Westvleteren en de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog
Artikel overgenomen uit het tijdschrift van 'Aan de schreve, kring voor heemkunde Poperinge en omstreken', 41ste jaargang, 2011, nr. 3

Auteur: Johan Gheeraert, Poperinge

Met het dichterbij komen van zijn honderdste verjaardag neemt de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog toe. Er wordt echter al eens vergeten dat België, en meer bepaald de Westhoek, in deze oorlog niet enkel ongewild decor was voor vreemde legers. België was immers zelf ook betrokken partij in deze oorlog, eveneens zeer ongewild. De Eerste Wereldoorlog heeft in het koninkrijk België krachten versterkt, die vóór de oorlog al sluimerden. Mocht België de komende jaren alsnog uit elkaar vallen, dan kan het als laatste slachtoffer van deze oorlog beschouwd worden. Dit lijkt overdreven, maar het blijft wel moeilijk om neutraal over deze oorlog te spreken. De afstand tussen IJzertoren en Dodengang is veel groter dan enkel maar 2 kilometer. Het is een uitdaging om neutraal te spreken over België tijdens de Grote Oorlog. Op de dorpsplaats van Westvleteren vinden we echter meerdere herinneringen die een neutrale kijk mogelijk maken.

Westvleteren bleef tot oktober 1914 van oorlogsgeweld gespaard. Op 16 en 17 oktober arriveerden Franse eenheden in het dorp. Ze namen hun intrek in huizen, schuren, stallingen en ook in de kerk en de scholen. (1). Hetzelfde gebeurde in en rond de Sint-Sixtusabdij. Deze Fransen verdedigden de frontzone van Noordschote tot Steenstrate. De Fransen begroeven hun doden zowel op het burgerlijke kerkhof (nu het Franse ereperk) als op een veld in de Sint-Maartensstraat (nu Belgische militaire begraafplaats).

Westvleteren 1914 - 1918



In de winter van 1914 na de slag aan de IJzer, werd het Belgische leger gereorganiseerd en uitgebreid met rekruten en vrijwilligers. Daardoor kon het zijn frontzone vergroten. Het loste in 1915 de Fransen af tussen Drie Grachten en Steenstrate. Zo werd Westvleteren dorp een rustkantonnement ('demi-repos' in legerjargon) van het Belgische leger.

Vanaf toen was de situatie op Westvleterendorp en rond de Sint-Sixtusabdij verschillend. Het dorp werd Belgisch, maar de abdij bleef Frans tot juni 1915, toen de Fransen door de Britten werden afgelost. Pas in de zomer van 1918, ter voorbereiding van het eindoffensief, werden zowel dorp als abdij Belgische kampementen.

Het Belgische leger richtte in de toenmalige meisjesschool een militair hospitaal in. Dit hospitaal verzorgde zowel gewonden uit de frontzone als zieken uit de lokale kampementen. Vervoerbare ernstige gewonden werden doorgestuurd naar de beter uitgeruste Belgische hospitalen in Proven (Couthof), Hoogstade (Kleppe), De Panne en Adinkerke.

Westvleteren heeft weinig schade geleden tijdens de oorlog. Het dorp lag net ver genoeg achter de frontlinie om buiten het bereik van het meeste Duitse geschut te blijven. Het werd wel af en toe gebombardeerd, maar zonder veel erg. Officieel werd op 28 juni 1917 de bevolking grotendeels geëvacueerd. (2) In het dagboek van de Sint-Sixtusabdij wordt dit ook vermeld in een aantekening van 3 juli 1917 als een 'dringende aanmaning' zonder te vermelden of het uitgevoerd is of niet (3). In het recente boek 'Westvleteren in de rust van een beek en een abdij' (een boek dat sterk op plaatselijke overleveringen is gebaseerd) wordt deze evacuatie niet eens vermeld. In dit boek wordt dan wel weer eerlijk beschreven dat de plaatselijke bevolking ook een graantje meepikte van de oorlogstoestand (4). Samengevat: de durvers zijn gebleven.

Altijd een goede start voor een verkenning van oorlogsrelicten is het lokale monument voor de gesneuvelden, dat in vrijwel elk dorp of stad een centrale plaats heeft. Het standbeeld in Westvleteren heeft op zich al een geschiedenis. Het is één van de weinige monumenten uit de Eerste Wereldoorlog die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werden bijgewerkt. Een imposante leeuw voor de sokkel, met in zijn klauwen een Duitse adelaar, werd door de Duitsers verwijderd. Een foto van het oorspronkelijke monument is echter nog te zien op het toeristisch infobord bij de kerk.

Gedenkteken voor gesneuvelden Westvleteren



Bij de inhuldiging op 11 juni 1922, op initiatief van de VOS (Vlaamse Oud-strijders), vereerde Westvleteren zijn gesneuvelden met de titel 'helden'. Het is niet aan ons om dit te betwisten, maar bij één van deze helden, pater Stanislaus, is enige twijfel gewettigd. Het dagboek van de Sint-Sixtusabdij meldt op 12 november 1916 dat pater Stanislaus tevergeefs 'afstel van den dienst als landbewerker' gevraagd heeft. (5)

Er staan 24 namen op het monument. In 1914 telde Westvleteren 1.951 inwoners. De gesneuvelden vertegenwoordigen dus l,2 % van de bevolking. Het gemiddelde voor heel België is 0,06 % (6). Het aantal gesneuvelden in het onbezette België is hoger dan in de rest van België, omdat hier tijdens de oorlog het oproepen van verse militieklassen probleemloos bleef doorgaan. In juni 1916 werden alle mannen tussen achttien en veertig onder de wapens geroepen en uitzonderingen werden geschrapt. Het was deze maatregel die weinig gewaardeerd werd door pater Stanislaus.

Westvleteren 1914 - 1918



Omdat datum en plaats van sterven vermeld is, geeft dit monument een mooie steekkaart van de oorlog van het Belgische leger. De eerste Westvleternaar sneuvelde bij de verdediging van de forten van Luik (8 augustus 1914 te Bellaire). De laatste sneuvelde op 11 november 1918, naar verluidt om kwart voor elf, bij de oversteek van de Schelde (Zevergem) door het Belgische leger tijdens het eindoffensief. (7)

Zonder enige wetenschappelijke waarde te pretenderen, kunnen de verschillende fases van de oorlog vergeleken worden:
  • Van het begin van de oorlog tot het einde van de slag aan de IJzer: 5 gesneuvelden (21 % van allen): dit relatief lage aantal voor wat achteraf gezien de belangrijkste veldslag van de oorlog zou blijken te zijn, toont dat er relatief weinig soldaten in het leger ingelijfd waren bij het begin van de oorlog. De velen die in augustus 1914 werden opgeroepen of zich vrijwillig meldden, hebben nog niet deelgenomen aan de slag aan de IJzer
  • In 1915: 2 gesneuvelden (8 % van allen): dit is voor Westvleteren het spaarzaamste jaar van de oorlog: slechts l dode tijdens de tweede slag bij Ieper, de beruchte eerste gasaanval, de veldslag die het dichtst bij Westvleteren werd uitgevochten (Steenstrate).
  • In 1916: 5 gesneuvelden (21 % van allen): dit jaar wordt, wat het Belgische front betreft, meestal als 'rustig' omschreven.
  • In 1917: 3 gesneuvelden (12,5 % van allen): dit is het jaar dat als het bloedigste in de annalen van de Westhoek vermeld staat, met de derde slag bij Ieper. Dat het Belgische leger buiten dit en andere 'nutteloze offensieven' bleef, was te danken aan koning Albert, en aan hem alleen. De soldaten wisten dit zeer goed. Hier ligt de grond van de enorme en onverwoestbare populariteit van de koning, zelfs bij de zeer uitgesproken Vlaamsgezinde soldaten.
  • 1918 tot aan het eindoffensief: 3 gesneuvelden (12,5 % van allen).
  • Tijdens het eindoffensief: 6 gesneuvelden (25 % van allen): de weinige dagen van 28 september tot 11 november waren fataal voor een vierde van de Westvleterse gesneuvelden. Vooral de eerste 2 dagen van dit offensief waren bijzonder zwaar met de doorbraak van de Duitse hoofdlinie, zo ook 3 Westvleterenaars die op 28 en 29 september bij Westrozebeke sneuvelden.
Standbeeld en kerk Westvleteren



De repatriëring van de gesneuvelden naar hun woonplaats was een belangrijk discussiepunt tijdens en na de oorlog. De Britten hebben dit vanaf het begin van de oorlog verhinderd. De vele Britse begraafplaatsen zijn daar een gevolg van. De Franse regering vanaf 1920 en Belgische regering vanaf 1921 lieten repatriëring wel toe. Dit was vooral om de al bestaande praktijk van illegale opgravingen en transporten te regulariseren. De Belgische overheid betaalde het treintransport van de stoffelijke resten. De overige transportkosten waren voor de familie, wat een sociale barrière schiep. Ongeveer de helft van de Belgische gesneuvelden werd uiteindelijk naar een burgerlijk kerkhof of begraafplaats overgebracht. (8)

Links: Leon Verkindere † 30-3-1917- Rechts: Vervisch Jules † 16-4-1917 - Kerkhof Westvleteren



Vrij uniek aan dit monument is dat het graf van zes vermelde gesneuvelden op wandelafstand te vinden is. Op het kerkhof achter de muur zijn de kruisjes van Camiel Gruwier en Alidoor Meeuw vanaf dit standbeeld goed te zien. (9) Verder, tegen de kerkmuur, liggen Camiel Gesquière en Jos Vandenbilcke. Deze graven zijn minder leesbaar. Julien Gouwy en René Vandenbroele liggen begraven op de Belgische militaire begraafplaats hier 250 meter vandaan. Op deze graven is hun voornaam wel iets veranderd. Hier komen we nog op terug.

We betreden kort het burgerlijke kerkhof. Met enig zoeken zijn de graven van de vier hierboven genoemden te vinden. Deze graven hebben geen speciale aanduiding. Op enkele andere graven zien we ovalen plaatjes met de Belgische driekleur. Deze werden aangebracht op graven van oud-strijders die de oorlog overleefden. Deze plaatjes zijn waarschijnlijk gemaakt naar analogie met de plaatjes die even verder op de Belgische militaire begraafplaats te zien zijn.

Achteraan het kerkhof is een Frans ereperk met 200 graven, waarvan 18 niet-geïdentificeerden. Deze graven dateren van 1914 en 1915. Tijdens de zomer van 1917 waren er opnieuw Franse troepen in de streek als onderdeel van de derde slag bij Ieper. Omdat deze Franse troepen slechts een beperkte bijdrage aan deze slag leverden, is dit vrij onbekend. Toch liggen er op dit ereperk 20 Franse artilleristen. omgekomen in de zomer van 1917 (10).

Frans ereperk Westvleteren



Alvorens de Belgische militaire begraafplaats in detail te bekijken, is het interessant even bij de inrichting van de Franse begraafplaatsen stil te staan. Het toenmalige Franse regime, de Derde Republiek, was sinds de afloop van de Dreyfus-affaire in 1902 uitgesproken anti-katholiek. Er werd met enige spanning uitgekeken hoe de Franse gesneuvelden zouden worden geëerd. Finaal kregen de Fransen als individueel grafzerk een kruis, met de motivatie dat het kruis geen religieus maar een eeuwenoud symbool voor de dood is. De moslims uit Noord-Afrika die, hoewel zonder burgerrechten toch mochten sneuvelen voor Frankrijk, kregen een stèle. Joden en atheïsten konden deze uitzondering ook krijgen.

Op dit ereperk zijn 20 stèles. Op de noordwesthoek en op de zuidoosthoek is er telkens een graf met de vermelding 'présumé' gevolgd door een duidelijk Arabische naam. Deze 'présumés' kregen een kruis, geen stèle. Een veronderstelling was niet voldoende om een afwijkend graf te krijgen.

Graf met de vermelding 'présumé' gevolgd door een duidelijk Arabische naam. - Westvleteren



Om de Belgische militaire begraafplaats te bereiken, verlaten we het kerkhof en wandelen we eventjes door de hoofdstraat richting Poperinge. Na 100 meter slaan we links de Sint-Maartensstraat in. Vooraan in dit straatje zijn de gebouwen van de vroegere meisjesschool. De typische schoolgebouwstijl is duidelijk. Hier was het Belgische militaire hospitaal gevestigd.

Algemeen beeld op de Belgische militaire begraafplaats van Westvleteren



Deze begraafplaats is één van de negen Belgische militaire begraafplaatsen uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek. De Fransen waren hier in 1914 begonnen hun doden te begraven. De Belgen namen in 1915 deze begraafplaats over en breidden die verder uit. De eerste graven dateren van juni 1916, de laatste van het eindoffensief. De doden uit 1916 werden vooraan in het linkerperk en vooraan in het middenperk begraven, de doden uit 1917 achteraan in het linkerperk en het middenperk, de doden uit 1918 in het rechterperk. De slachtoffers van de belangrijke slag bij Merkem van 17 april 1918, onderdeel van de vierde slag bij Ieper, liggen in het rechterperk helemaal achteraan, de gesneuvelden van het eindoffensief vooraan in het rechterperk. (11)

Na de oorlog werd de begraafplaats aangevuld door het overbrengen van de stoffelijke resten van her en der begraven soldaten. Alle graven van de slagvelden ten westen van de weg Ieper-Diksmuide (ook de gebroeders Van Raemdonck) en van burgerlijke kerkhoven werden hier verzameld. Er werden ook soldaten ontgraven die door hun familie naar hun woonplaats werden gerepatrieerd.

De Franse graven werden overgebracht naar Frankrijk. Ze lagen oorspronkelijk waar nu de open ruimte bij het kruis is. In 1968 werd een gedeelte van de stoffelijke resten, 123, die op de Belgische militaire begraafplaats van Reninge lagen naar hier overgebracht. Ze werden herbegraven in de vrije plaatsen van de eerdere ontgravingen met als gevolg dat er geen 'systeem' meer zit in de volgorde van de graven.

In 1924-25 gebeurde de definitieve inrichting. Zoals alle begraafplaatsen bestond deze begraafplaats aan het einde van de oorlog uit een wirwar van allerhande tijdelijke kruisjes en gedenktekens. Hierop was één uitzondering, en deze uitzondering zou nog voor veel commotie zorgen.

Tijdens de oorlog waren er ernstige taalspanningen in het leger, dit is algemeen gekend. Maar er waren ook religieuze perikelen. Beide problemen waren zelfs eng met elkaar verweven. Vlaamse soldaten hadden het gevoel niet enkel tegen een Vlaams vijandige legerleiding te staan, maar ook tegen een atheïstische legerleiding. Het resultaat was een breed scala aan culturele, religieuze, educatieve en sociale projecten door de Vlaamse elite aan het front. In de eerste plaats ging het om studenten en religieuzen, met het oog op een 'verheffing' van de gewone Vlaamse soldaten.

In 1916 werd het comité voor heldenhulde opgericht om een einde te maken aan, citaat van Renaat De Rudder, 'het schreeuwend onrecht dat men de Vlaamse soldaten onder een Franstalig kruis begroef' (12). Dit comité was één van de eerste organisatievormen van het Vlaamse ongenoegen aan het front. Het werd gepatroneerd door de 'Belgische Standaard', de in De Panne verschijnende krant, spreekbuis van de hoofdstroming binnen de Vlaamse beweging onder leiding van Frans Van Cauwelaert. .

Het heldenhuldezerkje werd ontworpen door Joe English: een Keltisch kruis met de letters AVV-VVK in de kruiskroon en daaronder een vliegende blauwvoet, het symbool van de Vlaams-katholieke studentenbeweging.

Heldenhuldezerkje - Belgische militaire begraafplaats Westvleteren



Maar er was een probleem voor de overheid later: deze heldenhuldezerkjes waren in beton, veel duurzamer dan de andere 'tijdelijke' grafaanduidingen op de begraafplaatsen. Het al dan niet verwijderen van deze heldenhuldezerkjes werd dan ook een politieke discussie bij de definitieve aanleg van de militaire begraafplaatsen. De overheid streefde uniforme zerkjes na, de Vlaamsgezinden wilden hun heldenhuldezerkjes behouden. Verwijten van grafschennis waren niet uit de lucht. Bij de definitieve inrichting van deze begraafplaats zijn veel heldenhuldezerkjes verwijderd en stukgeslagen. De brokstukken werden gebruikt om de Sint-Maartensstraat te verharden.

De officiële ontwerpen voor de begraafplaatsen en de zerken versterkten de Vlaamse tegenstand nog meer. De zeer Belgicistische inslag van de officiële zerkjes en het ontbreken van religieuze symbolen waren extra munitie in de discussie. Uiteindelijk zijn over alle Belgische begraafplaatsen 75 heldenhuldezerkjes behouden, op deze begraafplaats zijn er 14 te vinden.

Op 27 augustus 1922, nog voor de definitieve aanleg, werd hier de derde IJzerbedevaart gehouden om Renaat De Rudder, de man die zo'n schrik had van Franstalige kruisen, te herdenken. Renaat De Rudder was 16 jaar toen hij zich in 1914 meldde als oorlogsvrijwilliger. Aan het front ontpopte hij zich tot één van de tolken van de ellende van de Vlaamse soldaten en engageerde hij zich in de Frontbeweging. Hij sneuvelde op 17 december 1917 te Merkem tijdens een nachtelijke verkenning. Hij werd op 21 december begraven op de begraafplaats van Westvleteren. Op 12 augustus 1932 werd hij weer ontgraven (samen met de gebroeders Van Raemdonck en, ongewild, Amé Fiévez) en op 21 augustus 1932 tijdens de dertiende IJzerbedevaart in de crypte van de IJzertoren bijgezet. (13)

Belgische militaire begraafplaatsen, ook deze, hebben een vrij minimalistische architectuur in vergelijking met de Britse en Duitse. De toegang bestaat uit een smeedijzeren poort tussen twee natuurstenen pilaren. De ene pilaar vermeldt 'Cimetière militaire de Westvleteren', de andere de vrij kaduke vertaling 'Militair kerkhof van Westvleteren'. Het Franse 'cimetière' wordt in het Nederlands zowel door 'begraafplaats' als 'kerkhof vertaald, wat echter geen synoniemen zijn: een kerkhof is een begraafplaats rond een kerk, in alle andere gevallen is het een begraafplaats.

Aan de achterkant wappert de Belgische vlag, een vast gegeven bij alle Belgische militaire begraafplaatsen. Nu zijn er 1208 zerkjes, waarvan 1206 voor begraven soldaten en 2 voor 'herdachte' soldaten, waaronder Fiévez. (14) Deze wordt verder nog besproken. 33 soldaten zijn onbekend. Er zijn 14 heldenhuldezerkjes en het graf van één Brit.

Graf van een onbekende soldaat met neutraal schildje
Belgische militaire begraafplaats Westvleteren



De Belgische zerkjes zijn uit arduin gemaakt, l m hoog, 52 cm breed, 13 cm dik, en wegen 150 kg. Het ontwerp is van architect Simon. Op een bronzen plaat staan de persoonlijke gegevens van de gesneuvelde. Het geheel geeft een gedateerde indruk. 'De nogal versierde grafsteen in 'pompierstijl' is niet sober genoeg om nu nog aan te spreken.' (15)

De families van de gesneuvelden hadden inspraak bij de vermeldingen en symbolen op de zerkjes. De eerste vrijheid betrof de taal, een problematiek zeer eigen aan ons land. Precies de Belgische zerkjes blinken uit door een overvloed aan informatie en door de uitgebreide vermelding van deze informatie ('geboren te', 'gestorven te'). Dit was vragen om heibel over de taal. De Franstalige opschriften van in Vlaamse gemeenten geboren soldaten zijn niet te negeren. De enen hebben hierin willen zien hoe Franstalig Vlaanderen toen nog was. Anderen merken op dat burgerlijke graven in Vlaanderen uit die tijd ook nog veel Franstalige vermeldingen hebben. Er waren families die hun doden een net iets 'hogere' status wilden geven dan ze in het leven hadden.

De Franstalige zerkjes voor 'geografische Vlamingen' hadden ook invloed op de zeer gevoelige discussie over het aandeel van de Vlaamse gesneuvelden in het Belgisch leger. Volgens de Vlaamse mythe is dit 80 %. Het stond al zo in de roemruchte 'Open brief aan den koning van België' van 11 juli 1917. De historicus Luc Schepens heeft op basis van telling van de taalvermeldingen op de zerkjes op alle militaire begraafplaatsen het aandeel Vlamingen op 67,96% van de gesneuvelden bepaald. (16)

Graf van een Franstalige
Belgische militaire begraafplaats Westvleteren



Een kruisje in het plaatje met de nationale driekleur was het enig toegelaten religieuze symbool op Belgische militaire begraafplaatsen. Dit was weer een beslissing van de familie. Ze konden ook kiezen voor een Belgisch leeuwtje in dit plaatje. Er is veel onduidelijkheid rond deze plaatjes met de nationale driekleur. Er is verwarring over de richting waarin de driekleur staat. Dit blijkt in de loop van de tijd van schuin naar verticaal gegaan te zijn. Omdat deze plaatjes gemakkelijk loskwamen, en vernieuwd moesten worden, werd later geen rekening meer gehouden met de oorspronkelijke wens van de familie. (17)

Op elk zerk zijn ook de onderscheidingen aangeduid die de gesneuvelde heeft gekregen, bij leven en postuum. Taal en levensbeschouwing zijn per definitie niet gekend voor de onbekende soldaten. Zij kregen op hun zerkje de dubbele vermelding 'mort pour la Belgique', 'gestorven voor België'. Een kruisje in de driekleur kon niet. Het waren dit soort details die aanleiding gaven tot wrevel bij een deel van de bevolking. De overgrote meerderheid van de soldaten, ook de onbekende, waren toch katholiek? Waarom kon er dan geen enkel katholiek symbool op hun graf of begraafplaats?

Nu verschilt de begraafplaats van Westvleteren precies van alle andere Belgische door het grote kruis. Belgische begraafplaatsen moesten neutraal zijn op levensbeschouwelijk gebied, de grondwettelijke scheiding tussen kerk en staat indachtig. Dus geen grote zichtbare religieuze symbolen, maximaal een klein pietluttig kruisje per graf. Dit grote kruis, uitzondering op de regel, was er eerst niet. Het is meegekomen met de verhuis van de militaire begraafplaats van Reninge in 1968. Het was deze begraafplaats die aanvankelijk de uitzondering was. De reden hiervoor is niet gekend.

Het merkwaardigste zerkje van deze begraafplaats is dat van Amé Fiévez, te vinden in de 14e rij onder nr. 379. Amé, niet Aimé zoals foutief op het zerk staat. Zijn zerk staat wel hier, maar hier is hij niet begraven. En waar hij begraven is, in de crypte van de eerste IJzertoren, is dan weer zijn naam niet vermeld. Zijn lot is, voor altijd, zeer nauw verbonden met dat van de gebroeders Van Raemdonck.

Graf van Amé Fiévez
Belgische militaire begraafplaats Westvleteren



We herhalen hier niet de hele mythe van deze Temse oorlogsvrijwilligers. In het boek 'Terug naar Niemandsland' heeft Luc De Ryck (18) deze mythe teruggebracht tot de werkelijkheid. Hoewel heel wat voor altijd onduidelijk zal blijven, is Frans Van Raemdonck, de gevoelige intellectueel, zeer waarschijnlijk in de armen van de Waal Amé Fiévez gestorven, en niet in die van zijn broer Edward. Edward is op zijn beurt gesneuveld enkele meters van zijn broer en Fiévez vandaan, zonder dat ooit duidelijk zal worden of hij één van hen, of beiden, nog levend gezien heeft.

Er blijven twee vaststellingen over: Edward Van Raemdonck is teruggekeerd in het niemandsland om zijn vermiste broer te zoeken, en ... in het door Vlaams-Belgische rivaliteit beheerste Belgisch leger bestond een sterke solidariteit tussen de gewone Vlaamse en Waalse soldaten.

In 1924 werden de stoffelijke resten van de gebroeders en Fiévez ontgraven in Steenstrate en herbegraven te Westvleteren. Ze kregen elk een zerk, met Fiévez in het midden. Omdat hun gebeente niet meer te scheiden was, werden ze samen onder het zerkje van Fiévez begraven.

In 1932 werden de broers opnieuw ontgraven en overgebracht naar de crypte van de eerste IJzertoren als martelaren van de Vlaamse beweging. Ongewild werd Fiévez mee overgebracht naar het 'heilige der heiligen' van de Vlaamse beweging.

De gebroeders Van Raemdonck zijn Vlaamse 'martelaren'. De Belgische herinnering heeft het op 'helden' gehouden. Een voorbeeld hiervan is Charles Dresse (graf nr. 674). Deze zoon van een Luiks industrieel werd als zeventienjarige oorlogsvrijwilliger in 1914. In de oorlog klom hij op tot de graad van adjudant. Op 28 september 1918, de eerste dag van het eindoffensief, leidde hij, bij gebrek aan officieren, een aanval op een Duitse mitrailleurstelling tussen Poelkapelle en Vijfwegen, waarbij hij sneuvelde. Zoals vele gesneuvelden van het eindoffensief werd Dresse in Westvleteren begraven. Hoewel zijn familie de middelen had om hem te repatriëren, lieten ze hem daar liggen, te midden van zijn mannen. (19)

Graf van Charles Dresse
Belgische militaire begraafplaats Westvleteren



Hier vinden we ook de graven van twee gesneuvelden die vermeld staan op het gemeentelijk monument: Julien Gouwy (graf 437) en René Vandenbroele (graf 260). Bij het aandachtig bekijken van hun zerk blijkt René opeens Renaat te heten en Julien werd Juliaan. Dit is een voorbeeld van de snelle verscherping van de Vlaamse opvattingen na de Eerste Wereldoorlog.

Graf van Julien of Juliaan Gouwy
Belgische militaire begraafplaats Westvleteren



Het gemeentelijke gedenkteken werd in 1922 ontworpen door de VOS. De voornamen René en Julien zijn zeer waarschijnlijk de namen waarmee deze mannen voor de oorlog ook gekend waren. In 1924-25 werden de grafzerken op de militaire begraafplaats gemaakt, met inspraak van de familie. Wilden deze families drie jaar later bewust aan hun betreurde een duidelijk Vlaamse voornaam geven?

Een vergelijking van de graven van deze twee plaatselijke gesneuvelden waarvan hun familie verkoos om ze niet op het gemeentelijk kerkhof te begraven (de transportkosten kunnen moeilijk een beperkende factor geweest zijn) met de graven van de vier gesneuvelden die wel op het kerkhof begraven zijn, is een mooi slot. Het is duidelijk, na 90 jaar, dat de graven op de militaire begraafplaats in betere staat zijn, en beter onderhouden zijn, dan deze op het kerkhof. Dit is dan nog een besluit voor een Belgische militaire begraafplaats, die in vergelijking met de Britse, op zich al geen onvergetelijke indruk nalaat.

Maar de graven op burgerlijke kerkhoven zijn na 90 jaar in een veel erbarmelijker staat, en spijtig genoeg niet enkel in Westvleteren.

Voetnoten:
  1. Caulier Herman, Doise Domien, Doise Jan, Doise Jef, Titeca Dany, Van Hee Dirk, Verfaille Myriam, Westvleteren in de rust van een beek en een abdij, 2009, blz. 35
  2. Onder andere vermeld in de commentaar bij inventaris onroerend erfgoed, Frans militair ereperk op kerkhof Westvleteren (http://inventaris.vioe.be/woi/relict/1073)
  3. De Abdij-Kazerne Sint-Sixtus, 1914-1914, Dagboekaantekeningen, door Broeder Victor Van Staten, Pater Ludovicus - Maria De Cleyn, Edmundus Joye, Poperinge 2001, blz. 132
  4. Caulier Herman, Doise Domien, Doise Jan, Doise Jef, Titeca Dany, Van Hee Dirk, Verfaille Myriam, Westvleteren in de rust van een beek en een abdij. 2009, blz. 168
  5. De Abdij-Kazerne Sint-Sixtus, 1914-1914, Dagboekaantekeningen, door Broeder Victor Van Staten, Pater Ludovicus - Maria De Cleyn, Edmundus Joye, Poperinge 2001, blz. 111
  6. De Vos Luc, De eerste wereldoorlog, Davidsfonds, Leuven, 2003, blz. 173
  7. Vermeld in Caulier Herman, Doise Domien, Doise Jan, Doise Jef, Titeca Dany, Van Hee Dirk, Verfaille Myriam, Westvleteren in de rust van een beek en een abdij, 2009, blz. 174;
  8. Meire Johan, De stilte van de salient, Lannoo, Tielt, 2003, blz. 149
  9. In Caulier Herman, Doise Domien, Doise Jan, Doise Jef, Titeca Dany, Van Hee Dirk, Verfaille Myriam, Westvleteren in de rust van een beek en een abdij, 2009, blz. 332 is een plan van dit kerkhof gegeven met verwijzingen naar alle graven; volgens dit plan ligt C. Gruwier op 5-1-10, A. Meeuw op 5-1-8; C. Gesquière op 4-3-3, J. Vandenbilcke op 4-3-1.
  10. Alle cijfers uit commentaar bij inventaris onroerend erfgoed, Frans militair ereperk op kerkhof Westvleteren (http://inventaris.vioe.be/woi/relict/1073)
  11. Cijfers en data uit dossier 'Belgische militaire begraafplaats West-Vleteren' (Nele Bogaert en Roger Verbeke), via (http://www.woodywoodpecker.be/begraafplaats/swf/combobegraafplaats.swf) blz. 2-3
  12. Citaat vermeld in Vanacker, Daniël. De Fontbeweging, De Vaamse strijd aan de Ijzer. De Klaproos, Koksije, 2000, blz. 110
  13. Gebaseerd op Renaat de Rudder (http//users.belgacom.net/nevele/personen/rudder.htm)
  14. Dossier 'Belgische militaire begraafplaats West-Vleteren' (Nele Bogaert en Roger Verbeke), via (http://www.woodywoodpecker.be/begraafplaats/swf/combobegraarplaats.swf) blz. 5
  15. Meire Johan, De stilte van de salient, Lannoo. Tielt. 2003.460 blz., blz. 310
  16. Schepens Luc, Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse beweging tijdens de eerste wereldoorlog, Lannoo, Tielt, 1982, blz. 63.
  17. Dossier 'Belgische militaire begraafplaats West-Vleteren' (Nele Bogaert en Roger Verbeke) (http://www.woodvwoodpecker.be/begraafplaats/swf/combobegraafplaats.swf) blz. 12 .
  18. De Ryck Luc, Terug naar niemandsland. De Klaproos, Koksijde, 1996
  19. Dossier 'Belgische militaire begraafplaats West-Vleteren' (Nele Bogaert en Roger Verbeke) (http://www.woodvwoodpecker.be/begraafplaats/swf/combobegraafplaats.swf) blz. 4

Gepubliceerd 18/06/2011.