Het Chinese Labour Corps
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2014-2

Auteur: Philippe Mingels

Zou het een gevolg van de economische ontwikkeling zijn, die China sinds de jaren 1990 doormaakt? Of is het een effect van het toenemend belang van de Chinese markt voor onze eigen economie? Allicht zit ook het groeiend aantal Chinese toeristen dat Europa aandoet er voor iets tussen. Maar ook zonder die economische realiteit verdient de inbreng van de Chinezen in de Eerste Wereldoorlog, en meer bepaald aan het Westelijke Front, onze aandacht.
 
Die inbreng is een direct gevolg van de enorme slachting bij de Somme, in de zomer van 1916. Op 1 juli 1916, de start van die campagne, verliezen de Britten meer dan zestigduizend manschappen. En het is meteen duidelijk dat het daar in de daaropvolgende dagen en weken niet zal bij blijven. De enorme verliezen van 1915 1  waren al aanleiding voor de invoering van de dienstplicht in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland 2.  Maar ondanks de toepassing van de dienstplicht 3 en de verschillende aanpassingen van de ‘Military Service Act’, ziet het ernaar uit dat de Britse legerleiding veel meer manschappen nodig zal hebben, wil ze die ongeziene uitputtingsslag winnen.

Die dwingende queeste naar nog meer kanonnenvlees dreigt te botsen met de aloude militaire logica, dat zonder een goed geolied logistiek apparaat alles dreigt stil te vallen. De oorlogsindustrie, de landbouwsector, het front zelf… alle sectoren hebben nood aan extra handen. Op het thuisfront zijn de vrouwen massaal in de gapende bres gesprongen. Er moet dus dringend volk gevonden worden om het vele werk aan en achter het front te klaren. Veel volk. En op die manier komt China in zicht.

De Fransen hebben hun blikken nog vóór de Slag bij de Somme 1916 naar het oosten gericht. Ze hebben ervaring met de Chinezen. Vanaf 1913 — kort na de oprichting van de Republiek — zijn Chinese studenten-arbeiders richting Frankrijk getrokken. Geen betere plek op de wereld voor de aanstormende Chinese generaties om de wereld te begrijpen dan de bakermat van de Europese verlichting. Begin 1916 heeft Frankrijk Georges Truptil al naar Peking gestuurd om arbeiders voor de oorlog te rekruteren. De Fransen mikken trouwens niet alleen op Chinese arbeidskrachten. Ze halen ook arbeiders uit hun Afrikaanse kolonies, uit Indochina 4 en zelfs Thailand.

De Britten richten zich op de havenstad Weihaiwei 5, in de oostelijke provincie Shandong. Die stad valt onder Britse voogdij sinds 1898. De Britten hebben er trouwens nog infrastructuur staan van een eerdere rekruteringscampagne voor de Zuid-Afrikaanse mijnen. Hun schepen zullen in de baai de nodige beschutting vinden. Er zijn ook Britse christelijke zendelingen actief in het gebied, die bereid zijn om zich in het belang van de Natie van hun meest overtuigende kant te laten zien.

De Chinese overheid blijkt de doelstellingen van de Fransen en de Britten niet ongenegen. De jonge Chinese republiek begrijpt dat ze deze kans om een stem te verwerven in een vredesconferentie niet kan laten liggen. De Chinese republiek wil op die manier de verloren gebieden terugwinnen. Vooral de toewijzing van Qingdao aan Japan is de Chinezen een doorn in het oog 6. Er moet enkel nog een manier worden gevonden om de Chinese neutraliteit te omzeilen.

“Truptil, de Franse militair” wordt “Truptil, de Franse landbouwingenieur”. De rest wordt geregeld via een spookfirmaatje zodat in de lente van 1916 de eerste lichting Chinezen vanuit Tianjin richting Frankrijk kan vertrekken. Het zullen er uiteindelijk 40.000 worden. Tussen 1916 en 1917 vertrekken ook meer dan negentigduizend Chinese arbeiders - deze keer in Britse dienst – naar Frankrijk. Vijftigduizend van hen zullen dat doen via de haven van Weihaiwei.

De meeste rekruten komen uit de dichtbevolkte oostelijke kustprovincie Shandong. Het zijn voornamelijk arme boeren en arbeiders, die worden aangetrokken door een loon dat 4 keer hoger ligt dan wat ze normaal in China verdienen en een contract dat hen kledij, voedsel, onderdak en medische verzorging belooft. Er is zelfs een compensatieregeling voorzien voor de familie in geval van blijvend letsel of overlijden. In ruil ondertekenen ze een contract van 3 jaar 7 en krijgen ze een identificatienummer. Hun naam is van minder belang. De Chinese contractanten zullen ook begeleid worden door jonge intellectuelen, die dienst doen als tolk en gelokt worden door studiebeurzen, die in Groot-Brittannië op hen wachten.

Het eerste contingent Chinese arbeiders in Britse dienst 8 arriveert in april 1917. Eind 1917 werken er al 54.000 Chinese arbeiders aan het front in Frankrijk en België. Op 11 november 1918 zijn in België en Frankrijk ongeveer 96.000 Chinezen actief. In mei 1919 zijn er nog 86.000. De Chinese arbeiders werken 8 uur per dag - de duur van het marcheren van en naar het werk en de etenstijd niet meegerekend - en dat zeven dagen per week.

De lokale bevolking bekijkt die kleine vreemde mannetjes eerst met argwaan en bedenkt hen met de roepnaam “Tsjings”. Die roepnaam is een lokale verbastering van het Engelse scheldwoord “Ching”.

De arbeiders staan onder bevel van Engelse officieren en elk contact met de burgerbevolking is hen verboden. Ondanks die strenge voorschriften, blijkt dat de lokale handelaars er goede zaken mee doen. De Chinezen worden ingezet voor het begra-ven van gesneuvelde soldaten en de aanleg of het herstel van wegen en loopgraven. Ze komen daarbij voortdurend in contact met achtergelaten wapentuig en onontplofte munitie. Wanneer ze bij die opruimingswerken het leven laten, worden ze dikwijls bijgezet op de militaire begraaf-plaatsen in de buurt.
 
De Chinese arbeider, Chang Chi Hsuen, die begraven ligt op CROONAERT CHAPEL CEMETERY, is overleden in januari 1919. Hij draagt het registratienummer 1301.
 

 
Dat is waarschijnlijk wat Chang Chi Hsuen, de enige Chinese arbeider die begraven ligt op CROONAERT CHAPEL CEMETERY, is overkomen, zij het dan na de wapenstilstand. Dat geeft de datum van zijn overlijden – 23 januari 1919 – in elk geval aan.
 
Tijdens de oorlog vallen er regelmatig Chinese slachtoffers als gevolg van de beschietingen. Het meest bekende incident in de Westhoek haalde zelfs, zij het bijna 100 jaar na datum, de Chinese media. De zogenaamde ‘Dertien van de Busseboom’ zijn gestorven op 15 november 1917 in hun kamp in Reningelst. Pastoor Van Walleghem schrijft er over in zijn bekende oorlogsdagboek: “'s Nachs tamelijk veel geschot. Aan den Poeper vallen obussen in een Chineesch kamp en verschillige gele mannen worden er gedood” .

Wὺ Ēnlύ, Zhāng Hόng’ān en Zhāng Zhὶdé zijn officieel gestorven als gevolg van “a fracas at Zwarteberg/Mont Noir”, 25 december 1917. Ze liggen begraven op Westoutre British Cemetery.




 
Veel minder bekend is dat verschillende Chinese arbeiders het slachtoffer zijn geworden van incidenten met mogelijks een racistische inslag. Drie van hen liggen broederlijk naast elkaar begraven op WESTOUTRE BRITISH CEMETERY. Het zijn leden lid van het 105de compagnie Chinese Labour Corps en afkomstig van de provincie Zhili 9.  Ze zijn op Kerstdag 2017 betrokken geraakt bij een gevecht met dronken Nieuw-Zeelandse soldaten. Die dag wordt melding gemaakt van verschillende vechtpartijen met Nieuw-Zeelanders. Wanneer die situatie uit de hand dreigt te lopen, komt een compagnie van de Royal Welch Fusiliers tussen om de orde te herstellen. Die schieten in de massa. Wὺ Ēnlύ, Zhāng Hόng’ān en Zhāng Zhὶdé blijven dood achter. Ze zijn officieel gestorven als gevolg van “a fracas at Zwarteberg/Mont Noir”. Dat het incident niet op zich staat, valt af te leiden uit de grafstenen van Nieh Hsing Huang en Sh Feng Shan op BAILLEUL COMMUNAL CEMETERY EXTENSION, NORD. Beiden zijn eveneens op 25 december 1917 overleden. De eerste is “possibly killed during a fracas near Locre”.  Van de tweede Chinese arbeider ontbreekt elke info over de omstandigheden van zijn dood. Hij is vermoedelijk eerder ook begraven geweest in Reningelst. Er wordt in geen enkel geval melding gemaakt van Nieuw-Zeelandse slachtoffers van de stevige interventie van de Welch Fusiliers.

Er is weinig bekend over de rol van het Chinese Labour Corps in het najaar van 1918. In welke mate zijn die Chinese arbeiders in het kielzog van de Britse troepen mee opgeschoven met het finale geallieerde offensief?  Welk verhaal vertelt het graf van Twon Cheng Chi op KEZELBERG MILITARY CEMETERY 10 , in de driehoek Hill 41, Dadizele en Ledegem 11

Na de wapenstilstand verandert de perceptie van de lokale bevolking ten aanzien van de Chinezen compleet. Getuigenissen spreken niet meer over lachende en hardwerkende kerels, maar over gevaarlijke individuen, die moordend en rovend door de streek dwalen. Nu de oorlog voorbij is, blijkt de militaire omkadering ergo discipline niet meer dezelfde. De arbeiders ontvluchten geregeld hun kampen en bewapenen zich soms met geweren en granaten, die ze gemakkelijk vinden op het gewezen slagveld. Het moet gezegd dat veel van die verhalen uit tweede hand zijn opgetekend en moeilijk verifieerbaar zijn. Het moet ook gezegd dat er veel lokale ‘frontschuimers’ actief waren, die kort na de oorlog minstens even goed profiteerden van het ontbreken van het wettelijk gezag in de streek. De gruwel van de oorlog, de totale kaalslag, de ontbering en de (indruk van) feitelijke straffeloosheid haalde ook bij verschillende streekbewoners het slechtste naar boven.

Gezien de reputatie van dat Chinese Labour Corps geniet het opschrift, dat we op heel veel grafstenen van Chinese arbeiders vinden, toch best even onze aandacht: “A good reputation endures for ever”. How long does a bad one persist? Of hebben we hier te maken met de bekende “Van de doden niks dan goed!”-regel? We vinden het opschrift zelfs terug bij mannen die aantoonbaar minder met hun reputatie bezig waren. Er zijn 10 gevallen bekend van Chinezen, waarbij de Britse legerleiding overgaat tot rechterlijke vervolging en executie. De laatste executie van een Chinese terdoodveroordeelde in Vlaanderen vindt plaats op 8 mei 1919 in Poperinge. Zijn naam: Wang Ch'un Ch'ih. Zijn nummer: 44735. Hij is een arbeider van de 107th Chinese Labour Corps. Op 2 februari 1919 doodt hij een collega in een kamp in De Klijte. Hij slaat op de vlucht maar wordt half maart 1919 gevat door de militaire politie in Le Havre wanneer hij per schip probeert te ontsnappen. Hij wordt berecht op 14 april 1919. Wang Ch'un Ch'ih is begraven op Plot II. O54 in POPERINGHE OLD MILITARY CEMETERY (Deken Debolaan). Ook voor Wang geldt "A good reputation endures for ever."

De laatste executie van een Chinese terdoodveroordeelde in Vlaanderen vindt plaats op 8 mei 1919. Zijn naam: Wang Ch'un Ch'ih. Zijn nummer: 44735.
 



 
In de loop van 1919 lopen de contracten van de eerste lichtingen Chinese arbeiders in Britse dienst ten einde. De compagnieën worden bijgevolg één voor één teruggetrokken. Het is bekend dat de streekbewoners aangeven blij te zijn dat het Chinese Labour Corps in september 1919 de streek verlaat. In België en Noord-Frankrijk blijven nog enkele Chinese arbeiders achter. Zij moeten de namen van hun overleden kameraden in de witte grafstenen beitelen.

De Chinese overheid heeft intussen al haar conclusies getrokken. De Vredes-conferentie in Parijs heeft niks opgeleverd. Japan mag ondanks de Chinese samen-werking met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de voormalige Duitse marinehaven Qingdao behouden. De individuele Chinese contractant is ook niet echt beter geworden van zijn Europese avontuur. Zijn zuurverdiende spaargeld blijkt intussen nog amper iets waard. En van die studiebeurs voor de meegereisde tolk is evenmin veel in huis gekomen.

Ongeveer 2.000 Chinese arbeiders in Britse dienst zijn tijdens de oorlog of vlak daarna gestorven. De meeste Chinese begraafplaatsen worden vrij snel opgeruimd. Waar de stoffelijke resten van de overledenen naartoe zijn, is niet altijd bekend. Er wordt aangenomen dat vele ervan gewoon verloren zijn gegaan. De grootste groep Chinese slachtoffers in de Westhoek vinden we terug op LIJSSENTHOEK MILITARY CEMETERY. Daar liggen 35 arbeiders begraven. Maar de meeste Chinese graven van het westelijke front zijn verzameld op de begraafplaats in het gehucht Nolette van de Franse gemeente Noyelles-sur-Mer (Département Somme). Het zijn er 842 en is er een gedenkteken voor 42 andere, die nooit zijn teruggevonden.

De belangrijkste doodsoorzaak van de Chinezen aan het Westelijke Front blijkt dan weer de Spaanse griep te zijn. En van de naamgeving van deze pandemie moet dan weer worden gezegd, dat het een vlag is die allerminst de lading dekt…12

Eens de laatste Chinese tekens op de witte grafstenen gekapt, zullen ook de laatste Chinese steenkappers letterlijk uit beeld verdwijnen. Omdat de oorlog meestal wordt herleidt tot een verhaal van veldslagen tussen Europese natiestaten, zullen de Chinese arbeiders in de daarop volgende decennia zelfs stilaan uit het collectief geheugen worden gewist. Maar dat is dan weer buiten de economische wetmatigheden gerekend. De Europese natiestaten hebben de Chinezen opnieuw nodig.

Met dank aan Dominiek Dendooven (I.F.F.M) en Jef Bogaert uit Vichte voor de informatie en aan Marnick Storme voor de foto’s.
 
Bronnen:
  • Xu Guoqui, “Strangers on the Western Front: Chinese workers in the great war”, 2011, 336 p.
  • Piet Chielens en Julian Putkowski, “Unquiet Graves / Rusteloze Graven Guide: Execution Sites of the First World War in Flanders”, Francis Boutle Publishers, 2000
  • Dominiek Dendooven en Piet Chielens, “Wereldoorlog I - Vijf Continenten in Vlaanderen”, Lannoo, 2009, 207 p.
  • Jef Bogaert, “Tussen Leie en Schelde in 1918 – in het spoor van de negende (Schotse) divisie”, 1993, 86 p.
  • Tentoonstelling “Chinese Labour Corps - Sjouwers voor de oorlog”, I.F.F.M., 2010
_____________________________________
 
Voetnoten 
  • 1 Het gaat vooral om de IIde Slag bij Ieper; de lenteoffensieven van maart en mei 1915 (resp. Neuve Chapelle en Aubers) en the Battle of Loos in het najaar. De Australische, Nieuw-Zeelandse en Britse troepen – waaronder de 10th (Irish) Division – hebben ook enorme verliezen geleden tijdens de campagne van de Dardanellen en de landing op Gallipoli (Turkije).
  • 2 De ‘Military Service Act’ van januari 1916 zorgt ervoor dat ongehuwde mannen tussen 18 en 41 jaar – uitgezonderd weduwnaars met kinderen én religieuzen - kunnen worden opgeroepen voor militaire dienst. De eerste Britse dienstplichtigen krijgen hun oproepingsbrief afgeleverd op 2 maart 1916. De toepassing van de wet op de dienstplicht geldt niet voor het Ierse eiland. De Fransen kennen de dienstplicht al sinds de oprichting van de (Eerste) Franse Republiek in 1792. De Franse staat heeft de voorbije 100 jaar al duizenden jonge mannen naar de oorlog gestuurd. Dat verhaal herhaalt zich in het kwadraat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 21 februari 1916 offert de (Derde) Franse Republiek, in Verdun alleen al, verschillende generaties weerbare mannen op. Een geallieerde uitbraak in de Somme – lees: de Slag bij de Somme - moest de aanhoudende Duitse druk op dat Frans symbool van onverzettelijkheid wegnemen en tegelijk de Franse infanterie compleet behoeden van de ondergang. 
  • 3 De wet wordt eind mei 1916 uitgebreid tot gehuwde mannen en wordt later nog verschillende keren aangepast en uitgebreid.
  • 4 De arbeiders uit Indo-China komen vooral uit het Franse protectoraat Annam, het centrale deel van het huidige Vietnam. Ze worden bijgevolg dikwijls gemeenzaam Annamieten genoemd. In het graf 482 van de Franse militaire begraafplaats van het Oost-Vlaamse Machelen-aan-de-Leie  ligt, volgens  het register, Hoan C.V. Than begraven. In de kolom “Grade et régiment” wordt hij aangeduid als “travailleur anamite”. Hij is gestorven op 11 november 1918.
  • 5 De huidige naam van de stad is Weihai.
  • 6 Japan en China zijn al eeuwenlang verwikkeld in allerhande conflicten. Sinds het begin van de oorlog is die voormalige Duitse concessie, inclusief marinehaven, aan Japan toegewezen.
  • 7 De Chinese arbeiders in Franse dienst hebben een contract voor 5 jaar ondertekend.
  • 8 Hoewel er Franse troepen in de zuidelijke Westhoek actief zijn geweest, zijn mij geen gegevens bekend over aanwezigheid van Annamieten of Chinezen in Franse dienst in of achter de Franse linies in de Westhoek. Vandaar dat deze tekst zich verder concentreert op Chinese arbeiders in Britse dienst.
  • 9 De voormalige provincie Zhili wordt vandaag Hebei genoemd en ligt ten noorden van de provincie Shandong.
  • 10 Aangezien er veel graven van Chinese arbeiders verdwenen zijn, is het niet echt mogelijk om hun bewegingen af te leiden aan de hand van de aanwezigheid van grafstenen. Op KORTRIJK (ST. JAN) COMMUNAL CEMETERY liggen trouwens 8 Chinese arbeiders begraven, maar hun grafstenen geven dan weer aan dat ze zijn gestorven na 11 november  1918.
  • 11 Deze Britse militaire begraafplaats bevindt zich in de Korteweg in Moorsele, vlakbij de vroegere spoorlijn tussen Menen en Roeselare.  Het zicht op Ledegem wordt gehinderd door het groene lint van de provinciale fietsverbinding, die de voormalige spoorlijn vervangt. Ledegem is op 1 oktober 1918 veroverd door de 9th (Scottish) Division, maar moest nadien deels terug prijsgegeven worden aan de Duitsers. Pas op 14 oktober is het dorp volledig in geallieerde handen door toedoen van de 9de en 29th (United Kingdom) Division.  De Ier Martin Joseph Moffat, 2nd Bn, Prince of Wales's Leinster Regiment - zijn eenheid maakt sinds april 1918 geen deel meer uit van de 16th (Irish) Division en is intussen toegevoegd aan de 29ste  - wordt voor zijn bijdrage aan de herovering van Ledegem beloond met een Victoria Cross.
  • 12 De Groote Oorlog in cijfers uitdrukken is een heikele zaak. Verschillende bronnen houden het op een kost van ongeveer 5 miljoen mensenlevens. De wereldwijde grieppandemie van 1918-1919 heeft met zekerheid een veelvoud aan slachtoffers geëist. De meeste bronnen spreken wereldwijd over zo’n 50 miljoen slachtoffers. Verschillende bronnen nemen aan dat het virus samen met de Chinese of Vietnamese arbeiders werd geïmporteerd vanuit Azië. Het virus was van het type H1N1 en is dus nauw verwant met de door ons gekende vogelgriep (2003, 2006,…), die ook vanuit Azië de wereld heeft rondgereisd. Bij de eerste uitbraak - voorjaar 1918 - denken de militaire leiders aan beide zijden van het conflict dat de troepen last hebben van de mix aan schadelijke chemicaliën, die men op het slagveld (heeft) gebruikt. De Duitsers hebben het daarom over flämisch Fieber. De naamgeving ‘Spaanse griep’ refereert eigenlijk naar de Spaanse kranten, die het eerst berichtten over de epidemie. Andere bronnen situeren de oorsprong van de pandemie in de Verenigde Staten. Het virus richt er een ware ravage aan. Er sterven 30.000 militairen tijdens hun opleiding in de kazernes. Het merendeel van de Amerikaanse slachtoffers tijdens de Groote Oorlog is bijgevolg niet in de slagvelden maar in bed gestorven. Vandaar ook de populaire stelling dat ‘the germs’ nog dodelijker waren dan ‘the Germans’

Gepubliceerd 24/01/2016.