonlijke bezittingen, die nadien naar zijn moeder werden gestuurd.

In een brief van 27 september 1915 had Geoffrey Edith afgeraden om wetenschappen te studeren, maar integendeel geneeskunde te beginnen. Zij volgt zijn advies en gaat nadien in dienst van het Algemeen Ziekenhuis van Birmingham. Pas 18 jaar na het overlijden van Geoffrey treedt ze, in april 1934, in het huwelijk met Wilfred Stockwin (ca. 1904-1991), een tandarts. Door haar huwelijk moet ze haar werk opzeggen, maar ze blijft deeltijds actief in een kliniek voor zwangerschaps- en postnatale zorg en als anesthesiste in de praktijk van haar man. Op 28 november 1937 wordt hun enig kind, Arthur Stockwin, geboren.

Edith's broer Arthur diende in Mesopotamië, Gallipoli en als piloot. Hij was bevriend met Geoffrey en hij zou de oorlog overleven, huwen en vier kinderen krijgen. Maar na tien jaar huwelijk loopt het mis, raakt hij aan de drank en wordt hij een lastpak voor zijn omgeving. Een psychisch slachtoffer van de oorlog, zoals hij zichzelf zag? Zijn neef Arthur Stockwin vraagt zich af wie van de twee, Geoffrey of Arthur, er dan best af is?



Aanvankelijk heeft Geoffrey het in het leger naar zijn zin. Hij kan naar hartenlust racen en crashen met zijn motorfiets, paardrijden, piano spelen en hij vindt thuisblijvers 'asses to miss all this holiday and fun' (ezels die deze vrolijke vakantie missen). Maar nadat hij hun eerste officier dood heeft zien wegdragen op een berrie, verandert de toon. Dan heeft hij het over 'swine' en 'abominables', een woord dat hij ook gebruikt om er de Duitsers mee aan te duiden. Zij kunnen thuis hun studies verder zetten en de meiden inpikken (brief van 27 september 1915). 

De situatie verandert uiteraard op 1 januari 1916, met de wet op de dienstplicht voor ongehuwde mannen van 18 tot 41 jaar, de zogenaamde 'conscription'. In mei 1916 gevolgd door een tweede wet voor gehuwde mannen.

In een brief van 8 maart 1916 schrijft hij vanuit zijn rustkamp bij 't Couthof in Proven dat hij een raid van een zeppelin en drie vliegtuigen meegemaakt heeft. Het zou kunnen gaan om de zeppelin die broeder Victor, de kroniekschrijver van de St.-Sixtusabdij, heeft zien overvliegen op 20 februari 1916 : 'Allen hebben bommen geworpen op Poperinge en omstreken.' 3

In de brief van 20 maart 1916, waarin hij zijn mutatie van de South Staffordshires naar de Royal Engineers vermeldt, schrijft hij ook :

'Bijna al mijn vrienden bij de Staffords zijn gedood tijdens gevechten in de buurt van Ieper een paar weken geleden. Het is een vreselijk droevig iets hoeveel vriendschappen ontstaan en weer gebroken worden door deze oorlog. Maar het voelt trots aan om een Engelsman te zijn, te weten hoe onzelfzuchtig je vrienden go west.'

Detail van het offerkruis op R.E. Grave, met de bewuste verrekijker. (Foto Simon Louagie)



Het 8ste bataljon South Staffordshires had in februari zware verliezen geleden bij de Verbrande Molen, een goede kilometer ten zuiden van Zillebeke. Op 14-16 februari hadden ze een Duitse aanval moeten afslaan met – volgens het War Diary – als casualties (doden en gewonden) : zes officieren en 112 other ranks. Ook in de loopgraven van Railway Wood had dit bataljon van 6 december 1915 tot 5 januari 1916 al veel verliezen geleden. Dit zijn van die kleinere schermutselingen, die 'gevechten' genoemd worden, geen 'slagen', maar die evengoed een zware tol eisten. Doorgaans spreekt 'Geoff', zoals Edith hem aanspreekt, daar niet over in zijn brieven naar haar. Wellicht om haar niet al te bezorgd te maken. Maar 'Geoff' was ook een opgewekte jongen, die 'altijd een lach op zijn gezicht had en geen vrees kende', volgens het getuigenis van zijn medeofficieren in hun brieven aan zijn moeder Alice.

We zouden hier ons verhaal kunnen afsluiten met te zeggen: lees die brieven zelf maar eens, het loont de moeite. Maar er is nog een vervolg op dit verhaal in de maak, dat niet in die brievenuitgave aan bod komt. Simon Louagie, een jonge WOI-gids en verantwoordelijk voor PR en educatie bij het Peace Village van Mesen, beleefde op 17 januari 2018 een merkwaardige, dubbele Aha-Erlebnis. Op die woensdag stortte tunnel H 11 in en was er bovengronds een groot zinkgat zichtbaar net ten zuiden van het offerkruis van R.E. Grave. Na een droge zomer met een dalende watertafel, waardoor het hout begon te rotten? In elk geval in de onmiddellijke buurt van waar Geoffrey Boothby bedolven raakte. Op diezelfde woensdag kreeg Simon Louagie ook een e-mail van een Duitser, een zekere dr Ralf Winterberg, waarin hij vertelde dat hij thuis een verrekijker van zijn grootvader, Musketier Heinrich Rentmeister, gevonden had met daarop een naam gegrift : 'G. Boothby'.

Voor het vervolg van dat verhaal verwijs ik naar de website van Simon4. Hoe is een Duitse militaire verrekijker van 1915 in het bezit geraakt van een Britse officier en nadien weer in Duitse handen terecht gekomen?

Ik kan alleen maar zeggen dat op een andere website, die van de Commonwealth War Graves Commission, vier gesneuvelde officieren (onderluitenant of luitenant) vermeld staan met de naam 'Boothby', maar van die vier is er maar één van wie de voornaam begint met de letter 'G' en het is onze Geoffrey. Op de Menenpoort staat een zekere 2nd Lieutenant Ernest Boothby, van de Rifle Brigade (13th Battalion), maar dit moet een vergissing zijn, want Ernest Boothby overleed tijdens de Slag aan de Somme op 10 juli 1916, net als zijn broer Lieutenant John Boothby 13 dagen later.

Van de 6 miljoen man die dienden in het Britse leger, waren er volgens Peter Barton maar ca. 40.000 tunnellers. Zelden hielden zij een dagboek bij, noch zeldzamer zijn brieven van hen bewaard. Dit maakt dat het War Diary van 177 TC en de brieven van Geoffrey Boothby ons een vrij unieke inkijk geven in wat er ondergronds allemaal omging in de regio Ieper-Poperinge.


Voetnoten

1 Arthur Stockwin (ed.), Thirty-odd Feet below Belgium. An affair of Letters in the Great War, 1915-1916, Parapress Ltd, Tunbridge Wells, 2005. Een liefde in brieven. Een briefwisseling uit de Eerste Wereldoorlog, Anthos/Manteau, Amsterdam, 2006.
2 Second Lieutenant staat in Nederland gelijk met tweede luitenant, in het Belgisch leger met onderluitenant.
3 Met dank aan Ivan Top.
4 https://simonlouagie.wordpress.com/news-from-thefront/geoffrey-heinrich-the-great-war-through-alens/?fbclid=IwAR3wDvdfdDJd_PNJsAProOKNiH5aPlDr9C2Ra05dD2lvI4Ryjuu4RBRpKg.

Het volstaat te googelen op ‘Simon’s stories + Boothby’.
Alleen in het Engels.