Het verhaal van mijn grootoom Kamiel Pype
Wat hierna volgt, verscheen in het tijdschrift 'Het Zonneheem' (driemaandelijkse tijdschrift van de Heemkundige Kring De Zonnebeekse Heemvrienden vzw), in het nummer 03, 38e jaargang, 2009.

Auteur: Ingrid Pype

Inleiding

Meer dan negentig jaar heeft het geduurd vooraleer onze familie meer te weten is gekomen over de dood van mijn grootvaders broer Kamiel Pype die sneuvelde in 1914. Nochtans had mijn grootvader, Arthur (roepnaam Achille) Pype, bij onze regelmatige bezoeken, het steeds over "den Grooten Oorlog‟, doch vooral over zijn verblijf in Schellebelle en de moeizame terugkeer naar het vernielde thuisfront. Vertelde hij hierover in geuren en kleuren, over zijn gesneuvelde broer Kamiel was hij bijzonder karig met informatie. Voor hem was het blijkbaar moeilijk om de dood van zijn broers Kamiel en later Alberic te verwerken. Zo kwam het dat het volledige verhaal onverteld bleef.

De vooroorlogse periode

De familie Pype baat al sinds generaties lang een landbouwbedrijfje uit op de Oosthoek in Beselare, een gehucht met weinig bewoning grenzend aan Dadizele. In zijn "Gedenkboek aan Beselare in de Eerste Wereldoorlog 1914-1918‟ schrijft Jozef Maes dat de familie Pype sedert 1776 hetzelfde hof bewoont en dezelfde grond bewerkt. Nochtans is de oudste rechtstreekse voorvader die we terugvonden in Beselare Petrus Jacobus Pype. Hij werd op 11 augustus 1701 te Geluwe geboren en huwde er met Maria Joanna Constantia Reyn (° Geluwe 01.02.1700) op 3 juli 1725. Het jonge paar vestigde zich in Beselare en daar werd een tijdje later Pierre Jean geboren en rond 1728 zijn zuster Marie Anne Theresia. Of het gezin toen al op de hofstede op de Oosthoek woonde, is niet gekend.

In de kadastrale legger van P.C. Popp (medio 19de eeuw) vinden we wat Beselare betreft vier eigenaars terug die de naam Pype dragen. Allen wonen in Beselare. Het gaat over:
  1. Pype Augustinus, eigendom: twee huisjes en één tuin, 6 aren 72 ca groot, gelegen op de Molenhoek
  2. Pype Franciscus, eigendom: één huis en aanpalend een stuk land, 47 aren groot
  3. Pype Jan, eigendom: twee huisjes met tuin en een stuk land, 12 aren 55 ca groot, gelegen op de Keiberg
  4. Pype-Warlop Frans en kinderen, eigendom: één hoeve, één gebouw en diverse stukken (hooi)land, bos, boomgaarden, in totaal 10 ha 16 a 63 ca groot.
Franciscus is volgens de kadastrale legger van Popp, de zoon van Pype Dominijk (° Beselare 19.11.1771 – + Beselare 30.03.1832). Dominijk is de grootvader van Carolus (Charles) Pype (mijn overgrootvader) en is op zijn beurt de kleinzoon van Petrus Jacobus, de eerste gekende Pype te Beselare. Augustin (nr. 1) en Jan (nr. 3) kunnen broers zijn van Franciscus maar absolute zekerheid hierover hebben we niet.

De eigenaar van de hoeve die bewoond werd door onze familie was Ieperling Adolphe Degheus en consoorten. De Atlas van de Buurtwegen die dateert van enkele jaren later dan de Poppkaart, vermeldt de weduwe Deharnes uit Doornik als eigenares. Momenteel is de hoeve eigendom van Bruggeling Jacques Blomme. Deze hofstede is gelegen meer dan halverwege in de doodlopende Hooglandvoetweg (nu Hooglandweg 9). De stallingen en andere bijgebouwen staan zowel nu als vóór de oorlog voor de woning. Op het einde van de Hooglandweg stroomt de Heulebeek die de gemeentegrens vormt. Een plank (de "slibberplanke‟) over die beek zorgde er voor dat men de overkant kon bereiken om zo te voet naar Dadizele te trekken. Bij een waterput, in de volksmond de "Kattepit‟, net voor de Heulebeek, kon het vee de dorst lessen. De vele geheimzinnige verhalen rond deze waterput, maakten de kinderen uit de buurt bang en tegelijkertijd nieuwsgierig om daar te gaan spelen. Een legende over de "Kattepit‟ werd genoteerd door Dirk Ooghe (cf. "Het Zonneheem", 2002/01). Naast de hoeve van onze familie liep een landweg die uitmondde in een voetweg naar de huidige Oosthoekhoeve. Het huis van Pype Franciscus (zie 2) situeerde zich tegen de Oosthoekhoeve. De hoeve, het gebouw en het bijhorende land van Pype-Warlop Frans (zie 4) lagen langs de Hooglandweg (huidige hoeve Wim Stols-Decaestecker Charlotte, Hooglandweg 11).

Stamvader Petrus Jacobus Pype telde heel wat nazaten. Volgens de volkstelling van 1815 woonden er 27 naamdragers Pype te Beselare en in de registers van de burgerlijke stand van Beselare vonden we in de 19de eeuw meer dan honderd geboorten met de familienaam Pype. Daar zitten ook verwanten bij. De meeste van die geboorteakten situeren zich in de eerste helft van die eeuw. In de laatste decennia van die eeuw is er een kleine heropflakkering te bespeuren bij het aantal nieuwe Pypes. Landbouwer Charles Pype (° Beselare 17 maart 1853) was immers getrouwd in Rumbeke op 3 september 1890 met Lucie Vandevelde (° Moorslede 26 oktober 1857). Dit gezin werd gezegend met zeven kinderen, alle in Beselare geboren:
  1. Céline Marie, 13.09.1891
  2. Kamiel Cyriel, 26.08.1892
  3. Flavia Marie, 16.06.1894
  4. Augusta Julie, 09.12.1895
  5. Arthur Achille, 07.11.1897
  6. Julius Odiel, 02.01.1899
  7. Alberic Albert, 05.11.1900
Charles is naast Henri Pype, die niets met ons verhaal te maken heeft, de enige naamdrager Pype in de kiezerslijst van Beselare van 1911-1912 (kiezers waren toen allen mannen van 25 jaar en ouder). Uit die kiezerslijst blijkt dat Charles tamelijk begoed is. Hij mag immers zowel voor de senaat, de provincie als voor de gemeente twee stemmen uitbrengen.

Henri was geboren in Passendale, woonde niet op de Oosthoek maar is net als Charles getrouwd met een Vandevelde (Louise). Ook via de Vandeveldes is er niet direct een familieverband te vinden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is dit gezin gevlucht naar Frankrijk (Rueil, een dorpje in het departement Hauts-de-Seine) en deze identieke familienamencombinatie heeft ons bij het begin van onze zoektocht op een verkeerd spoor gezet.

De oudste zoon Kamiel werd met ingang van 1 oktober 1912 voor vijftien maand opgeroepen voor legerdienst. Hij kreeg het stamnummer 53249. Op 23 februari 1912 werden hem te Brugge de militaire wetten voorgelezen, waarbij hij verklaart "die wetten wel te verstaan en te weten dat hij zich van nu af er moet aan onderwerpen". Hij ondertekent dit formulier. Hij wordt ingelijfd bij de 2de Jagers te Voet en is gekazerneerd in Mons.

Veel weten we niet over hem. Hij was 1,70 meter groot, landbouwhelper van beroep en één van zijn liefhebberijen was hanengevechten in competitieverband. Zo werd hij door de politierechtbank van Ieper op 14 juni 1911 veroordeeld voor strafbare feiten die hij in Beselare had gepleegd op 17 april 1911, namelijk "d‟avoir dans des combats soumis des coqs à des tortures". Zijn straf werd bepaald op 20 fr. voorwaardelijk of drie dagen gevangenis. Dit gegeven staat vermeld in een "Bulletin d‟une condamnation prononcée à charge d‟un militaire", opgemaakt door het Ministerie van Justitie. Dit werd teruggevonden in zijn militair dossier in het Legermuseum in Brussel. In plaatselijke kranten vonden we over "dit strafbare feit‟ niets terug. Op 30 juli 1914 werd hij gemobiliseerd. Hij was pas zeven maand "afgezwaaid‟. Duitsland viel op 4 augustus 1914 ons land binnen.

Zijn oorlogsverhaal

Terwijl in de forten van Luik getracht werd te weerstaan aan de belegering van de Duitsers, stelde het Belgische veldleger zich op achter de Gete (Oost-Brabant). Al spoedig werd het duidelijk dat ons leger niet in staat zou zijn het Eerste Duitse leger onder generaal von Kluck tegen te houden. Een achterhoede zou nog enkele uren hevig weerstand bieden terwijl het gros van het Belgische leger zich terugtrok achter de forten van Antwerpen. Daarmee verleende ons leger doorgang aan de Duitsers die in een wijde boog oprukten naar Parijs. Ze lieten het 3de Reservekorps achter als een observatieleger om de Belgen binnen de fortengordel te houden, terwijl een beslissende slag zou geleverd worden aan de Marne.

Zo kwam de 5de Divisie waartoe twee regimenten Jagers te Voet behoorden, rond 20 augustus aan in de Versterkte Stelling Antwerpen. Tot drie maal toe zouden de Belgen een uitval wagen om de Duitse verbindingslijnen te verstoren. De Duitsers zagen zich verplicht troepen die op weg waren naar Frankrijk in te zetten voor Antwerpen, onder andere het 9de Reservekorps. Het is tijdens de derde uitval dat Kamiel Pype op 27 september 1914 sneuvelde. Hij werd ter plaatse begraven.

Zijn eenheid werd ingezet in de omgeving van Buggenhout, tussen Dendermonde en Mechelen. Die eenheid werd ontplooid langs de spoorweg en leverde ondermeer slag in het naburige Opstal en het bos van Buggenhout. Bijzonderheden omtrent de dood van Kamiel zijn aan de hand van het regimentsverslag niet te reconstrueren.



Het Buggenhoutbos is nu ongeveer 177 ha groot en is sinds 1936 voor het grootste gedeelte staatsbezit. In 1830 bedroeg de totale bosoppervlakte nog 600 ha. Dan begonnen er rooiingen maar vooral in de Eerste Wereldoorlog heeft de Duitse bezetter er lelijk huisgehouden. In die periode verdween er 240 ha bos (foto archief heemkring Ter Palen, Buggenhout).

In het "Oorlogsboek van het Davidsfonds" konden we wel de volgende tekst optekenen: "Het is den 26en September, dag van den veldslag van Buggenhout. In den vroegen morgen zien wij onze soldaten uit de forten naar hier afgezakt komen, niet meer met tien- of honderdtallen, ze zijn met duizenden, ‟t is een stoet van uren aaneen. Waar trekken ze naartoe en wat is er gaande? Ze bezetten Buggenhout, Opstal, Opwyck, Merchtem. Nooit hadden we er zooveel ineens gezien, met kanonnen, machiengeweren, auto‟s, en alle krijgsmateriaal. Zeker is er een slag op handen. Inderdaad we hoorden in den namiddag het kanon rommelen, ze vielen de Duitsche belegeringstroepen aan ten Noorden en ten Westen van Brussel verschanst. Deze antwoordden weinig of niet in den dag, maar ‟s avonds begon ‟t gevecht met geweervuur en heel den nacht duurde het voort. ‟s Anderendaags, versterkingen aangekomen zijnde, gingen de Duitschers er op los met woest geweld. Nu moesten de onzen wijken voor ‟t getal; nochtans verdedigden zij zich als leeuwen. Er vielen toen vele dapperen voor hun land. De auto‟s van ‟t Rood-Kruis reden gestadig en brachten de gekwetsten ten deele alhier naar ‟t gasthuis waar een Ambulancie was ingericht.

Heel den voormiddag, ‟t was een Zondag, vocht men hevig met de bajonet zoodat een geneesheer van ‟t leger getuigde zelden zulke wreede worsteling bijgewoond te hebben. Groot moet het getal dooden en gekwetsten geweest zijn van beide kanten. De Duitschers waren tot aan de Linde geraakt. Het kanonvuur herbegon in den namiddag tot ‟s avonds toe. Een patroelje kwam tot in ‟t dorp en stak 4 huizen in brand aan de statie. Ondertusschen had ons leger zich grootendeels teruggetrokken naar de forten, gevolgd door den grooten hoop der bevolking die vluchtte uit vrees.



Kaart archief Freddy Vandenbroucke, Dadizele.

‟s Dinsdag waren er reeds velen in de plaats, en ‟s Woensdag was ‟t hier vol grijze frakken. Op bevel van een hoofdman begon nu de plundering in de huizen; alleen de Kloosterstraat werd gespaard, dankzij de tusschenkomst van eenige bewoners. ‟t Gros van hun leger is hier maar een dag gebleven, 8 dagen nochtans bleef er bezetting.

Door die uitvallen hielpen de Belgen krachtig mede aan de zegepraal der verbondenen in Frankrijk, want ze beletten alzoo de Duitsche strijdmachten daar hulp te bieden en hielden ze vast en bezig in ‟t Noorden. In de Krapstraat, rondom ‟t Bosch waren er vele jongens gevallen in den slag van 26en en 27en September. Eenige dooden en gekwetsten had men niet kunnen meenemen, de vijand zat te kort op de hielen. Toen de strijd uitgewoed was, werden er nog 21 lijken ontdekt. Er was een jongeling van den Opstal bij. De Potter met name, die niet ver van zijn huis gevallen was. Allen zijn ze door de burgers voorloopig begraven langs de baan of in het veld. Zoo zagen we hier en daar een net versierd heuveltje op een graf, met bloemen beplant en een houten kruisje, dat het teeken is van de hoop in een beter leven.

Naar inlichtingen genomen bij inwoners die ‟t huis gebleven waren, moeten hier waarschijnlijk dingen gebeurd zijn met gekwetsten, waar geen naam aan te geven is. Bijna niemand dierf gekwetsten opnemen uit vrees voor ‟t geschut en de wraak van den vijand. Velen stierven waar ze lagen zonder hulp. Anderen werden buiten geworpen in huizen waar men ze vond.

Bij de opzoekingen vond men er een soldaat in ‟t veld, met bajonetsteken doorkorven. Men zag 2 lijken rechtstaande aan een strooimijt elk met een kogel in den mond gestopt, uit spotternij zeker! Hier en daar ontdekte men er andere en begroef ze eerbiedig in stilte."



Het bidprentje van Kamiel Pype werd in Schellebelle gedrukt (archief Walter Lynneel, Leffinge).

Tot tweemaal toe herbegraven

Kamiel Pype zal tot tweemaal toe herbegraven worden. Een eerste maal gebeurde dit op 7 mei 1915 op de gemeentelijke begraafplaats van Buggenhout. Negentien Belgische militairen die alle op 27 september 1914 in Buggenhoutbos gesneuveld waren en toen her en der in alle haast werden begraven, werden nu eerbiedig samengebracht. Een plaatselijke geschiedschrijver beschreef het als volgt: "De lijken in kisten gelegd, werden tot vóór de kerk gebracht. ‟t Was door bemiddeling van zekere Juffr. Orian die zich daarmee gelastte in al de parochies rond Merchtem, en men mag zeggen dat verscheidene zijn terecht gekomen daardoor die anders nooit zouden teruggevonden zijn. Aan de Kerk werden de gebeden gelezen door de geestelijkheid der parochie. Hier moeten we in ‟t voorbijgaan aanstippen dat een Duitsche delegatie van Dendermonde aanwezig was bij de ceremonie. Als er te "paradeeren‟ was, ontbraken ze niet. De stoet, samengesteld uit eene groote menigte volks, bewogen en ontroerd, begaf zich naar ‟t kerkhof, de geestelijke en wereldlijke overheid aan ‟t hoofd. De Duitsche kommandant deed hier een korte aanspraak, stelde onze soldaten als voorbeeld voor aan de zijne en bracht hulde aan hunne vaderlandsliefde. Of het volk er veel van verstond betwijfel ik zeer; de indruk was gering."

Juffrouw Orian waarvan hierboven sprake, heette eigenlijk Jeanne Orianne. Zij was een ongehuwde dochter van een Londerzeelse rijkswachtofficier. Op achttien maanden tijd werden door haar en haar medewerkers bijna 3.000 Belgische soldaten herbegraven. Meer dan de helft ervan werd ook geïdentificeerd.



Gezien de staat van ontbinding was het begrijpelijk dat de lijkkisten niet meer in de kerk werden gebracht, maar tijdens de uitvaartdienst op het kerkplein bleven. Bemerk rechts een Duitse erewacht. Een late merkwaardige begrafenis waarvoor zelfs de bezetter begrip kon opbrengen (foto archief heemkring Ter Palen, Buggenhout).

De gemeentelijke begraafplaats van Buggenhout ligt op enkele honderden meters verwijderd van de kerk langs de Kerkhofstraat. De negentien kregen een ereperk tussen de hoofdtoegang van de begraafplaats en de woning van het vroegere "kerkeputteken" (de plaatselijke grafmaker). Dit was langs de straatzijde helemaal links. Van het ereperk is vandaag, behalve deze foto, niets meer terug te vinden. Het ereperk is ingenomen door andere graven.



Een zicht op het ereperk van de gemeentelijke begraafplaats van Buggenhout. De gesneuvelden lagen begraven in dezelfde volgorde als op de lijst die bewaard is gebleven in het gemeentearchief van Buggenhout (foto archief heemkring Ter Palen, Buggenhout).

Die negentien gesneuvelden waren afkomstig van over het hele land. Er waren vier West-Vlamingen bij waaronder streekgenoot Arthur De Roo uit Langemark. In het gemeentearchief van Buggenhout is een lijst bewaard gebleven. Kamiel Pype staat er als laatste op vermeld.

Hieronder de lijst zoals ze gepubliceerd werd in een artikel van de heemkundige kring Ter Palen:
  1. Glas Theodule – nr 50447 – geboren te Velseke-Ruddershove (O-Vl) – 2de jagers te voet.
  2. D‟Hoeraene Nestor Ernest – geboren te Tollenbeek (Brab.) – 2de jagers te voet.
  3. Pie A. – nr 49488 – geboren te Tollenbeek (Brab.) – 2de jagers te voet.
  4. Guffens – nr 53315 – geboren te Tongeren (Limb.) – 2de jagers te voet.
  5. De Schuytener Gaston Joseph Ghislain – nr 59033 – geboren te Loupoigne (Brab.) - 1ste Linieregiment.
  6. Houttekier Emile – nr 59091 – geboren te Hornu (Heneg.) – 1ste Linieregiment.
  7. De Decker – nr 53853 – geboren te Evergem (O-Vl.) – 2de jagers te voet.
  8. De Kinderen Carolus – nr 49246 – geboren te Kasterlee (Antw.) – 2de jagers te voet.
  9. Daivier V. – nr 52541 – geboren te Biennes-lez-Happart (Heneg.) – 2de jagers te voet.
  10. Elderweert Philimon Gabriel Marie – nr 52407 – geboren te St.-Amandsberg – 2de jagers te voet.
  11. Mathei – geboren te Gougnies (Heneg.) – 1ste Linieregiment.
  12. Demassez Hector – nr 49848 – geboren te Gogny-lez-Pretor – 5de jagers te voet.
  13. De Roo A. – nr. 57825 – geboren te Langemark (W-Vl.) – 1ste Linieregiment.
  14. Dauot J. – nr. 52488 – geboren te Geroux Mousty (Heneg.) – 2de jagers te voet.
  15. Rijckaert – nr. 57477 – geboren te Wondelgem (O-Vl.) – 1ste Linieregiment.
  16. De Swart A. – nr 55940 – geboren te Zwevezele (W-Vl.) – 1ste Linieregiment.
  17. Freyman R. – nr 58538 – geboren te Tielt (W-Vl.) – 1ste Linieregiment.
  18. Delcourt Bienvenu Oscar Joseph – nr 54111 – geboren te Brussel – 2de jagers te voet.
  19. Pippe – geboren te Besselare-Wervik (W-Vl.).
Op een andere lijst, "Liste des Soldats Belges Morts au Champ d‟Honneur identifiés & inhumés par les soins de Mademoiselle Orianne à Londerzeel" wordt er gewag gemaakt van soldaten begraven op de begraafplaats van Buggenhout en van soldaten begraven op de kleine begraafplaats van Buggenhout. Bij de plaatselijke heemkundige kring hebben ze geen weet van twee begraafplaatsen of verschillende perken binnen de gemeentelijke begraafplaats. Die lijst vermeldt respectievelijk 20 gesneuvelden, waarvan 13 met naam gekend en waarbij de eerste twee gesneuvelden onbekend zijn en twee verschillende immatriculatienummers hebben maar slechts één "cercueil" (= lijkkist).

De lijst van de soldaten begraven op de kleine begraafplaats te Buggenhout ziet er als volgt uit:
  • immatriculatienummer 59950 – De Potter, Jean, Baptiste, 2e chasseurs à pied.
  • Wouters, 2e chasseurs à pied – Wervicq, Tombés le 24 September, 1914.
  • Pype, 2e chasseurs pied – Becelaere.
Dit ereperk (of deze ereperken) werd nog tijdens de oorlog ontruimd. De negentien gesneuvelden werden op 30 maart 1918 overgebracht naar de gemeentelijke begraafplaats van Appels, deelgemeente van Dendermonde.

In het gemeentelijke archief van Dendermonde zijn twee lijsten bewaard gebleven met de namen van die overgebrachte militairen. De ene lijst is in het Nederlands opgesteld, de andere in het Frans. Op de eerste lijst staan de volgende gegevens vermeld bij Kamiel Pype: een registernummer (n° 72), zijn familienaam, de plaats en datum van de overbrenging, de woonplaats (Becelaere Wervicq) en zijn nationaliteit. De Franse lijst is uitgebreider. Hier vinden we daarenboven terug: zijn twee voornamen, zijn graad en positie (soldat nr. 12), zijn eenheid (2e ch. à pd.), zijn immatriculatienummer (53249), zijn geboortedatum en -plaats, zijn laatste gekende woonplaats (hier staat "Wervicq" genoteerd), de namen van zijn beide ouders, de datum en -plaats van overlijden, het nummer van de grafzerk en opmerkingen. Op de bladzijde van die lijst waarop Kamiel Pype voorkomt, is hij de enige waarbij de rubrieken woonplaats, afstamming en opmerkingen (zijn dossiernummer, gevolgd door "inconnu") zijn ingevuld. Beide lijsten dateren van later (en zijn dan ook uitgebreider qua gegevens) dan de al eerder geciteerde lijst van juffrouw Orianne.

Op de Nederlandstalige lijst wordt hij Poppe genoemd, op de Franstalige lijst stond er eerst Pippe genoteerd, vervolgens werd dit geschrapt en vervangen door de juiste schrijfwijze van zijn naam. Later werd de naam opnieuw geschrapt en vervangen door "Inconnu". Het gevolg is dat op zijn huidig grafzerk "Onbekend militair stierf voor België – Militaire inconnu mort pour la Belgique" staat. Hoe dit komt en waarom, is een open vraag. Is de naam doorstreept bij nazicht op het kerkhof of omgekeerd? Is het een gevolg van het overbrengen van het lichaam vanuit Buggenhout? Hebben de verschillende schrijfwijzen van zijn naam (enerzijds Poppe en anderzijds Pippe en Pype) de toenmalige administratie in verwarring gebracht? Of heeft het te maken met een persoonsverwisseling? Dit laatste is het meest waarschijnlijke. In zijn militair dossier zitten namelijk twee documenten die daarop wijzen. Enerzijds is er op zijn naam (met zijn identiteitsgegevens) een "Certificat de présence à fournir en matière de rémunération de milice" (dit is een document met betrekking tot militievergoeding), opgemaakt door het Ministerie van Oorlog. Daar staat genoteerd dat hij stierf op 19 mei 1915 in het Franse Coutances. De persoon die stierf in Coutances is echter een naamgenoot die geboren werd te Menen op 12 augustus 1891. Anderzijds bevat het militair dossier een brief gericht aan de schatbewaarder van het 2de Regiment Jagers te Voet, afkomstig van het Ministerie van Landsverdediging, datum half onleesbaar maar daterende uit de jaren ‟20, waarbij bevestigd wordt dat "onze‟ Kamiel Pype wel degelijk gestorven is op 27 september 1914 te Buggenhout en dat zijn naamgenoot die op de lijst van het Ministerie van Vreemdelingenzaken voorkomt, een andere Camille Pype is die bij de 2de Jagers te Paard ingelijfd was. Kan het zijn dat men bij de overbrenging van Kamiel Pype naar Appels, zijn militair dossier oprakelde, verkeerdelijk ontdekte dat hij begraven was in Frankrijk en dat men meende dat hij bijgevolg zeker niet kon behoord hebben tot die negentien gesneuvelden? Zijn naam werd wellicht op de lijst gemakkelijkshalve doorstreept en vervangen door "inconnu".

De huidige stadsarchivaris van Dendermonde blijft ons in ieder geval het antwoord schuldig. Hij bevestigt echter dat, afgaand op de informatie van de lijsten en de volgorde op het kerkhof, het toch het meest logisch is dat Kamiel Pype begraven ligt onder de bewuste zerk. Inderdaad, de graven liggen in de volgorde zoals ze op de Franstalige lijst staan. De vraag blijft toch nog altijd open of het wel mijn grootvaders broer is, die ligt onder de zerk die wij in gedachte hebben. Het blijft immers vreemd dat Kamiel Pype de enige is van de gesneuvelden op de zogenaamde kleine begraafplaats van Buggenhout die op de lijst staat van de negentien gesneuvelden die op 7 mei 1915 herbegraven werden. Ook is het bijzonder jammer dat op de foto van het ereperk (zie blz. 7) niet alle zerken te zien zijn. Als hij daar begraven werd, dan zou hij uiterst rechts gelegen hebben en dit zerk staat niet op de foto.

De heer Adjudant Pontzeele, verbonden aan de Dienst Oorlogsgraven bij het Ministerie van Defensie, kon ons ook weinig bijkomende informatie verschaffen. Hij schrijft in een mail van 7 november laatstleden: "Volgens een lijst die werd opgemaakt door mijn voorgangers zou hij er niet meer begraven liggen. Ik vermoed dat de familie zijn lichaam heeft opgeëist na de oorlog en dat hij werd gerepatrieerd." We kunnen dit alleen maar tegenspreken.

En het thuisfront

Wanneer de familie op de hoogte werd gebracht van het overlijden van Kamiel Pype is niet gekend. Wist het thuisfront dit al toen de Duitsers Beselare binnenvielen op dinsdag 20 oktober 1914? Het bidprentje laat alleszins uitschijnen dat de familie bij het uitbrengen er van maar gedeeltelijk op de hoogte was van de overlijdensomstandigheden. Op de nagedachtenis staat ten onrechte dat hij gesneuveld is in oktober en aan de IJzer. Wanneer het doodsprentje werd uitgegeven, is evenmin geweten. Gezien het in Schellebelle werd uitgegeven, kan dit zeker niet vóór half december 1914 gebeurd zijn (zie verder). De zinsnede: "Zoet Hert van Jesus, bescherm Belgenland", kan er wel op wijzen dat het tijdens de oorlog werd gedrukt.

Op de Oosthoek slaagden enkele bewoners erin bij de inval van de Duitsers op hun erf te blijven. Dit was ook het geval voor de familie Pype, aldus Jozef Maes. Hun hoeve werd vanaf de eerste dagen ingepalmd en gebruikt als verbandplaats of Feldlazaret. Ze kreeg daardoor de logische naam "‟t Lazarethof". De Rode Kruisvlag wapperde boven het dak en drie artsen hadden voortdurend hun werk met de gewonden. Halfweg december 1914 kregen de bewoners van de Oosthoek toch het bevel om hun woonst te verlaten.

Westwaarts trekken richting Frankrijk, net als de meeste Beselarenaren twee maand eerder, kon niet meer. Via Dadizele zocht het gezin Pype een nieuw onderkomen en vond dit in het Oost-Vlaamse Schellebelle, nu een deelgemeente van Wichelen, gelegen in de driehoek Gent - Aalst - Dendermonde. In 1914 woonde daar toen in de Hoogstraat 27 Emilie Depoortere (° Menen 15.09.1886 – + Schellebelle 17.07.1964) met haar echtgenoot Cyriel Van Herreweghe. Charles Pypes vrouw en Emilies moeder waren zussen. Emilie bracht haar jeugd door in Moorslede. Zij had haar vader Edouard verloren toen ze drie jaar was. Zij was de jongste van vijf maar al haar broers en haar zuster stierven kort na de geboorte. Zij had alleen een twaalf jaar oudere stiefzuster Barbara Juliana (roepnaam Julie) Depoortere. Emilie mocht verschillende vakanties doorbrengen bij haar familie op de Oosthoek in Beselare. Daarna werd ze dienstmeid bij De Waele, een nijveraar in Schellebelle die lingerie produceerde, goed gekend onder de naam DéWé. Ondertussen was zij op 19-jarige leeftijd wees geworden (haar moeder Theresia Vandevelde stierf in Tielt op 14 juli 1905). In het landelijke en pittoreske dorpje met de mooiste naam in Vlaanderen (toegekend in 2005), leerde zij haar latere man kennen en bleef er plakken. Dat de familie Pype voor Schellebelle als vluchtoord koos, is heel begrijpelijk. Als de nood het hoogst is, zoek je in eerste instantie toch steeds je familie op, vooral als je met die familie een speciale band hebt.

Op het ogenblik dat Charles en zijn gezin het bevel kregen hun hoeve te verlaten, werden hun zonen Achille en Jules door de Duitsers aangehouden en overgebracht naar het gesticht "Haemerlynck‟ in Kortrijk. Dit gesticht zat vol met aangehouden burgers onder bewaking van de stadspolitie. Na vier maanden gevangenschap kregen zij hun vrijheid terug, zonder ooit de reden van opsluiting te hebben gekend. Het was voor de broers niet zo evident om de andere gezinsleden terug te vinden. Elke dag ging hun aangetrouwd familielid Cyriel Van Herreweghe die bij de spoorweg werkte, meermaals langs het stationsgebouw om na te gaan of er geen Pypes per trein waren aangekomen. De ijver voor het maandenlange zoeken naar de twee broers, werd uiteindelijk beloond. De familie was terug samen.

Zes maanden is Beselare volledig zonder bevolking gebleven. Half juni 1915 kregen een viertal gezinnen de toelating om terug te keren en hun land te beboeren. Nog voor de maand ten einde liep, keerden zij allemaal terug en hernamen het thuisleven onder de soldaten. Dit citeert Jozef Maes en als bron vermeldt hij Achille Pype.

Dochter Flavie, derde in de rij, huwt op 6 oktober 1915 met vlasbewerker Karel Soetaert uit Moorslede en dit in Rumbeke waar haar man toen tijdelijk verbleef. Uit hun huwelijksakte blijkt dat zowel Flavie als haar ouders in Beselare verbleven. Moeder Lucie was niet op het huwelijk aanwezig "uit ziekelikheid" maar gaf wel haar toestemming. De huwelijksafkondiging kon slechts in Rumbeke doorgaan en niet te Moorslede en Beselare "uit reden van onmogelikheid door krijgsomstandigheden". Het jonge gezin nestelde zich in Moorslede (Beitem) tegen Roeselare. Daar werd op 26 november 1916 hun zoon Albrecht geboren. Zijn geboorteakte werd pas in 1931 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van Moorslede. Ook het jonge gezin moet in de laatste oorlogsjaren de woning verlaten en belandt in Hingene, een gemeente die nu behoort tot Bornem, in de provincie Antwerpen. Daar verbleven nog andere Soetaerts. Op 16 maart 1918 wordt hun tweede zoon Oscar er geboren.

Met het geallieerde zomeroffensief van 1917 (3de Slag van Ieper), slaan halfweg juli alle bewoners van de Oosthoek opnieuw op de vlucht. Beselare is voor de tweede maal onbewoond. Mijn familie zocht opnieuw de gastvrijheid op in Schellebelle. Daar werden de gezinsleden evenwel nooit ingeschreven in de bevolkingsboeken. Iedere week moesten de weerbare mannen die op de vlucht waren, zich aanmelden bij de Duitse staf aan een gebouwtje bij de kerk van Schellebelle, "‟t Kot" genaamd. Dit pittoreske gebouwtje heeft heel wat publieke functies gehad (roeptribune van de baljuw, gevangenis, dodenhuis, tolhuis). Het bestaat nog steeds en is ondertussen een beschermd monument geworden. Op het thuisfront werd toen zwaar gevochten. Wat nog in Beselare rechtstond, werd herschapen tot een puinhoop. Dit gold ook voor de Oosthoek.



Links, het huisje waar o.a. Achille Pype zich tijdens de oorlog iedere week moest aanmelden (naar een pentekening van Wilfried Eeckhoudt uit Schellebelle), rechts de gotische kerk van Schellebelle met een achthoekige spits, toegewijd aan Sint-Jan-Onthoofding. Achter de kerk ligt de Schelde. De overzet ('t veer) was het decor van de BRT-jeugdreeks Kapitein Zeppos (pentekening en foto Ingrid Pype, Passendale).

Twee dagen na de wapenstilstand, op 13 november 1918, keren Achille en Jules naar Beselare terug. Zij zijn de eerste Beselarenaars die naar hun geboortedorp terugkeren. Met achtergelaten frontmateriaal bouwen ze naast de puinen van de hofstede een primitieve barak die ze schertsend tot "Villa Bertha" dopen. Boven het golfplaten dak hadden ze een gevonden klok gemonteerd. Op 1 april 1919 keert ook moeder Lucie met de andere kinderen terug. Dit blijkt uit een document "Vergoeding voor 1e huisvesting" waarbij hen 540 fr. (60 dagen x 6 personen x 1,5 fr.) wordt toegekend. Een ander document met betrekking tot de maand juli 1919, spreekt van een som van 179 fr.

Vader Charles heeft de terugkeer niet meer mogen meemaken. Hij sterft in Schellebelle op 24 maart 1919. Zijn oudste dochter Céline doet de aangifte samen met de plaatselijke gemeentesecretaris. In de akte staat er vermeld dat zij, net als haar ouders, "alhier tijdelijk verblijvende" is.

Op 20 december 1919 werd een barak van het Koning Albertfonds aangevraagd. Die barak van het type "Jouret Simple‟ (nr. 6906, 9 m x 6 m) stond op grond van de heer Boucquey op de Oosthoek. Deze barak zullen ze huren tot november 1922 à 12 fr. per maand. Op 10 december 1923 was er een overeenkomst van landbouwschade voor een totaal bedrag van 28.525 fr.



Alberic (links), Jules (midden) en Achille (rechts) poseren fier voor hun zelfgemaakte barak"Villa Bertha". Van waar die naam komt, is niet gekend (foto archief Oswald Maes, Brugge).

Tot eind 1919 geniet de familie van een militievergoeding. Het plaatselijk "comiteit‟ van Slypskapelle betaalde aan Charles Pype voor zijn zoon 123 fr. voor de periode mei tot december 1915, 183 fr. voor 1916 en 303,25 fr. voor 1917 en tot einde augustus 1918. Aan de gemeenteontvanger van Beselare schrijft zijn collega uit Schellebelle dat Charles Pype voor zijn zoon van 23 november 1917 tot 27 maart 1919 à rato van 1,25 fr. daags "militievergelding‟ heeft ontvangen. In een vereffeningstaat van militievergoeding te Beselare blijkt dat Lucie Vandevelde voor de tijdspanne van 28 maart 1919 tot eind dat jaar 348,75 fr. werd vergoed.

De familie kreeg nog een tegenslag te verwerken. De jongste zoon Alberic Albert stierf op 24 oktober 1922. Hij lag in Leuven gekazerneerd en stierf daar in het militaire hospitaal langs de Tiensestraat aan een longaandoening (pleuris). Zijn overlijdensakte, in het Frans opgemaakt, zal in 1928 overgeschreven worden in de registers van de burgerlijke stand van Beselare (bijgevoegd register van overlijden nr. 21). In zijn overlijdensakte staat verkeerdelijk vermeld dat zijn vader in Beselare was overleden. De aangifte gebeurde door Eerste Sergeant Majoor Emile Stiévenart en soldaat Alphonse Pinchart. Zijn broers Achille en Jules zijn vier dagen na zijn overlijden met de trein naar Leuven gespoord om de begrafenisplechtigheid bij te wonen. Hij werd daar begraven in niet-vergunde grond. Zijn graf is al een hele tijd verdwenen.

De andere kinderen blijven alle in landbouwmiddens. Céline, de oudste dochter, huwt in 1920 met Kamiel D‟hooghe. Zij stichten een gezin in Moorslede (Koekuit). De al in 1915 gehuwde Flavie keert met haar gezin terug en voor hen is Moorslede (Beitem) eveneens het dorp waar zij hun leven zullen verder zetten. Beide zusters sterven op 42-jarige leeftijd aan een longaandoening. Augusta huwt met Jules Dewaele. Zij zullen een bedrijf uitbaten in Wervik. Achille treedt in 1924 in het huwelijksbootje met Maria Desplancke. Zij gaan op de ouderlijke hoeve op de Oosthoek wonen. Hun zoon Remi woont daar nu nog altijd. Jules tenslotte volgt zijn echtgenote Magdalena Nollet naar Geluwe. Zowel Achille als Jules zorgen voor heel wat nakomelingen die de naam Pype verder zetten. Beiden zijn nooit soldaat geweest: Achille die in bezet gebied verbleef, is wegens de oorlogsomstandigheden niet in dienst kunnen gaan en Jules was wellicht vrijgesteld wegens algemene demobilisatie of door familiale omstandigheden (gesneuvelde broer – zoon van een landbouwbedrijf).

Op zoek naar Kamiel Pype

Het graf van Kamiel Pype in het Dendermondse werd door familie nooit teruggevonden. Logisch ook, zijn naam stond niet vermeld op een zerk. Nochtans werden er pogingen ondernomen. Achille Pype ging ieder jaar voor een week op vakantie bij zijn familie in Schellebelle. Hij heeft daar met de familieleden de streek en alle begraafplaatsen afgeschuimd, telkens zonder resultaat.

Kamiel Pype was één van de 40.000 Belgische militairen die tijdens de oorlog om het leven kwam. In tegenstelling tot het Britse imperium liet onze overheid naderhand repatriëring toe. Wie dat wenste, kon de stoffelijke resten van zijn geliefde laten bijzetten op de eigen gemeentelijke begraafplaats, wat meestal ook het rouwproces vergemakkelijkte. Omdat hij geen gekend graf had, heeft de familie nooit de kans gehad om hem te laten overbrengen.

Kamiel Pype was de achtste Beselarenaar die in de Eerste Wereldoorlog stierf voor het vaderland. Zijn zeven voorgangers stierven in de eerste oorlogsmaand. De Beselaarse gesneuvelden staan gebeiteld op het oorlogsmonument naast de kerk.



De naam van Kamiel Pype staat gebeiteld in de middelste rij van het Beselaarse oorlogsmonument (foto archief Joris Vermeulen, Beselare).

In Buggenhout werd geen overlijdensakte opgemaakt, ook niet na de oorlog. In 1927 werd er in de registers van de burgerlijke stand van Beselare (bijgevoegd register van overlijden nr. 14) een vonnis van 12 mei 1926 van de rechtbank van eerste aanleg van Ieper overgeschreven. Dit vonnis vermeldt dat "… het voor vaststaand dient gehouden dat Pype Kamiel Cyriel beter hieronder aangeduid, is "Gestorven voor Belgie‟ te Buggenhout den zeven en twintigsten September negentien honderd veertien."

Zijn overlijden werd in de familie doodgezwegen waarschijnlijk om de wonde niet opnieuw open te trekken. Regelmatig kwam een "Victorke‟ over de vloer in de ouderlijke woning. Hij was beroepshalve leurder in stoffen en afkomstig van de Nieuwmarkt in Roeselare en hij had samen met Kamiel Pype gestreden in de Slag om het Buggenhoutbos. Hij vertelde dat Kamiel met een bajonet werd neergestoken door een groep wilde dronken Duitse soldaten.

Het zal tot 2004 duren vooraleer de gesneuvelde Beselarenaar terug in bepaalde familiekringen gespreksstof wordt. Roger Pype, zoon van Jules, uit Geluwe is toen op zoek gegaan naar zijn "vermiste‟ oom. Hij kwam in contact met het Dendermonds stadsbestuur en na deductie en afgaand op de informatie van de lijsten en de volgorde op de begraafplaats te Appels, bleek dat het graf van de "onbekende soldaat‟ wel degelijk het graf moest zijn van zijn oom. Hij verkreeg op 17 mei 2004 de toelating om, als eerbetoon, een naamplaatje op de grafzerk te bevestigen in dezelfde sobere stijl als de achtergrond en de gehele zerk. Mijn broer Lieven Pype, de zoon van André, die op zijn beurt de neef is van Roger Pype, heeft toen het plaatje aangebracht. Voor het eerst kon de familie er bloemen neerleggen.



Lieven Pype bevestigt een naamplaatje aan het graf van zijn overleden grootoom. Op het naamplaatje staat ook nog zijn geboortedatum en -plaats en overlijdensdatum en -plaats vermeld (foto Ingrid Pype, Passendale).

In januari 2009 heb ik een verzoek gestuurd naar Adjudant Pontzeele van het Ministerie van Defensie om de mogelijkheid te onderzoeken om de bronzen plaat met de tekst "Onbekend militair stierf voor België - Militaire inconnu mort pour la Belgique" op het graf van mijn grootoom te laten vervangen door een gelijkaardige plaat met zijn identificatiegegevens. Op dit ogenblik heb ik nog geen antwoord ontvangen.

Het militaire kerkhof van Appels maakt deel uit van de Stedelijke Begraafplaats van Dendermonde en ligt aan de Kerkhofweg. Appels is vanaf 1977 immers een deelgemeente van Dendermonde. Gegroeid uit een Duitse militaire begraafplaats, werd in februari 1918 gestart met het concentreren van alle graven van de velden in de omgeving en alle militairen begraven op gemeentelijke begraafplaatsen in het bereik van de Dendermondse Kommandantur. Die graven werden overgebracht naar Appels en in totaal werden hier 398 militairen begraven. Op heden liggen hier nog 134 Belgen, inclusief 25 onbekenden, samen met 16 Britten en én Rus. Het centrale monument staat bovenop de grafkelder waarin de lichamen rusten van twintig gerepatrieerde Dendermondse gesneuvelden. De graven van de Britse gesneuvelden samen met enkele gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog staan tegen het muurt je aan de voorkant en kijken naar de rug van de militair op het centrale monument. Aan de beide zijden van het centrale monument zijn er drie rijen van dertien graven. De rest van de gesneuvelden kijkt naar de militair. Achter deze gesneuvelden ligt een groot perk met oud-strijders. Het graf van Kamiel Pype is het tiende graf van de middelste rij graven aan de rechterkant.

Ons land telt 31 Belgische militaire begraafplaatsen. Op deze begraafplaatsen ligt de helft van de Belgische gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog. Ongeveer 5.000 gesneuvelden liggen op burgerlijke begraafplaatsen of in het buitenland (3.813 in Frankrijk). Onze provincie telt niet alleen tien Belgische militaire begraafplaatsen met in totaal 12.000 oorlogsdoden maar eveneens de grootste, namelijk te De Panne met 3.152 gesneuvelden. Het beheer ervan ging in 1928 van Defensie over naar Binnenlandse Zaken. Dit was het begin van een jarenlange verwaarlozing waaraan pas in 2004 een einde kwam toen de begraafplaatsen opnieuw door Defensie werden overgenomen. Dit is duidelijk te zien op de foto op de vorige bladzijde. Toen was het graf door onkruid omgeven. Ondertussen werd er beplanting aangebracht.



Foto geplukt van het internet.

Wij hopen dat Kamiel Pype na 90 jaar eindelijk herenigd is met zijn familie. Voor ons is het raadsel opgelost. Laat hem in vrede rusten!

Bronnen
  • Auteur(s) niet vermeld, Oorlogsdagboek van het Davidsfonds. Een en ander over de Duitschers in de omschrijving der afdeelingen 1914-1918, II, Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, s.d., J. Houdmont-Carbonez, Brugge.
  • Servaes P., Opdorp onder het juk. Kronieken uit de bezettingsperiode 1914-1918, s.d., uitgave van de heemkring Ter Palen, Buggenhout.
  • Van den Velde M., Herinnering aan 14-18, , 4e jg. nr. 3 (mei 1980) en 5e jg. nr. 1 (november 1980), heemkundig tijdschrift van Ter Palen, Buggenhout.
  • Liste des Soldats Belges Morts au Champs d'Honneur identifiés & inhumés par les soins de Mademoiselle Orianne à Londerzeel, 1915, Imp. Dieltjens Frères, Anvers.
  • Maes J., Gedenkboek aan Beselare in de Eerste Wereldoorlog 1914-1918, 1956, NV Vonksteen, Langemark.
  • Breton W., Un régiment Belge en campagne. Les fastes du 2e chausseurs à pied (août 1914 – janvier 1915), 1916, Librairie Militaire Berger-Levrault, Paris.
  • Henrard D., Historique du 2ième régiment de chasseurs à pied, s.d., s.l.
  • De Bondt L., De Boeck L. en Hallemans F., Londerzeel tijdens de eerste maanden van Wereldoorlog I, begeleidende tekst bij de uiteenzetting gegeven op 5 mei 2007 aan de leden van The Western Front Association, België.
  • De Zonnebeekse Heemvrienden, Kadastrale legger P.C. Popp, Herwerking, Deel II: Beselare, Geluveld en Zandvoorde, 2001.
  • Dewulf R., Volkstelling 1815 Arrondissement Ieper. De gemeenten Passendale, Zonnebeke, Beselare, Geluveld, uitgave Westvlaams Genootschap voor Familie- en Wapenkunde, 1989, 184 p.
  • Archief Legermuseum Brussel.
  • Gemeentelijk archief Beselare.
  • Atlas van de Buurtwegen Beselare.
  • Kiezerslijst van Beselare voor Senaat, Provincie, Kamer van Volksvertegenwoordigers en Gemeente van 1 mei 1911 tot 30 april 1912.
  • Registers van de Burgerlijke Stand van Beselare, Moorslede en Rumbeke.
  • Parochieregisters van Beselare en Geluwe.
  • Internetsite www.forumeerstewereldoorlog.nl
Met dank aan
  • Het personeel van het Memorial Museum Passchendaele 1917
  • Gemeentebestuur Buggenhout
  • Gemeentebestuur Dendermonde
  • Gemeentebestuur Wichelen
  • Ludo Cosijns, Buggenhout
  • Dominiek Defrancq, Beselare
  • Etienne Delannoo, Anderlecht
  • Wilfried en Julia Eeckhoudt-Eeckhaudt, Schellebelle
  • Daniel Goos, Wervik
  • Marnick Gunst, Passendale
  • Sonja Hauspie, Beselare
  • Remi Pype, Beselare
  • Roger Pype, Geluwe
  • Peter Roets, Passendale
  • Freddy Vandenbroucke, Dadizele
  • Gilbert Vanrolleghem, Oostnieuwkerke
  • Johan Vercaigne, Zandvoorde.

Gepubliceerd 24/12/2012.