Edmund Blunden (1896-1974)
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2020/1

Door Marnick Storme

De 'Groote Oorlog-dichters' in de Ieperboog * - Deel 1: Edmund Blunden ((1896 - 1974)

*Fragmenten van poëzie werden letterlijk vertaald zonder poëtische aspiraties

De ‘Groote’ Oorlog heeft zoals bekend een aantal ‘grote’ oorlogsdichters opgeleverd. Velen waren actief in de Ieperboog. De gevechten aan het front en het leven erachter vormden een niet te stuiten inspiratievloed. Sommigen sneuvelden en schreven enkel tijdens de oorlog. Anderen overleefden de hel die nadien nog frequent opdoemt in hun werk, getormenteerd als ze waren door het spookbeeld van het verleden. We proberen een aantal summiere portretten te brengen van de meest intrigerende figuren en hun werk. Edmund Blunden mag de spits afbijten.

Portret van Edmund Blunden. Eric Slater 1930



Blunden, geboren in 1896, had nog maar net de schoolbanken verlaten van de Christ’s Hospital School in Sussex, toen hij in 1915 als ‘second lieutenant’ (laagste rang officier) in dienst kwam. Als zoon van twee Londense leerkrachten en de oudste van negen kinderen was hij bijzonder vroegrijp. Hij was een tienerjongen die in een vreselijke oorlog terechtkwam. In de ruïnes aan het front vindt hij boeken van Tennyson (Engelse dichter) en Horatius (Romeinse dichter) die hem aan het lezen zetten. Poëzie schrijven vormt een uitlaatklep. Achteraf zegt hij dat de oorlog hem beroofde van zijn onschuld en van hem en oude man maakte. Je merkt het ook op de foto’s uit die periode: zijn blik is dof, het gezicht hol met ingevallen wangen.

Edmund Blunden overleefde de oorlog en kwam fysisch ongeschonden terug thuis na twee jaar aan het front in de Ieperboog en aan de Somme. Geen enkele andere dichter was langer getuige van de oorlogsgruwelen dan hij. Andere dichters zoals Owen bv. was 8 maanden aan het front, Graves een jaar en Sassoon 16 maanden



Blunden was 22 toen de oorlog eindigde, maar hij leefde nog 53 jaar, opgejaagd door de spookbeelden van weleer. Het resulteerde soms in uitzonderlijke poëzie, maar ook in ondraaglijk lijden en nachtmerries. Voor Blunden was het overleven van de oorlog zelf niet de moeilijkste opdracht. In de jaren nadien bleef hij worstelen met de verwerking van het oorlogsverleden. Zijn allerlaatste gedicht ‘Ancre Sunshine’ (1966), geschreven n.a.v. zijn laatste bezoek aan de slagvelden van de Somme, handelt nog over zijn schuldgevoelens voor het overleven van de oorlog! Hij beschrijft een idyllisch tafereel met het riviertje de Ancre in de zon en mijmert dan:

(We vertalen hieronder enkele fragmenten naast het origineel waarbij de inhoud zo getrouw mogelijk wordt weergegeven, dit zonder enige dichterlijke aspiraties.)
  • Here half a century before might I, - Hier had ik een halve eeuw geleden,
  • Had something chanced, about this point have lain, - Indien iets voorgevallen was, ook kunnen liggen
  • Looking with failing sense on such blue sky, - Kijkend met falend besef naar de blauwe hemel
  • And then became a name with others slain. - Om dan slechts een naam te worden net zoals andere gesneuvelden.        
Blunden verklaarde vaak dat hij nog leefde in de wereld van de loopgraven en de kampen en niet in deze van zijn vrouw en kinderen. Zijn gezin moest leren omgaan met zijn lijden dat we nu zouden bestempelen als ‘post traumatic stress disorder’ (post-traumatische stress-stoornis). Zijn dochter Margi uit zijn derde huwelijk getuigt hierover: “De nacht was gevuld met oorlog, de dag met zijn job als literair journalist of professor. Er was depressie, woede om de herinneringen die hij niet kon wissen. Niemand kon die wissen.”

Blunden, die later professor poëzie werd in Oxford, schreef ook proza over de oorlog. In 1928 publiceerde hij ‘Undertones of War’ waarin hij relaas brengt van het ’14-’18-conflict. Het liet hem nooit los: hij ging ook naar reünies van zijn regiment, the Royal Sussex Regiment en bezocht verschillende keren de slagvelden in Vlaanderen en Frankrijk. “Hij wou koste wat het kost de herinnering levendig houden”, vertelt zijn dochter. Hij was ook wanhopig bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. “Hebben we dan niks geleerd uit de Eerste Wereldoorlog? Zo vroeg hij zich af. Een nieuwe generatie jonge mannen was weer gedoemd om te lijden zoals hij ook had geleden.

Toen Blunden gevraagd werd welk gedicht het beste zijn oorlogspoëzie weerspiegelde, koos hij het gedicht "Can you remember?" ("Kun je je nog herinneren?"), gepubliceerd in 1937. Dit omdat het voor hem belangrijk was om te herinneren waarvoor zovelen gestorven waren, maar ook om aandacht te hebben voor wat het betekende om te overleven. Zoals zo veel van zijn poëzie combineert dit gedicht de verschrikkingen van de oorlog met enkele schaarse momenten van toevallige vreugde en plezier. Het zijn wanhopige pogingen om het leed van de oorlog te relativeren.
  • ... countless circumstance - ... talloze omstandigheden
  • Of which I am sure; - Waarvan ik nog zeker ben;
  • Of which, at the instance - Waarbij, in het geval van                                                        
  • Of sound, smell, change and stir, - Geluid, verandering en beweging    
  • New-old shapes for ever - Nieuwe - oude vormen voor altijd
  • Intensely recur. - Intens herrijzen.
  • And some are sparkling, laughing, singing, - Sommige sprankelend, lachend,  zingend,
  • Young, heroic, mild;- Jong, heroïsch, mild;
  • And some incurable, twisted, - Sommige ongeneeslijk, verdraaid,
  • Shrieking, dumb, defiled. - Krijsend, verstomd, geschonden.
Telkens opnieuw worden 'dood en lijden' onderbroken door 'leven', plezier is aanwezig naast de gruwelen. In ‘Third Ypres’ ("Derde Slag bij Ieper") ziet Blunden in het heetst van een waanzinnige strijd een familie van 20 veldmuizen, met een "tamme en raadselachtige blik. Deze kalmeerden me, van hen hing mijn redding af."

In het gedicht ‘Concert Party: Busseboom’ (Het gehucht Busseboom ligt aan de rand van Poperinge), beschrijft hij, terwijl de soldaten het concert verlaten op een vrije avond, de strijd die woedde in de tunnels onder Larch Wood. (Larch Wood (Lorkenbosje) lag tussen Zillebeke en Hill 60. Van daaruit vertrokken lange tunnels richting Hill 60. Blunden schreef in "Undertones of War" over de uitstekende staat van de tunnels bij Larch Wood eind 1917, die toen ook als medisch hoofdkwartier werden gebruikt. Daar vinden we nu Larch Wood Cemetery, ook Railway Cutting Cemetery genoemd. 
  • We heard the maniac blast - We hoorden de maniakale ontploffingen                  
  • Of barrage south by Saint Eloi, - Van het bombardement bij Sint Elooi
  • And the red lights flaming there - En rode lichten als vlammen gaven het sein
  • Called madness: Come, - Voor de waanzin: kom,
  • My bonny boy, - Mijn mooie jongen                                             
  • And dance to the latest air. - En dans op het nieuwste wijsje.
  • To this new concert, white we stood; - Bij dit nieuwe concert verbleekten we;
  • Cold certainty held our breath; - Koude zekerheid nam onze adem weg;
  • While men in tunnels - Terwijl mannen in tunnels
  • Below Larch Wood - Onder Larch Wood
  • Were kicking men to death. - Mannen aan het doodschoppen waren.
Zo schrijft hij ook over hoe het leven voor enkele speelse duiven nog doorgaat op de belforttoren van de kapotgeschoten lakenhalle.

Les Halles d'Ypres
  • …Only the foursquare tower still bears the trace - Alleen de vierkante toren draagt nog sporen
  • Of beauty that was, and strong embattled age, - Van in sterke kantelen bewaarde tijd van toen,
  • And gilded ceremonies and pride of place - Van fierheid van hier en abele spelen -
  • Before the senceless rage. - Van voor deze ontijd begon.
  • And still you may see (below the noon serene,  -  En onder de serene koepel van dit middaguur,
  • The mysterious, changeless vault of sharp blue light), - Onder het onveranderlijk mysterie van azuur,
  • The pigeons come to the tower, and flaunt and preen, - Zitten daar duiven om zich op te doffen en te pronken
  • And flicker in playful light. - Om weg te wemelen van de laatste muur.
H. De Coninck vrij naar E. Blunden

Een gelijkaardige tegenstelling vinden we in zijn gedicht over het kasteel van Vlamertinge:

Vlamertinghe, Passing the Chateau, July 1917
  • …Bold great daisies, golden lights, - Vrijpost'ge madeliefjes, lichtend goud,
  • Bubbling roses' pinks and whites - Gemurmel rose en wit van duizend rozen -
  • Such a gay carpet! poppies by the million; - Wat een tapijt. Klaprozen, een miljoen.
  • Such damask! such vermillion! - Hectaren vermiljoenen bibberatie.
  • But if you ask me, mate, the choice of colour - Maar als je 't mij vraagt moesten deze roden doffer zijn.
  • Is scarcely right; this red should have been duller. - De dood heeft hier zijn kleur verkeerd gekozen.
H. De Coninck vrij naar E. Blunden

Siegfried Sassoon was een heel invloedrijke figuur in het leven van Blunden. Ze ontmoetten elkaar op de redactie van ‘the Daily Herald’, waar Sassoon literair redacteur was. Ze konden het heel goed vinden met elkaar, al was het maar omdat ze als oorlogsveteranen uren konden praten over de oorlog. Sassoon werd de peetvader van zijn dochter Margi. Wanneer Sassoon sterft in 1967 is dat meteen ook het einde van Blunden’s creativiteit.

Het was niet enkel de oorlog die een litteken voor het leven vormde bij Blunden. Hij had in zijn eerste huwelijk (zie foto) – een ondoordacht trouwen in 1918 met Mary Daines, een 18-jarig eenvoudig meisje – een dochtertje, Joy, dat stierf vijf weken oud na het drinken van vergiftigde melk. Haar dood tekende Blunden en zijn poëzie voor de rest van zijn leven.


 
Nog twee kinderen volgden, maar het huwelijk liep toch op de klippen. Ook zijn tweede huwelijk met de schrijfster Sylva Nahabedian in 1933 strandde. Uiteindelijk vond hij de liefde van zijn leven bij Claire Poynting. Ze trouwden in 1945 en kregen nog vier dochters, onder wie Margi.

De oorlog was een regelmatige gast in hun dagdagelijkse leven, terwijl ze opgroeiden in Japan en Hong Kong, waar Blunden lange tijd doceerde en daarna ook nog in Suffolk waar hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht. In 1966 werd hij nog aangesteld als professor poëzie in Oxford, maar zijn gezondheid liet niet toe om dit lang vol te houden.

Dochter Margi gelooft dat zijn creativiteit een verdedigingsmechanisme vormde. “Misschien hield dat hem geestelijk gezond na de waanzin die hij had meegemaakt. Maar er kwam ook een tijd dat die mechanismes afbrokkelden omdat hij oud en moe werd. Dan kreeg de oorlog weer de bovenhand. Het werd voor hem steeds moeilijker om de enormiteit van die oorlog nog te vatten en te bedwingen. Hij schreef dat de oorlog gewonnen had en zou blijven winnen!”

Op Blunden’s begrafenis stapte een kleine figuur tot aan de rand van zijn graf en wierp een krans met klaprozen op zijn kist. Het was soldaat E. Beeney van het Royal Sussex Regiment, die Blunden’s koerier was geweest tijdens de Derde Slag bij Ieper.

In de dood zowel als in het leven, was de oorlog altijd aanwezig.


Gepubliceerd op WO1.be op 29/04/2020.