Geluveld, testgebied voor nieuw oorlogswapen in het voorjaar 1915
Artikel overgenomen uit Het Zonneheem, tijdschrift van de Heemkundige Kring De Zonnebeekse Heemvrienden, Jaargang 45, nr. 2016/01

Auteur: Dirk Ooghe

Na de Eerste Slag om Ieper (20 oktober – 11 november 1914) viel een langdurige rustpauze over het front in onze regio. Op die 11 november was de Pruisische Garde (de elitetroepen van het Duitse Leger) er niet in geslaagd de doorbraak naar Ieper te forceren. Tussen de Nonnebossen en het Veldhoekkasteel te Geluveld werd hun aanval afgeslagen door elitesoldaten van het Britse Leger, de 1st Guards Brigade. Mist, onvoldoende kennis van de vijandelijke artilleriestellingen en een te breed aanvalsfront hadden de Duitsers de das omgedaan. In 2014 werd een gedenkteken opgericht op het kruispunt van de Oude Kortrijkstraat en de Lotegatstraat (Black Watch Corner genoemd) als eerbetoon aan de heroïsche weerstand door de 1st Black Watch en haar leider Brigade-Generaal Charles FitzClarence.
 
In de nacht van 11 op 12 november viel de regen met bakken uit de lucht waardoor de primitieve loopgraven onder water kwamen te staan en de grond in een moeras werd herschapen. Van weerszijden werden de krijgsverrichtingen gestaakt, terwijl brancardiers de hele nacht en de volgende dagen gewonden van het slachtveld afvoerden. De slachting was immens groot. De beperkte Duitse terreinwinst woog helemaal niet op tegen de zware menselijke verliezen. Vanaf half november zette de winter een offensief in met sneeuw en harde vorst. Troepen werden afgelost en behalve enkele schermutselingen bleef het in de komende weken en maanden rustig aan het front.
 
Tijdens de natte en bar koude oorlogswinter mochten de Duitse soldaten allerminst op hun luie krent gaan zitten. Tonnen materiaal werd aangevoerd en met veel energie werd gewerkt aan de uitbouw van de loopgraven in de omgeving van de Veldhoek en het Nonnebos. De soldaten kregen ook voortdurend opleiding. In het Herenthagekasteel werd een bataljonshoofdkwartier ingericht met een telefooncentrale. Waar iedereen gedacht had dat de oorlog (na enkele beslissende veldslagen) vlug voorbij zou zijn, zag men hoe langer hoe meer in dat dit niet het geval zou zijn. De Duitse en de geallieerde legers waren ongeveer even groot en bedienden zich van hetzelfde materiaal. Er zat weinig beweging in het front en de massale uitbouw van een loopgravenstelsel aan weerszijden bood weinig perspectief. De bewegingsoorlog was aan het evolueren naar een stellingenoorlog. Men moest op zoek naar een methode om een doorbraak te forceren. Maar hoe? Met nieuwe technieken of wapens?
 
In elk geval ontwikkelde de Duitse chemicus professor Fritz Haber van het Kaiser-Wilhelm-Institut fur physicalische Chemie und Electrochemie een gas dat als oorlogswapen zou kunnen worden ingezet. Het idee om gas te gebruiken als wapen was niet nieuw ondanks de Conventie van Den Haag van 29 juli 1899. Hierbij ondertekenden 26 landen het verbod op het gebruik van gifgassen in oorlogsvoering. Tijdens de eerste oorlogsmaanden echter kenden we al diverse pogingen met geweergranaten en obussen, gevuld met gas. Vooral de Fransen experimenteerden met traangas maar weinig succesvol.
 
Fritz Haber had ontdekt hoe in de textielindustrie door het gebruik van chloor extreem giftige gassen vrij kwamen die door inwerking op de longen en de luchtwegen dodelijk waren. Hij wist die gassen te isoleren en nog te versterken. Zij werden nu massaal geproduceerd en in de eerste maanden van 1915 in stalen flessen naar de Westhoek vervoerd. Op 25 januari werd door de Duitse legerstaf beslist dat het gebied ten noordwesten van Geluveld (tussen de Meenseweg en het Polygoonbos, de sector van generaal von Schubert) de meest ideale plaats kon zijn om de eerste grote gasaanval met chloorgas in de geschiedenis te laten plaats grijpen. Men besliste er echter eerst een test te doen met het nieuwe revolutionaire wapen.
 
Vanuit alle regimenten werden natuurkundigen en meteorologen opgevorderd om het Pionier-Regiment nr. 36, meestal de Stinkpioniere genoemd, te bemannen. Oberst Peterson werd bevelhebber van die Gastruppe. Vanaf half februari verbreedden ze de loopgraven van RIR (Reserve-Infanterie-Regiment) 246 en RIR 247 en in de grond van de loopgraven maakten zij om de vijf meter een putje van een halve meter diep waarin een gasfles (door de Duitsers F-Batterie genoemd) kon worden geplaatst. Vanaf 26 februari werden de eerste gasflessen ingezet. Op 3 maart werden ook gasflessen ingebouwd in de stellingen van IR (Infanterie-Regiment) 172. Via loden leidingen vanaf iedere gasfles tot juist buiten de loopgracht moesten het gas naar de vijand worden gedreven althans als de wind uit de juiste richting (uit het zuiden of zuidoosten) waaide. Men mocht zeker geen risico’s nemen om het gas te laten ontsnappen bij onvoldoende wind en verkeerde windrichting want de Duitsers vertrouwden de primitieve beschermingsmiddelen die ze kregen, een zakje gevuld met wattenproppen gedrenkt in een zoutoplossing om voor mond en neus te houden (Riechpäckchen genoemd), zelf niet.
 
Gedurende gans de maand maart 1915 werd vruchteloos uitgekeken naar gunstige wind om de gasflessen open te draaien. De windrichting en -snelheid werd om de haverklap getest met brandende toortsen tot groot jolijt van de onwetende Fransen in de tegenover liggende loopgrachten. Herhaaldelijk stonden de bataljons startklaar om aan te vallen achter een gaswolk maar telkens veranderde de wind van richting. Op 22 maart vernielde een vijandelijke obus een gasfles in een loopgracht en het ontsnapte gas leidde zelfs tot enkele verliezen bij de Gaspionieren. Dat en de voortdurend onwillige wind deed de Duitsers op 25 maart er toe besluiten de eerste gasaanval in de noordoostelijke sector van de Ieperboog uit te voeren.
 
De operatie verlegde zich naar de frontlijn tussen Steenstrate en de grens tussen Poelkapelle en Langemark (wijk De Schreiboom) over een afstand van acht km. Hier werden vanaf 5 april 6.000 gasflessen op één lijn ingegraven. Enkele Stinkpioniere en wat materiaal werden wel te Geluveld achtergelaten om de vijand op een dwaalspoor te zetten en toch nog uit te kijken naar een mogelijkheid om te testen. Op 22 april 1915 om 17 uur kregen we uiteindelijk de grote gasaanval, meteen de Tweede Slag om Ieper. Alle gasflessen werden tegelijkertijd opengedraaid en een verstikkende geelgroene gifwolk dreef langs de grond af, richting de vijand en ondersteund door een hevig bombardement. Toen infanteristen enige tijd later de gifwolk achterna trokken vonden ze alleen kadavers en lijken. Te Geluveld werd op hetzelfde moment een schijnaanval uitgevoerd om de Britse troepen op te houden en hen te verhinderen om ter hulp te schieten bij hun bondgenoten in nood te Pilkem. Zo sloegen de Duitsers een bres van wel vier kilometer in het front. De weg naar Ieper lag breed open maar hun plannen mislukten want ’s anderendaags was de wind van richting gedraaid zodat ze hun moorddadig wapen niet meer konden inzetten. Ook hadden de Duitsers onvoldoende mankracht in steun om de doorbraak te forceren. Het was immers maar een ‘test’ die eigenlijk te succesvol was. Hierbij moet ook benadrukt worden dat in de volgende dagen en weken de geallieerden en vooral dan de Canadezen de Britten en de Belgen de flanken van de Duitse wig onophoudend hebben bestookt en bestormd totdat zij moesten wijken en de frontlijn tegen eind mei kon hersteld worden. Het was ook strategisch een goede zet van de geallieerden om in de eerste dagen van mei het oostelijke deel van de frontlijn enkele kilometer op te schuiven richting Ieper. Nieuwe verdedigingslijnen werden uitgebouwd. Zo verkleinde de Ieperboog en konden minder manschappen minstens even efficiënt verdedigen. Uiteindelijk (eind mei) liep voor onze gemeente de frontlijn van het Wieltje, al over de Verlorenhoek naar Bellewaarde en zo naar Hill 60 te Zillebeke. Hierin zou in de volgende twee jaar nog weinig verandering komen.
 
De gasaanval op 22 april 1915 maakte rechtstreeks zowat 7.000 dodelijke slachtoffers (vooral Franse 87ste Territorialen). De Tweede Slag om Ieper betekende voor minstens 15.000 militairen einde verhaal (krijgsgevangen genomen, vermist, gewond). Veel anderen bleven voor de rest van hun leven ‘gepakt van de gas’ maar hun aantallen zijn niet te tellen.
 
Toch is het moeilijk aan te nemen dat de gasaanval van de Duitsers een totale verrassing was voor de geallieerden zoals ze het steeds hebben voorgehouden. Onze koning Albert I was er stellig van overtuigd dat de Duitsers gas zouden gebruiken in de oorlog maar niemand nam hem au serieux. Hij had via via vernomen dat de Duitse opperbevelhebber von Falkenhayn aan de hertog van Wurtenberg in zijn hoofdkwartier te Tielt had opgelegd om gas in te zetten in de omgeving van Ieper. Een Belgische spion had ontdekt dat in Gent 20.000 mond-en neusbeschermers lagen opgestapeld om te leveren aan het legerkorps van von Hugel te Roeselare en te Geluveld waren bij een Britse raid eind maart gascilinders ontdekt. De koning had ook vernomen dat twee Duitse deserteurs een nakende gasaanval hadden verklapt en op 9 april was in “The Times” een niet mis te verstaan artikel verschenen: “A new German weapon. Poison gas…”. Er was ook via spionage ontdekt dat begin april Duitse experimenten met chloorgas werden uitgevoerd op het militaire domein van Leopoldsburg. Zelfs aan een boom bij de Franse stellingen in Geluveld hing in maart een bordje waarop “NIX WIND”. Blijkbaar wisten simpele soldaten wat er te wachten stond.
 
Ruim honderd jaar later huiveren we nog steeds bij de gedachte dat in één van onze deelgemeenten, in casu Geluveld, de première kon plaats gevonden hebben van een van de meest gruwelijke en meest laffe oorlogsdaden van de mensheid. De wispelturige kuren van de wind in maart 1915 hebben ons behoed voor de schande. Het aanwenden van gifgas in de oorlog zette de deur wijd open naar totale respectloosheid. Inderdaad enkele maanden later voerden de geallieerden ook gasaanvallen uit. Ze hadden alles gekopieerd en nog versterkt. Na de oorlog werden de daders nooit berecht voor hun gruweldaden. Hun onethisch voorbeeld krijgt spijtig genoeg vandaag nog altijd navolging (Syrië, Irak, …). 


Gepubliceerd 26/03/2016.