Verkenning van het oorlogslandschap en haar relicten in de oostelijke Ieperboog
Artikel overgenomen uit de Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, Jaargang 2017/1, 2 en 3
Door Lieven Stubbe

In de loop van 2015 maakten de stad Ieper, het In Flanders Fields Museum en de provincie West-Vlaanderen samen werk van de (her)inrichting van de oorlogslandschappen in het frontgebied rond de stad, de beruchte Ieperboog. De voorstellen en plannen werden uitgewerkt vanaf 2010, de concrete uitvoering kreeg vorm in de loop van 2015.

Het landschappelijk project ‘Ontsluiting en valorisatie van de Ieperboog’ kiest resoluut voor een duurzame opwaardering van het landschap als laatste getuige van de Eerste Wereldoorlog in het Ieperse. Door een verantwoorde inrichting van de belangrijkste gebieden en plaatsen, met de historische Ieperboog als basis en verbinding, wil het project zowel het onthaal, de ontsluiting, duiding en belevingswaarde van en voor bezoekers binnen het historische frontlandschap in de Ieperboog versterken en verdiepen.

In deze bijdrage spitsen we ons toe op het oostelijke deel van de Ieperboog, aan weerszijden van de Meenseweg in Zillebeke.
 
De Oostelijke Ieperboog
 
De frontzone Ieperboog-Oost maakt deel van de ‘Kleine Ieperboog’ het beruchte loopgravenfront dat vanaf mei 1915 tot juni 1917 stand bleef houden.

Eind oktober 1914 liep de oorlog vast in de Westhoek. Na de Eerste Slag bij Ieper (20 oktober / 22 november 1914) lagen de loopgraven in een wijde boog rond Ieper. Na de eerste gasaanval (22 april 1915) in het noordelijk deel van de Ieperboog, volgde de Tweede Slag bij Ieper. De frontlijnen krompen in elkaar tot de 'Kleine Ieperboog', die op 3,5 tot 4,5 km van het stadscentrum lag. Dit front kwam pas vanaf 7 juni 1917 opnieuw in beweging met de Mijnenslag tussen Zillebeke en Ploegsteert. Daarop volgde de Derde Slag bij Ieper (31 juli/10 november 1917). De Britten braken de Ieperboog open, ten koste van enorme verliezen. Maar het Duitse Lenteoffensief van april 1918 bracht de Ieperboog terug dicht bij Ieper. Gedwongen door uitputting en de komst van troepen uit de Verenigde Staten van Amerika, gaven de Duitse troepen eind september 1918 de Ieperboog op.

De strijd vernielde het leven van duizenden burgers en méér dan 500.000 militairen uit de hele wereld.
 
In het oostelijke deel van de Ieperboog liepen de frontlijnen vast op de hellingen nabij de Meenseweg tussen Geluveld en Zillebeke. Dit mooie heuvelgebied met bosrijke omgeving werd in de tweede helft van de 19de, begin 20ste eeuw gedomineerd door prachtige kasteeldomeinen. Die werden eind oktober, begin november 1914 het decor voor bloedige gevechten met vele verliezen en enorme verwoestingen. 100 jaar later getuigen nog heel wat sporen en relicten van deze vreselijke periode.

Overzicht van de kasteeldomeinen.


 
In deze bijdrage nemen we de lezer mee naar de gebieden in de oostelijke Ieperboog, aan weerszijden van de Meenseweg, waar de oorlog nog voelbaar aanwezig blijft. Meteen grasduinen we in de rijke geschiedenis van deze gebieden, die door de oorlog brutaal werd afgebroken.
 
Het verhaal is op te splitsen in 3 delen of episodes: 
  • Deel 1 leidt naar de uitzonderlijke relictsite van het oorlogsfront in het gewezen kasteeldomein 'Hooge', nu hotel ‘Kasteelhof ’t Hooge’, en beschrijft de even illustere als dramatische geschiedenis van het 19de eeuwse kasteeldomein.
  • Deel 2 beschrijft het frontgebied ten zuiden van de Meenseweg, met Hill 62, de bosgebieden ‘Domein Godtschalck’ en Hogebos, tijdens de oorlog berucht als 'Sanctuary Wood'.
  • In deel 3 ontdek je één van de best bewaarde, maar ook minder bekende oorlogslandschappen in de Ieperboog: 'Bellewaarde Ridge' ten noorden van de Meenseweg, pas ontsloten in de lente van 2015.
    Instappunt met geschiedenis: Museum Hooge Crater Elke verkenning start en eindigt langs de Meenseweg, ter hoogte van Museum Hooge Crater. Op deze plaats vind je het instappunt 'Ieperboog Oost', dat in 2015 werd ingericht rondom het toiletgebouwtje van een vroegere schoolspeelplaats. Hier kan je een prachtige film over het lokale oorlogsverhaal bekijken, panelen schetsen een beeld van de verdwenen kasteeldomeinen in de buurt en van het frontgebied in de ‘Kleine Ieperboog’.

DEEL 1 - KASTEELDOMEIN HOOGE: VERWOESTING VAN DE BELLE EPOQUE
 
Museum-herberg Hooge Crater ligt op de zuidwestelijke rand van een domein waar zich, te midden van een bosrijk en licht heuvelend landschap, een indrukwekkend kasteelpark uitstrekte. Het kasteeldomein 'Hooge' kende een turbulent verleden. Haar glorietijd begon rond 1780, maar werd tijdens de Eerste Wereldoorlog genadeloos verwoest.



Kasteel voor de oorlog en na de Eerste Slag bij Ieper (onder)




Tijdens de wederopbouw onderging dit buitengebied een complete metamorfose. Het huidige landschap omvat diverse ingrediënten zoals authentieke oorlogsrelicten, akkerbouw, graslanden, bossen, militaire begraafplaatsen, een internationaal bekend pretpark, wederopbouwarchitectuur, kleinschalige landschapsstructuren.
 
Museum Hooge Crater zelf is gevestigd in de kapel en het gewezen kleuterschooltje van de wijk ’t Hoge. Op initiatief van baron Gaston de Vinck, eigenaar van het vernietigde kasteeldomein, werd het schooltje al in 1922 gebouwd, 5 jaar later volgde de mooie kapel. Boven de kapelpoort pronkt het wapenschild van de familie de Vinck: vijf vinkjes en drie belletjes.

Kleuterschooltje in 1950





De compleet vernielde woonwijk ’t Hoge werd al vanaf 1919 voorzien van noodwoningen, vanaf 1922 werden de huizen heropgebouwd. Het kleuterschooltje, dat kinderen rekruteerde uit de landelijke omgeving, bleef in functie tot juni 1975. Na een periode van leegstand en verwaarlozing kregen school en kapel in 1994 een nieuwe bestemming als museum-herberg. Je vindt er nu zorgvuldig opgebouwde taferelen met authentieke objecten, foto’s, een film uit 1917 en allerlei documenten.


 
’t Hooge, een wederopbouwkasteel
 
De wederopbouwversie van kasteel ‘Hooge’ wordt sedert 1994 uitgebaat als hotel ‘Kasteelhof ’t Hooge’. Let bij het binnenwandelen van het kasteelhof op een aandoenlijk prieeltje, samengesteld uit zeldzame resten van het vooroorlogse kasteel. Boven de hoofdingang van het kasteel pronkt het wapenschild (5 vinkjes en 3 belletjes) van de familie de Vinck, de laatste adellijke kasteelfamilie. In het zuidwestelijke deel van het domein bleef een authentiek stuk oorlogslandschap bewaard, inclusief vele objecten van het frontgebeuren. Men kan deze site bezoeken mits de bijdrage van 1 euro.
 
Baron Gaston de Vinck keerde al eind 1918 terug naar zijn domein. Dat bleek moeilijk te vinden in het desolate, totaal vernietigde oorlogsgebied. Toen hij dacht zijn kasteelruïne gevonden te hebben, bleek hij zich bij de puinen van Geluveld te bevinden, 4 kilometer verderop.

De baron vestigde zich in enkele noodbarakken en begon met de opruimingswerken. Als burgemeester van Zillebeke moedigde hij ook de bevolking aan om terug te keren en voorzag in tijdelijke verblijfplaatsen. Op de locatie van de vroegere paardenstallen liet hij al in 1920 een U-vormig landhuis optrekken in vakwerkarchitectuur, geïnspireerd op de Engelse cottagestijl. Zijn voornemen om het vroegere kasteel op de oude plaats terug te bouwen werd nooit aangevat.

Baron de Vinck bij de noodschool



De baron wilde zijn vernietigde parkdomein herstellen naar het vooroorlogse beeld. Hij liet nieuwe beukenlanen aanplanten maar slechts weinig bomen wilden wortelen in de verminkte oorlogsbodem. Enkel populieren hielden stand. Op de kasteelsite blijven er nog een dertigtal bomen uit deze periode over: omvangrijke populieren, een breed groeiende taxus, een dikke esdoorn, 2 zware beuken, een wegkwijnende treurwilg en een levensboom (thuja) die het niet echt goed doet. Vlieren en hazelaars vullen spontaan de struiklaag.
Illustratie: tekening de Vinck van domein 1919 voor herstel
 
Kasteeldomein, oorlogssite én pretpark
 
De oorlogssite wordt gekenmerkt door de diepgelegen, gelobde vijver nabij het kasteelgebouw. Deze rustige waterpartij ontstond op 6 juni 1916 toen hier 4 Duitse mijnkraters explodeerden onder de toenmalige Britse frontlijn.

Het wandelpad bestaat volledig uit Duitse betonblokken die werden aangevoerd om versterkingen te bouwen. Nabij de vijver ligt een vrijwel ongeschonden bunker. Let op het L-vormige muurtje voor de ingang. Het werd gebouwd nadat de bunker van kamp was gewisseld, en dus geopend stond naar het vijandelijke (Britse) vuur toe.

Onderweg kan je loopgraven verkennen die rond 1994 hersteld werden. Ze vertonen de typerende zigzaggang en zijn voorzien van golfplaten, opgerolde prikkeldraad, spoorwegrails, gedraaide staven ("zwijnestaarten") en ander oorlogsschroot dat in de hele Westhoek nog steeds in tuinen, weiden en stallen in gebruik blijft.

Op het verste punt van het parkgebied ontmoet je een lange tuinmuur en de resten van een serre. Dit herinnert als een verre, bijna uitgedoofde echo aan het vooroorlogse parkdomein met zijn mooie moes-, fruit-, bloementuinen en de orangerie met exotische planten.
 
In 1924 bouwde de familie de Vinck langs de oostzijde van het domein een tweede landhuis voor zoon Pierre de Vinck. Dat tweede kasteel in eclectische stijl werd "Bellewaerde" genoemd, naar de middeleeuwse heerlijkheid op deze plaats. In 1954 kwam het kasteel met 6 ha parkgebied in handen van de Poperingse bedrijfsleider Albert Florizoone, die er een vogelpark inrichtte. Dat groeide uit tot een populair familiepark met grote speeltuin en steeds meer dieren. In 1969 werd het’ Safaripark Bellewaerde’ geopend, vanaf 1978 kwamen er nieuwe attracties, de een al spectaculairder dan de ander. Zo ontstond één van de grootste pretparken in België en Noord-Frankrijk. Rond 1990 verkocht de familie Florizoone het pretpark aan de groep Walibi, later kwam het handen van een internationale groep.

Van Bellewaerde tot Hooge, van kasteelpark tot slagveld
 
Heerlijkheid met stadsvijver

Het domein ‘Bellewaerde’ en de 'Bellewaerdevijver' waren al bekend in de 14de eeuw. Tot rond 1790, toen de Franse Revolutie het Ancien Régime overhoop gooide, was Bellewaerde een heerlijkheid. De lokale 'heer' zwaaide er de plak over 'zijn' gemeenschap van boeren, schaapherders, landarbeiders, ambachtslui en houthakkers. Waarschijnlijk stond het kasteel van de heer van Bellewaerde op het eiland in de Bellewaerdevijver.
 
De plaatsnaam 'Bellewaerde’ (1358) kende diverse schrijfwijzen. Het toponiem kan 'mooi uitzicht' betekenen, naar het oud-Picardische 'Biaurewart' (‘beau regard’). De hooggelegen site biedt inderdaad een mooi uitzicht op de stad Ieper. Een andere verklaring vertrekt van de versie 'Beaureward', 'reward' is Oudnederlands voor 'beschermd, bewaakt gebied', een mogelijke verwijzing naar het vijvereiland als beschermde site voor het kasteel van de heerlijkheid.
 
Bellewaerdevijver ontstond al in het begin van de 14de eeuw, nadat het valleitje van een kleine bronbeek werd afgedamd. Deze aanleg was een initiatief van de stad Ieper, in analogie met de aanleg van de vijvers van Zillebeke (voor 1295) en van Dikkebus (voor 1320). Elke ‘stadsvijver’ was via een gegraven kanaaltje, de ‘vijverbeken’, verbonden met de stadsgrachten. Samen verzekerden ze het middeleeuwse Ieper van voldoende water.
 
In de 16de eeuw was de heerlijkheid Bellewaerde in bezit van prins de Rubempré, in 1721 werd het eigendom van Pierre Picquet. Het domein onderging een volledige transformatie nadat rond 1756, onder Oostenrijks gezag, de 'Calceyde van Ieper naar Menen' (de huidige Meenseweg) werd aangelegd. Het kasteel op het eiland, dat gericht was op de (huidige) Oude Kortrijkstraat, werd verlaten. Een nieuw landhuis oriënteerde zich op de nieuwe hoofdweg. De nederzetting bezat een ommuurde tuin en nutsgebouwen, en werd ingetekend als "jardin d'heer Picquiet".
 
Het schoon casteel van Carton de Winnezeele

In 1760 kwam de heerlijkheid in handen van de Ieperse edelman Jacques Carton de Tourelles (1718-1782), een vermogende jonkheer en schepen van de stad Ieper. In 1776 verwierf hij ook de Noord-Franse heerlijkheid Winnezeele en liet hij zich ‘Carton de Winnezeele’ noemen. Op de plaats waar prins de Rubempré zijn jachtpaviljoen had, liet hij het kasteel 'Hooghe' bouwen met een grote tuin in classicistische Franse stijl.
Een landboek van 1776 omschrijft het kasteeldomein als “een grote masse van lande alaen eleckanderen, bebauwen met een schoon casteel ofte huys van plaisance, bestaende in hovinghen, boschagieën, warande ende diergelijcke, ghetutonneert ende ghetraverseert van dreven ende wandelynghen.”

Schilderij van Seraphin Vermote in opdracht van de burggraaf



Tekening noordzijde 1817



Omdat de heerlijkheid ‘Bellewaerde’ rond 1790 werd afgeschaft en de oude nederzetting op het eiland intussen volledig was opgegeven, werd 'Hooge' de nieuwe naam voor het kasteeldomein en de omgeving. Rond 1800 liet Charles Carton de Winnezeele (1768-1830), zoon en opvolger van Jacques, het parkdomein omvormen tot een 'Engelse landschapstuin'. Dat was toen erg vernieuwend en Hooge werd hét voorbeeld van ‘moderne’ parkaanleg voor heel wat kasteeldomeinen die in de 19de eeuw in de wijde omgeving ontstonden.

De Engelse landschapsstijl doorbrak de dwingende geometrische vormgeving van de Franse stijl, en speelde in op de landschappelijke omgeving. Gebouwen, dreven, open ruimtes, waterpartijen en beplantingen vormden samen een organisch geheel. Binnen dit concept hoorden ook versieringen met historiserende gebouwtjes (tempels, vakwerkhuisjes), beelden, inscripties op stenen, vazen, banken en dergelijke. Monumentale bomen werden gekoesterd binnen het domein. In 1900 hadden de beuken en eiken in de monumentale lanen een omtrek van 2 tot 3 meter. Hét pronkstuk van Hooge was een enorme zomereik van 5,80 meter, die rond de eeuwwisseling al meer dan 3 eeuwen oud was.
ILL tekening van Seraphin Vermote in opdracht van de burggraaf.
 
Filantrope kasteelheren

De Carton de Winnezeeles (achtereenvolgens Jacques, Charles, Alfred, Charles) waren steenrijk maar zetten zich als burgemeester hard in voor 'hun' gemeente Zillebeke. Ze hielpen de bevolking en ondersteunden het verenigingsleven. Alfred was landbouwkundige en stimuleerde de omzetting van heidegronden ('wastines') tot vruchtbare akkers. Zijn zoon Charles was de laatste mannelijke afstammeling.

In 1849 beschreef de krant 'Le Progres' het einde van de familie Carton de Winnezeele, als "niets minder dan een ramp voor de lokale bevolking".
Louise Huyghe de Peutevin (1827-1864) erfde het domein. Ze huwde met de Antwerpse politicus en baron Jules de Vinck (1813-1878). In 1888 werd hun zoon, baron Gaston de Vinck (1855-1927), kasteelheer van Hooge.
 
Hoogedorp, de wijk van ‘t kasteel

Nabij het kasteeldomein had zich vanaf begin de 19de eeuw het gehucht 't Hoge ontwikkeld, op initiatief van de kasteelfamilie. Aanvankelijk stonden de bewoners in dienst van de kasteelheer, later omvatte het gehucht langs de Meenseweg ook herbergen, een smidse, een bakkerij en een school.

Onder invloed van zijn Kempische afkomst, liet Gaston de Vinck de huisjes van ’t Hooghe schilderen in witte muren met zwarte vakwerkstructuren. De Zillebekenaars spraken van "de Antwerpse mode in de kleuren van de Vinck”. Ook de bijgebouwen in het kasteeldomein werden in deze 'Kempische' stijl uitgevoerd. Op vandaag, anno 2015, getuigt nog één authentiek ogend huisje nabij het kasteeldomein van deze traditie.
 
Oorlogskasteel

Vanaf april 1915, tijdens de Tweede Slag om Ieper, werd het arcadische kasteeldomein ondergedompeld in een hel van geweld, gruwelijke gevechten en vernietiging. De beschrijvingen in oorlogsdagboeken liegen er niet om. Een groter contrast met het vooroorlogse kasteelpark is ondenkbaar. In of nabij het kasteelpark werden eerst Franse, later ook Britse soldaten begraven.
Illustratie: tekening met Franse begraafplaats
 
In oktober 1914 diende kasteel Hooge als hoofdkwartier voor de Britse legerleiding. Op 31 oktober 1914 barstte er een Duits offensief los vanuit Geluveld. Op de middag vergaderde de Britse legerstaf in de oranjerie van het kasteel. Een Duitse verkenningspiloot had dit opgemerkt toen hij bij het kasteel heel wat Rolls Royces zag staan. Hij verwittigde zijn kameraden van de artillerie. Het eerste salvo ontplofte in de kasteeltuin. Iedereen haastte zich naar het raam om de inslag te zien, toen om 13u15 een tweede reeks obussen ontplofte. Dat was een voltreffer: Kolonel Kerr, majoor Paley, Lieutenant-kolonel Percival, kapitein Onmanney, Chevenix-Trench en Shedden sneuvelden onmiddellijk. Majoor-generaal Lomax geraakte zwaargewond maar bezweek enkele maanden later aan zijn verwondingen.

Dit was, letterlijk en figuurlijk, het bloedige startschot van een strijdtoneel dat 4 ellendige jaren bleef aanhouden.


 
Het kasteel diende tot april 1915 als hoofdkwartier voor Britse en Franse legereenheden. Op 4 februari 1915 stookten Franse soldaten een vuurtje in het kasteel. De vlammen sloegen over en het gebouw ging in de vlammen op. De kostbare inboedel van meubelen en kunstschatten werd vernietigd. Een triest einde van een glorieuze geschiedenis …

Vanaf mei 1915 tot de zomer van 1917 bleef het kasteeldomein in Duitse handen, de frontlijn lag 100 meter westwaarts. Het domein werd letterlijk met de grond gelijk gemaakt.



Hooge bleef meer dan een jaar lang in Duitse handen. Pas aan het begin van de Derde Slag om Ieper slaagde de Britten erin om Hooge te heroveren. Tijdens het Duitse Lente-Offensief (april 1918) werden ze echter teruggedrongen tot ver voorbij Hooge, ze namen toen een nieuwe positie in nabij 'Hell Fire Corner', de huidige grote rotonde van de Meenseweg met de Zuiderring.
 
Na de oorlog werd Hooge vaak bezocht door de oud-militairen die er gevochten hadden, hun familie en andere ‘oorlogstoeristen’. In april 1919 passeerde de adellijke lady Londonderry voorbij het Hooghe. Haar getuigenis spreekt boekdelen: “We zijn nu op de beruchte Menin Road waarvan elke voetstap gedenkwaardig is en de namen van de voormalige dorpen geschiedenis zijn geworden. Zillebeke lag voor ons en we liepen naar de helling waar zich het Hooghe bevond. Hier stopten we. Hoe kunnen we het beschrijven? Absolute ravage zo ver als het oog kan zien. Vernietiging in elke richting en overal die indringende sfeer van de dood. Het enige teken van leven waren de bergingsdiensten die dode lichamen naar boven haalden, begroeven of begraafplaatsen aanlegden. ... Dit is Hooghe. We staarden in stilte.


DEEL 2: VAN 'SANCTUARY WOOD’ TOT HERENTHAGE, HET BEBOSTE OORLOGSLANDSCHAP

Britse begraafplaats 'Hooge Crater Cemetery'

Langs de Meenseweg, aan de overzijde van Museum Hooge Crater, ligt de Britse begraafplaats 'Hooge Crater Cemetery', 1,5 ha groot. De ligging op de heuvelflank en het ontwerp van de beroemde landschapsarchitect Sir Edwin Lutyens, maken dit tot één van de mooiste Britse oorlogsbegraafplaatsen in de Ieperboog. De cirkelvormige structuur met 'Stone of Remembrance' nabij de toegang verwijst naar de beruchte 'Hooge Crater' uit 1915.



De begraafplaats werd geopend in oktober 1917, en bevatte oorspronkelijk 76 graven. Na de oorlog werd ze als verzamelbegraafplaats uitgebreid met diverse kleinere begraafplaatsen en verspreide graven uit de omgeving. Nu rusten hier 5.922 slachtoffers, 3.578 van hen werden niet geïdentificeerd. Dit hoge getal zegt veel over de vele genadeloze gevechten die hier plaatsvonden. Naast 5.183 militairen uit het Verenigd Koninkrijk, rusten er 513 Australiërs, 105 Canadezen en 121 Nieuw-Zeelanders.
 
De explosie van de Hooge Crater

De ‘Hooge Crater’ zelf lag aan de overkant van de Meenseweg, op het begin van de huidige Bellewaerdedreef. De door Britse mijnwerkers uitgegraven tunnel naar de explosiekamer was 60 meter lang en startte vanuit de hoeve (‘Bull Farm’) aan de lager gelegen overzijde van de Meenseweg, die in Britse was. Op 19 juli 1915, om 19 uur, explodeerde de mijn met 1.500 kilo springstof, op dat moment de zwaarste ontploffing ooit. Door de explosie werden 500 Duitsers gedood of gekwetst, de krater had een doorsnede van 40 meter, was 6 meter diep met een kraterwand van 5 meter hoog. De Britse aanval na de explosie raakte echter niet veel verder dan de krater zelf. Hooge Crater werd als een versterkte schuilplaats ingericht.

De Duitsers sloegen genadeloos terug. Op 30 en 31 juli 1915 zetten ze voor de eerste keer in Vlaanderen de vreselijke vlammenwerpers in en veroverden de krater en aangrenzende loopgraven. Mits enorme gevechten en veel verliezen konden de Britten op 9 augustus 'hun' krater, het kasteel en een deel van het kasteelpark terug innemen. Daarna bleven de linies hier een tiental maanden vrij onbeweeglijk liggen.
Kort na de oorlog werd de enorme kraterput al opgevuld zodat de Bellewaerdestraat hersteld kon worden.
 
Van Zouave Wood naar Maple Avenue

De veldweg links van de begraafplaats daalt af naar de bronzone van de ‘Drieblotenbeek’. Deze pikante naam ontstond wellicht in de 19de eeuw, nadat de oorspronkelijke naam 'Reblotenbeek', door een of andere secretaris foutief werd overgeschreven van oude kaarten. Een 'rebbe' (rib) duidt op de hoger gelegen kam tussen twee beekvalleien.

Nabij de bronzone ligt een groot weiland dat tijdens de oorlog nog bebost was en bekend stond als ‘Zouave Wood’. Het was  de westelijke uitloper van het (terug aangeplante) bosgebied even verderop, het beruchte 'Sanctuary Wood' (nu 'Hogebos'). 

Kaart bos in 1915. Bron: https://derbyshireterritorials.wordpress.com/1915-2/ypres


 
Verderop ligt de Canadalaan. Deze betonnen laan werd kort na de oorlog aangelegd als ‘Maple Avenue’ om de Britse begraafplaats ‘Sanctuary Wood’ en het Canadese parkmonument 'Hill 62' vanuit de Meenseweg te kunnen bereiken. De doodlopende laan volgt min of meer het tracé van de tweede Britse lijn en werd aan weerszijden beplant met Canadese esdoorns, waarvan het blad de Canadese vlag siert.
 
Sanctuary Wood Cemetery

Langs de Canadalaan ligt de ruime, waaiervormige Britse begraafplaats Sanctuary Wood, met het Cross of Sacrifice in de hoekpunt. Hier rusten 1.990 oorlogsdoden, waarvan 1.353 niet geïdentificeerd werden. Tijdens de gevechten van de Tweede Slag (1915) ontstonden in deze omgeving drie kleine begraafplaatsen. De meeste graven werden echter vernield nadat het front in 1916 opschoof. In de periode 1927-1932 werd de site sterk uitgebreid met graven uit de omgeving.



Het merendeel van de graven is Brits, daarnaast 145 Canadezen, 88 Australiërs, 18 Nieuw-Zeelanders, 3 Zuid-Afrikanen en één eenzame Duitser, luchtmachtkapitein Hans Roser. Je vindt zijn rechthoekige grafsteen achteraan tegen de linkse muur.
 
Het laatste gevecht van ridder-vliegenier Hans Roser

Hans Roser sneuvelde op 25 juli 1915 op 22-jarige leeftijd. Hij behoorde als 'Fliegerhauptmann' tot de generatie van de heldhaftige ridder-vliegeniers. Roser werd op 12 juli 1915 in deze omgeving neergeschoten door de al even befaamde Britse gevechtspiloot officier Lanoe Hawker. In het begin van de oorlog beschoten de piloten elkaar nog met gewone geweren, wat vanuit een vliegtuig niet vanzelfsprekend was. Hawker was een van de eersten die op de zijkant van zijn vliegtuig een machinegeweer liet monteren.

Op 12 juli ging Hawker het gevecht aan met 3 Duitse vliegtuigen. Het eerste vliegtuig dat hij onder schot nam ontsnapte, het tweede raakte hij en moest een noodlanding maken. Het toestel van Roser kreeg de volle laag, vloog in brand en stortte neer. Roser werd gevangen genomen, maar stierf twee weken later aan zijn wonden.

Hawker werd voor deze actie onderscheiden met het Victoria Cross. Hij stierf zelf ook in een luchtgevecht op 23 november 1916, tegen de legendarische 'Rode Baron' Manfred von Richthofen.

Slachtoffer van de vlammenwerpers

Merkwaardig is het grote Keltische herinneringskruis, even buiten de begraafplaats aan de linkerzijde van de toegang. Het werd kort na de oorlog op privaat initiatief opgericht ter herdenking van onderluitenant Thomas Keith Hedley Rae. Hij was één van de slachtoffers bij de eerste Duitse aanval met vlammenwerpers, op 30 juli 1915 bij Hooge Crater. Zijn lichaam werd nooit teruggevonden, hij is vermeld op de Menenpoort.

Foto kruismonument op originele plaats, verz. Niek Benoot, Museum Hooge Crater



Oorspronkelijk stond dit monument nabij de (opgvulde) site van Hooge Crater, langs de rand van het kasteelpark Hooge. Omdat de omgeving verwaarloosd werd, kwam het hier terecht, zodat de Commonwealth War Graves Commission het kan onderhouden.
 
'Sanctuary Wood', van rustbos tot moordkuil

Aan de overzijde van de begraafplaats strekt zich het glooiende Hogebos, oorspronkelijk opgedeeld in 'Hoge Netelaar' en 'Drieblotenbos'. Toen het front eind 1914, begin 1915 verder oostwaarts lag, in kasteeldomein Herenthage, werden verdwaalde militairen hier samengebracht onder het bevel van generaal Bulfin. Die verzekerde hen dat ze hier “in sanctuary” (in veiligheid) waren en er konden uitrusten. In de loop van 1915 kwam de frontlinie echter steeds dichter bij het bos, intussen ‘Sanctuary Wood’ genoemd.

In mei 1915 bevonden de Duitsers zich in het oosten van het bos en joegen er de Britten en Fransen op. Tijdens de Slag om Mount Sorrel en Hill 62, van 2 tot 13 juni 1916, lag het bos in het centrum van de gevechten. Het bos werd uiteindelijk helemaal vernietigd.
 
De Slag om Hill 62 en Mount Sorrel: Canadezen aan zet!

De Duitsers wilden het strategisch belangrijke uitkijkpunt op de heuvel Hill 62 maar al te graag veroveren en controleren. Deze sector werd verdedigd door de Derde Divisie van het Canadese legerkorps en bestond uit manschappen die nog nooit gevochten hadden. De Duitsers zetten hun aanval in op 2 juni 1916. De Canadezen werden zwaar onder vuur genomen, leden vele slachtoffers en moesten wijken. De Duitsers veroverden een groot deel van Sanctuary Wood, Hill 62, Armagh Wood en Mount Sorrel. Een slecht voorbereide tegenaanval op 3 juni mislukte, de Canadezen werden nog 500 tot 800m verder achteruit gedreven richting Ieper.

Maar de Canadezen gaven zich niet gewonnen. Een goed voorbereide, maar vooral verwoede tegenaanval op 13 juni, over een breed front, lukte wel. De ‘Royal Highlanders of Canada’ vochten met de bajonet en handgranaten en heroverden mits vele lijf-aan-lijfgevechten de eerste Duitse linie. Deze slag wordt beschouwd als de eerste succesvolle aanval van de Canadezen als onafhankelijke legermacht, alhoewel de operatie 7.000 man kostte...



Door deze overwinning werd Hill 62 hét monument van de Canadese trots in de Ieperboog.

Het panorama vanuit Hill 62

Langzaam klimt de Canadalaan naar het beroemde parkmonument Hill 62, het getal wijst op de hoogteligging boven zeeniveau. Ondertussen kom je langs het Museum Hill 62, met een verzameling militaire objecten, driedimensionale foto’s (weliswaar van het Franse front) in antieke kijkdozen, en buiten een stuk heringericht frontlandschap met loopgraven en schuilplaatsen.

Een monumentale trap leidt naar de heuveltop. Het parkmonument was oorspronkelijk weelderig begroeid met bomen en struiken, maar werd in 2008 sober heringericht als een vrijwel kale heuveltop. Bovenop staat een gedenksteen, op de vloer worden de belangrijkste richtingen en plaatsen geduid.



Hill 62 biedt een exclusief panorama op de stad Ieper en omgeving. Dat verklaart waarom deze hoogte zo belangrijk was voor de beide partijen. Wie aandachtig kijkt zal opmerken dat de toren van de St-Jacobskerk van hieruit precies samenvalt met het silhouet van de St-Maartenskathedraal.
Verspreide bosjes op de noordwestelijke hellingflanken markeren de kletsnatte bron- en kwelzones in de omgeving, die uiteindelijk samen de Vijverbeek vormen. Ook langs de oostelijke zijde van de heuvel strekt zich een authentiek gebleven halfopen landschap uit, met bos, grasland, bomenrijen, poelen. Vooraan links ontspringt een van de drie bronbeekjes van de Drieblotenbeek, de belangrijkste zijbeek van de Bellewaerdebeek.
 
De Gasthuisbossen

Vanuit Hill 62 kan men vlot het boeiende landschap van de Ieperse Gasthuisbossen bereiken via een pad in zuidoostelijke uithoek van de parkheuvel. Het fiets- en wandelpad leidt naar de Pappotstraat, die zich langs de bosgebieden slingert. Deze eeuwenoude weg doorheen dit heuvelgebied volgt perfect de waterscheidingslijn tussen het bekken van de Leie (zuidwaarts) en van de IJzer (noordwaarts). Op deze weg krijg je zicht op alle bosgebieden in de omgeving. Tot diep in de 19de eeuw stond dit gebied bekend als de 'Passchendaalse Velden', een mix van heide, schrale bossen en moerasgebied.

Typisch 'wastinnegebied' voor de oorlog



Van woud tot maanlandschap

In het zuidoosten van Ieper bleef nogal wat bos overeind, ondanks 5 grote ontbossingsgolven uit de voorbije eeuwen. Na de eerste ontginningen uit de 'Keltische' periode en de daarop volgende Gallo-Romeinse cultuur (1ste tot 4de eeuw), volgde vooral tijdens de middeleeuwen, van de 10de tot de 14de eeuw, een algemene ontbossing op de zandleemgronden ten noorden en ten westen van Ieper.

De hoger gelegen, meer zandige gronden ten zuiden en ten oosten van Ieper waren minder geschikt voor landbouw, en bleven bebost. Het hout leverde bouw- en brandstoffen op, de boeren lieten er hun vee naar voedsel zoeken. Door kapping en overbegrazing ontwikkelden zich heideachtige bossen of ‘wastines’. De overgangszones van droge hellingen naar de vele bronbeekvalleitjes waren in de 19de eeuw erg befaamd om hun zeldzame plantensoorten.
 
De 4de ontbossingperiode kwam er pas op het einde van de 18de en de 19de eeuw. Onder impuls van achtereenvolgens het Oostenrijkse, Franse en Hollandse beleid, verdwenen bijna alle bossen die eigendom waren van kerken en abdijen. Ze werden in beslag genomen door de staat en doorverkocht aan vermogende eigenaars, die ze veelal tot landbouwgrond lieten omzetten.

De genadeslag kwam er tijdens de Eerste Wereldoorlog: álle overgebleven bossen en parkdomeinen ten zuiden en oosten van Ieper sneuvelden. In de Ieperboog bleef geen enkele boom overeind!
 
Ieperse Godshuizen en Gasthuizen

Tijdens de middeleeuwen probeerden welgestelde, al dan niet adellijke families hun hemel op aarde te verdienen door schenkingen aan kerken, abdijen en kloosters. Enkele gefortuneerden stichtten ‘gasthuizen’ (hospitalen) en ‘godshuizen’, een combinatie van ziekenhuis, armenhulp en opvang van reizigers. Om de werking te financieren, schonken die superrijken ook landbouwgronden en bossen. Zo liggen er rond Ieper 220 ha zogenaamde ‘Gasthuisbossen’. Die hielden stand door de eeuwen heen, en bleven gespaard van de confiscaties onder Oostenrijks, Frans of Nederlands gezag.

De gods- en gasthuizen bleven eeuwenlang functioneren, tot ze in de 19de eeuw samengevoegd en hervormd werden tot het 'Bureau van de Burgerlijke Godshuizen', waaruit de 'Commissie voor Openbare Onderstand' en uiteindelijk (vanaf 1974) het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn is ontstaan.

Na de Eerste Wereldoorlog werden de Gasthuisbossen heraangeplant. Tot rond 1990 werden ze vooral uitgebaat voor de houtproductie en als jachtgebied. Sinds 1996 worden deze bossen als groendomein beheerd en ingericht door de provincie. Iedereen kan er nu wandelen en van de natuur genieten. De voorbije 20 jaar werden er vele inspanningen geleverd om er meer biodiversiteit te ontwikkelen.

De Ieperse Gasthuisbossen omvatten 11 domeinen. In deze omgeving liggen het Twaafgemetenbos en Papenelst, Zwarte Leenbos, Groenenburg, Domein Godtschalck (of Herenthage), de Hoge Netelaar en Drieblotenbos. Beide laatste vormen het huidige Hogebos.
 
Kasteelpark Herenthage wordt domeinbos Godtschalck
 
’s Herenthage, een oude heerlijkheid

Het huidige bosdomein Godtschalck (32 ha) onderging in de voorbije drie eeuwen zes metamorfoses. Het bos ligt op een helling die vanaf de landelijke ’s Herenthagestraat (45 m hoog) opklimt naar de drukke Meenseweg (60 m hoog). Dit gebied maakte de kern uit van de middeleeuwse heerlijkheid ‘Herenthage’.
 
Wie het bosgebied vanuit de ’s Herenthagestraat verkent, kan in de zuidoostelijke hoek van het bos, op het einde van de doodlopende dreef rechtdoor, het reliëf ontdekken van een verdwenen middeleeuwse nederzetting. De heuvel met errond een brede walgracht (waarin de Bassevillebeek vloeit) duidt op een ‘castrale motte’ of ‘hooghof’. Tot aan de Eerste Wereldoorlog stond er op deze motte nog een woning. Ook van het oude ‘neerhof’ (omwalde site met boerderij) blijft het reliëf bewaard. De bronbeken maken er een brede bocht rondom het afgevlakte terrein. Waarschijnlijk was dit een middeleeuwse ontginningshoeve, misschien bevond zich op de mote de versterkte kasteeltoren van de heer van Herenthage.
 
De brede hoofddreef leidt langs een jong, recent heraangeplant loofbos. Dat vervangt een naaldbos dat wegkwijnde op de kletsnatte bodem. Wat verder duikt de Bassevillebeek diep onder het pad door. Rechts van de dreef ligt een privaat landhuis op de plaats van de gewezen kasteelhoeve. Langs de dreef ligt ook de houten ‘cabane’, die sedert de jaren 1960 dienst doet als jachtpaviljoen. Hogerop, niet zover van de Meenseweg, ligt ten zuidwesten van het kruispunt van bosdreven een vrij vlak stuk bos. Hier bevond zich het kasteel Herenthage met de bijgebouwen.
 
Het 19de-eeuwse kasteeldomein Herenthage

Begin de 19de eeuw was het domein Herenthage in het bezit van Louis Vanacker uit Brugge, een investeerder die de schrale heide- en moerasgebieden van deze regio liet ontginnen. Het landschap werd doorsneden met dreven van waaruit de arme gronden, mits hard labeur, werden omgezet tot weide, akker en productiebos.

In 1832 verwerft baron Pépin de T’ Serclaes (1802-1848) uit Brabant het domein Herenthage. Deze gefortuneerde telg uit een oude adellijke familie was gehuwd met Hortense Carton de Winnezeele, afkomstig van het nabijgelegen en toonaangevende kasteeldomein Hooge. Tussen 1832 en 1836 laat baron de T’ Serclaes een kasteel bouwen boven op de helling, nabij de Meenseweg.
 
In 1842 wordt het domein verkocht aan jonkheer Charles Godtschalck (1809-1892) uit Munte, ten zuiden van Gent. Godtschalck liet er een Engels landschapspark aanleggen met vijvers, brede dreven ‘overwelfd’ met haagbeuken, open grasland en bosjes. De zes vijvers ontstonden door afdammingen op de drie bronbeken binnen het domein. Nabij het kasteel lagen de moestuin met serres en diverse bijgebouwen, langs de oostelijke rand lag de kasteelhoeve.

Jonkheer Godtschalck overleed op 17 februari 1892 in kasteel Herenthage. Hij had geen kinderen en schonk zijn hele vermogen aan de Burgerlijke Godshuizen van Ieper, de voorloper van het huidige OCMW. Zo kwam Herenthage in handen van een openbaar bestuur.

Plan kasteeldomein Herenthage, met de vijvers: de Spiegelvijver, de Kleine Vijver, het Houtvijverke, het Bosvijverke, de Grote Vijver en de Paviljoenvijver.



Zeldzame Duitse foto van het het kasteeldpark, met een van de cascadevijvers met waterval onder de bebossing.



Tot op vandaag zijn er, in tegenstelling tot de andere kastelen langs de Meenseweg, nauwelijks afbeeldingen of foto’s bekend van het kasteel Hagereke. Enkele zeldzame Duitse oorlogsfoto’s geven een vaag idee van het (vernielde) kasteelpark.
 
Vechten tot er niets meer rest

Vanaf 31 oktober 1914 schoof het front van de Eerste Wereldoorlog vanuit Geluveld westwaarts, richting de kasteeldomeinen Veldhoek en Herenthage. De Britten trokken zich terug tot de oostelijke bosrand, maar de Duitsers forceerden een doorbraak. Een Brits-Frans tegenoffensief dreef de Duitsers terug tot op de helling. In hun lager gelegen loopgraven ploeterden de geallieerden in de modder. Op 6 en 7 november wisten de Duitsers door te stoten tot aan de paardenstallen van Herenthage, ze doodden 200 Britten en namen 100 man krijgsgevangen.

Het vechten bleef op en af gaan, beide kampen versterkten hun stellingen. Op 14 november veroverden de Duitsers Veldhoekkasteel maar Herenthagekasteel bleef in Britse handen. Een Britse tegenaanval kostte 60 man, op 18 november heroverden de Duitsers hun positie bij de stallen. Tijdens de wintermaanden veranderde er weinig. Intussen waren bijna alle bomen vernietigd, de wirwar van takken, stronken en modderige kuilen maakte het terrein nagenoeg ontoegankelijk. In december losten Franse troepen de Britten af.

Britse frontlijn in domein Herenthage


 
Het Nieuwjaarsbestand van 1 januari 1915

Het is weinig bekend dat er ook op Herenthage een verbroedering plaatsvond tussen de vijandige troepen. Het werd geen ‘Kerstbestand’ zoals in Ploegsteert, maar een ‘Nieuwjaarsbestand’. Op 1 januari 1915 verlieten Duitsers en Fransen hun loopgraven en verbroederden in het niemandsland bij de kasteelruïne. De Duitsers kwamen van de Elzas, een gebied dat na de Duits-Franse oorlog in 1870 door Frankrijk was afgestaan aan Duitsland. Vele Duitsers spraken vloeiend Frans, enkelen liepen zelfs over naar het Franse front.

Op 19 februari 1915 lieten de Duitsers een van de eerste mijnen in de Ieperboog ontploffen onder de Franse eerste linies bij het kasteel. Ze veroverden de Franse linies maar de volgende dagen sloegen de Fransen genadeloos terug en doodden 222 Duitsers.
 
Na de gasaanval van 22 april 1915 en de Tweede Slag bij Ieper, begin mei 1915, besloot de geallieerde legerleiding om het volledige frontgebied rond Ieper in te krimpen. De Ieperboog werd kleiner maar daardoor ook beter te verdedigen. De geallieerden lieten het frontgebied rond Herenthage aan de Duitsers over en trokken zich terug op de stellingen langs het Hogebos (Sanctuary Wood) en nabij het kasteel Hooge. Zo werd Herenthage Duits frontgebied.

Pas aan het begin van de Derde Slag, vanaf 20 september 1917, heroverden de Britten het compleet verhakkelde kasteeldomein Herenthage na aanhoudend artillerievuur. Maar tijdens het Lenteoffensief van april 1918 werd Herenthage opnieuw Duits gebied. Vanaf 28 september 1918 verdreven de geallieerden de uitgeputte Duitsers definitief uit het compleet met de grond gelijk gemaakte kasteeldomein.
 
De Ieperse C.O.O. had er geen enkel belang bij om het kasteel en het parkdomein na de oorlog te herstellen. Enkel de kasteelhoeve werd, op dezelfde plaats, heropgebouwd. Het was een logische keuze om het kasteeldomein als bosgebied (32 ha) aan te planten. In analogie met de andere bossen van de COO werden er brede bosdreven met beuken voorzien.

Nieuwe heide en wastine



De brede dreef langsheen het perceel van het verdwenen kasteel komt uit op een open gebied dat alle kenmerken van het vroegere heide- en wastinelandschap in de regio verenigt. Dit kon een beeld uit 1830 zijn, met veldjes struikheide, bremstruiken, veenmoeras en verspreide bosjes. Het wandelpad slingert zich tussen de droge heide en een poel die gevoed wordt door een bronbeekje. Door de ongewone opeenvolging van droge en natte biotopen is dit gebied zeer rijk aan wilde planten en diersoorten.

Wie verder het bos verkent, stapt over enkele bronbeekjes. Deze beekjes waren hier tijdens de kasteelperiode tot vijvers afgedamd.
 
Dwars door Hogebos

Zowat 500 meter ten westen van domein Godtschalck ligt het prachtige Hogebos. Vanuit het grote Lindenhof leidt een mooie dreef met zomereiken recht naar dit natuurrijke bos, dat als het ‘Sanctuary Wood’ dramatische oorlogsjaren meemaakte.

In het loofbos overheersen gewone es, zomereik en gewone esdoorn. Het Hogebos (30 ha) werd in 2010 bestemd als natuurbos en is vrij toegankelijk via de hoofddreef. Dankzij de rust en het extensieve beheer werd dit bos een ideaal leefgebied voor schuwe bosdieren als ree, rode eekhoorn, spechten, buizerd en sperwer, houtsnip, ... Het staat ook bekend als verblijfplaats voor vele kolonies vleermuizen, die zich ophouden in holtes en scheuren van de oudste bomen. In de laaggelegen, natte noordelijke tot westelijke zone van het bos ontspringt de Drieblotenbeek.

De sporen van het oorlogsgeweld in Hogebos zijn vooral te vinden op het hoger gelegen oostelijke deel van het bos, waar drie duidelijke kraters uit 1915 bleven liggen. In de grootste krater bouwden de Duitsers een bunker, die bewaard bleef. In het bos bleven nog meer oorlogssporen behouden: kennersogen onderscheiden er loopgraven, diverse inslagen en kraters en resten van bunkers.

Lidar-hoogtemodel Hogebos



Het tankkerkhof van Hooghe

De laaggelegen valleigronden tussen het bos en de Meenseweg werd aan het begin van de Derde Slag rond Ieper, vanaf 31 juli 1917, het decor voor een dramatisch ‘tankkerkhof’. De Derde Slag begon met massale artilleriebeschietingen door de Britten. Omdat de vooruitgang op Hooghe eerder ontgoochelend was, werden tanks ingezet om de Duitsers op te jagen. De Duitsers hadden echter grote ‘antitankkraters’ geslagen midden op de Meenseweg, waardoor de Britse tanks de natte valleigronden ten zuiden van de Meenseweg moesten oprijden. Ze reden zich massaal vast in de modderbrij en werden een makkelijk doelwit voor de Duitsers.

Zo werd de vallei een kerkhof voor tientallen Britse tanks. Na de oorlog bleven die ter plaatse tot in de jaren 1930, het Britse tankkerkhof vormde er een populaire attractie voor de fronttoeristen.

Tankkerkhof met familie L. Six-Regelbrugghe Zillebeke






Tankkerkhof met toeristen (boven en onder)




DEEL 3 - BELLEWAARDE RIDGE, EEN GOED BEWAARD SLAGVELD

Binnen de Ieperboog bleven drie gebieden van méér dan 5 ha bewaard als authentiek oorlogslandschap: Hill 60 en the Caterpillar, The Bluff en omgeving (Palingbeekdomein), en Bellewaarde Ridge. Dit laatste ligt op een bescheiden heuvelkam (‘ridge’), 40 tot 45 meter boven zeeniveau, op nauwelijks 4 km van Ieper. De hoogte biedt een breed uitzicht op de hele streek en de stad.
 
Op en om Bellewaarde Ridge werd ononderbroken oorlog gevoerd en gevochten, vanaf november 1914 tot eind augustus 1917, en opnieuw vanaf half april tot oktober 1918. Ondanks massale en bloedige veldslagen bleven terreinwinsten er steeds beperkt en vaak ook tijdelijk. Bovendien weren er hier nieuwe oorlogswapens uitgetest: op 30 juli 1915 gebruikten de Duitsers voor het eerst vlammenwerpers, op 12 juli 1917 werden de eerste obussen met Yperietgas afgeschoten. Hier woedde ook de ondergrondse oorlog in alle hevigheid, met een ongekende concentratie aan mijngangen en minstens 33 mijnexplosies.

Luchtfoto eind 1917 toont het totaal vernietigde, pokdalige maanlandschap
 

 
De Ieperboog, ook een heuvelkam!

Tot 4 miljoen jaar geleden werden grote delen van Vlaanderen gedurende diverse periodes door een zee overspoeld. Op de zeebodem werden klei (in een rustige, diepe zee) of zand (in ondiep, woelig kustwater) afgezet. Toen de zee door ijstijden en de opheffing van de Alpen definitief wegtrok, bleef een gelaagde bodem achter. Onderaan lag een pakket klei van 120 meter dik, het ‘Ieperiaan’. Bovenaan was de bodem (het ‘Paniseliaan’) gevarieerder, met zandige en kleiige lagen, samen 40 tot 60 meter dik. Uit de zand- en grindbanken vòòr de kust van de Diestiaanzee (7 miljoen jaar geleden) ontstonden de ‘Westvlaamse Bergen’.

2 miljoen jaar geleden ontstond hier een brede rivier die water en puin (silexstenen, grint) afvoerde vanuit Noord-Frankrijk. Zowat 1 miljoen jaar geleden kreeg het landschap enorme erosie te verwerken. De oude rivierbedding bleef van die erosie gespaard dank zij haar bodemlaag van silexkeien en grint. Door dit proces ontstond een merkwaardige reliëfomkering: de brede vallei werd een langgerekte heuvelkam te midden van het lage, uitgesleten landschap. Deze heuvelkam staat onder geologen bekend als de 'Heuvelrug van Westrozebeke', maar wordt ook vaak geduid als ‘de Ieperboog’.

Reliëfkaart heuvelkam



Naar Bellewaarde Ridge
 
Vanaf Museum Hooge Crater bereik je noordwaarts via de Bellewaerdestraat het oorlogslandschap ‘Bellewaarde Ridge’. Onderweg zal je 16 herdenkingsbomen passeren, aangeplant op de Duitse (rode randen) of de Britse (blauwe randen) frontlijn in de periode mei 1915 tot september 1917. Infobordjes met luchtfoto’s verduidelijken telkens de positie van die eerste frontlijnen op die plaatsen. De rustige weg daalt af naar de Bellewaerdebeek. Rechts ligt het parkbos van het vroegere kasteeldomein Hooge. Van de ambiance in het pretpark ervaar je hier weinig hinder.
 
Canadese noodwoning, Duitse bunker

100 meter vóór de beek staat links, op 30 meter afstand, nog steeds een van de eerste noodwoningen die hier kort na de oorlog werden opgetrokken. Het is van Canadese makelij, opgebouwd uit betonnen prefab-panelen. Bijna recht tegenover deze noodwoning, aan de andere kant van de dreef, ligt een kleine Duitse bunker. Typerend zijn de rechthoekige vorm en de ingegraven ligging. Deze bunker diende als versterking op de eerste Duitse frontlijn.

Noodwoning rond 1920 en heden, foto bunker






 
Vanaf de Bellewaerdebeek klimt de vallei op naar een bosje en de Bellewaerdehoeve zelf. De oorspronkelijke hoeve hoorde bij het kasteeldomein, maar werd met de grond gelijk gemaakt. Ze werd na de oorlog heropgebouwd nabij de ruïnes.

150 m voor de hoeve leidt een oude veldweg linksaf naar een bosje van ongeveer 3,5 ha. Deze hoogte viel vanaf mei 1915 in Duitse handen. Wat verderop stap je over naar de Britse frontlijn. Beide lagen in deze sector soms amper 50 meter van elkaar, de frontlijnen volgden ongeveer de randen van het huidige bos.
 
Railway Wood en Bellewaarde Ridge: felbevochten stellingen

Iets verderop ligt het ‘Begijnenbos’, tussen de Oude Kortrijkstraat en de gewezen spoorlijn Ieper-Roeselare (huidige Zuiderring). Het bosje zag er bij het begin van de oorlog precies gelijk uit, de Britten noemden het 'Railway Wood’ terwijl de Duitsers het over ‘Eierwaldchen’ hadden. Het werd door de Britten uitgebouwd tot een ondergrondse versterkte stelling, vlakbij het slagveld van Bellewaarde Ridge. De Britse '177th Tunnelling Company' bouwde in het bosje uitgebreide ondergrondse complexen uit met kwartieren voor duizenden soldaten en een 'dressing station' (medische post). Een lange 'subway', de zogenaamde 'Coventry Street', liep over de ganse lengte van 'Railway Wood' en verbond de verschillende ondergrondse kwartieren.
 
'Bellewaarde Ridge' werd omwille van de hoogteligging en het enorme uitzicht over zowat alle richtingen een van de meest felbevochten strategische posities in de stellingenoorlog. In mei 1915 werd hier hevig en bloedig gevochten. Voor de Britse 3de cavaleriedivisie werd het op 13 mei een ‘heuvel des doods’. Op 24 mei voerden de Duitsers hier hun tweede grote gasaanval uit. Na gevechten op 24 en 25 mei 1915, viel de 'Bellewaardehoeve' op 2 juni 1915 in Duitse handen. Op 16 juni 1915 volgde nog een laatste Britse stormaanval. Voor de verovering van een lapje grond van amper 16 are verloren de Britten bijna 4.000 man.

Op 25 september 1915 ontplofte een eerste Britse mijnlading onder de Duitse stellingen. De Britse '14th Light Division'veroverde Bellewaarde-hoeve, maar moest die diezelfde avond opnieuw prijsgegeven. Hierbij verloren de Britten 4.000 man. De ironie van deze slag is wel dat dit alles enkel bedoeld was als afleidingsmanoeuvre om de grote geallieerde aanval bij het Franse Loos meer kans te geven, terwijl ook die slag op een tragische mislukking uitliep.

Op 12 juli 1917 werden hier de eerste obussen met het erg giftige Yperietgas afgeschoten. Yperietgas is veel giftiger is dan het chloorgas van 1915. De frontlijn zou hier tot september 1917 ('Derde Slag om Ieper') nauwelijks veranderen. Beide partijen groeven zich echter in en bouwden ondergrondse stellingen uit. De oorlog werd er in 1916 en 1917 vooral ondergronds gevoerd.

De ondergrondse oorlog op Bellewaarde Ridge

Het huidige kraterbosje (3,1 ha) op de Bellewaerde Ridge ligt min of meer op het niemandsland tussen beide frontlijnen. Van 1915 tot 1917 kwamen er op de Bellewaarde Ridge niet minder dan 33 dieptemijnen tot ontploffing. Het kerngebied van de explosies lag op de hoogst gelegen akkers nabij de hoeve, die in Duitse handen was.

Enkele kraters explodeerden wel degelijk vlak onder de eerste frontlijnen van de vijand, maar het merendeel ontplofte in het niemandsland en was vooral bedoeld om zowel ondergrondse als bovengronds aanvallen onmogelijk te maken. Heel wat kleinere explosies moesten de tunnels van de vijand te saboteren. Op die wijze stierven tientallen ‘Tunnelers’ en ‘Mineure’ tijdens hun ondergrondse acties.
 
Het recent ingerichte wandelpad langs en doorheen het bosje confronteert de bezoeker met een tiental kraters die explodeerden tussen 17 februari 1916 en juni 1917. Twee diepe kraters langs de bosrand zijn van Duitse oorsprong en ontploften onder de Britse frontlijn: de krater ‘Ulrich’, die explodeerde tussen 26 april en 10 mei 1916, en krater ‘Knörzer’, van 14 februari 1916.

De grootste, recent vrijgemaakte krater is van Britse makelij: de ‘Momber Crater’, (‘Allenstein’ voor de Duitsers) ontplofte op 29 mei 1917. De Britten lieten deze zware mijnlading ontploffen als een soort ‘repetitie’ voor de Grote Mijnenslag die een week later, op 7 juni 1917, de Ieperboog letterlijk liet beven. Ze heeft een doorsnede van ongeveer 50 meter en een diepte van 8 meter. Ook de kraterberm (gronden die door de explosie rondom de kraterput zijn opgeworpen) blijft goed bewaard.

Nabij de grootste krater ligt het restant van een Duitse lanceerbasis van de beruchte V1-bommen uit de Tweede Wereldoorlog. Deze basis, "Hoge" genoemd, was nog verre van afgewerkt toe ze op 15 augustus 1944 door de geallieerden werd veroverd.
 
De ondergrondse oorlog woedde hier vooral in de eerste helft van 1917. De laatste mijn explodeerde er op 25 september 1917. Aan Britse zijde was vooral de '177th Tunnelling Company' actief in deze sector en verloor er veel mannen.

Het terrein werd na de oorlog niet geëffend en werd een bos. Er blijven niet minder dan 21 grote en kleine mijnkraters bewaard in het landschap.
 
Hedendaagse kraters met wandelpad en frontlijnen, datering volgens M&L/ gegevens Birger Stichelbaut


 

 
Kleine monumenten, grote tragedies
 
Liverpool Scottish Stone

Dit merkwaardige monument ligt aan de rand van het kraterbosje. Het bestaat uit de rechtopstaande gebeeldhouwde ‘sluitsteen’ die zich boven de toegangspoort van de (intussen afgebroken) kazerne in Liverpool bevond. De steen werd aan Ieper geschonken en door de stad in juli 2000 ingericht als monument bij de 100ste verjaardag van het Liverpool Scottish Battalion.

Het monument is opgedragen aan het 10de Battalion King Regiment uit Liverpool, dat voornamelijk bestond uit vrijwilligers van Schotse afkomst (23 officieren en 519 soldaten). Op 16 juni 1915 vielen zij de Duitse stellingen op de heuvelrug aan. Na de aanval waren er 79 gesneuvelden, 222 gewonden en 109 vermisten, later als gesneuveld beschouwd. Slechts 132 van de 542 vrijwilligers bleven ongedeerd. Van deze dramatische aanval bestaat er een uiterst zeldzame actiefoto.



In deze omgeving verdween soldaat John Wiliam Ogley, 21 jaar oud, in de nacht van 21 op 22 april 1916. Ogley trok samen met 35 makkers van het 2nd Battalion York & Lancashire Regiment op verkenning in het niemandsland. Geen van hen keerde terug, hun lichamen werden nooit gevonden. Hun namen staan gebeiteld op de muren van de Menenpoort in Ieper.
 
R.E. Grave Railway Wood

Een opvallend, witstenen 'Cross of Sacrifice' markeert het monument ‘R.E. Grave, Railway Wood’. In deze omgeving stierven een officier en elf ‘tunnelers’ van de 177th Tunnelling Company (Royal Engineers) tijdens ondergrondse acties tussen november 1915 en augustus 1917.
Het oorspronkelijke monument dateert al van het najaar 1917, het kruis was getimmerd uit eiken balken afkomstig van Ieperse Lakenhalle. Tijdens het Duitse lenteoffensief van april 1918 werd het vernietigd, maar na de oorlog hersteld met een 'Cross of Sacrifice' dat in de regel enkel bij begraafplaatsen werd geplaatst.
 
Achter het monument ligt een grote, open kraterput van Duitse herkomst, de ‘Roschmannkrater’, van 14 februari 1916. De Britten noemden ze, even toepasselijk als ironisch, ‘Valentines Crater’.

----------------
 
Kaderstuk: De laatste brief van Edith Ainscow aan Geoffrey Boothby
 
Geoffrey Boothby (13/12/1894) uit het Britse Brixton (bij London) is net 20 jaar wanneer hij op kerstavond 1914 voor de duur van de oorlog tot officier benoemd wordt. In februari 1915 vertrekt Boothby naar het opleidingskamp en halfweg juli 1915 trekt hij met het 8th Bn South-Staffordshire Regt (51st Inf Brigade, 17th Division) naar het front van de Ieperboog.



Amper vier dagen voor zijn afreis leerde hij Edith Ainscow kennen, de 17-jarige zus van een vriend. Het was liefde op het eerste zicht, en beiden starten een intense briefwisseling.

Half augustus 1915 wordt zijn eenheid ingezet aan het front bij Sint-Elooi, daar leert hij de ondergrondse oorlog kennen met de Brigade Mining Section. Die sectie wordt in september aangehecht bij de R.E. 172nd Tunn Coy.

Boothby wordt wellicht in januari 1916 getransfereerd naar de Royal Engineers. Op 18 maart 1916 wordt hij ingeschreven op de lijst van de 177th Tunn Coy R.E. Hij komt terecht in het frontgebied van Bellewaarde Ridge en Hooghe en maakt deel uit van een regiment dat werkt aan de tunnels en mijnladingen installeert. Deze zowel fysisch als psychologisch zware en gevaarlijke acties brachten hem vaak tot onder de Duitse frontlijnen.
18 maanden lang blijven Edith en Geoffrey elkaar regelmatig schrijven, elkaar bemoedigen met grappige verhalen, beschrijven hun angst en hun hoop voor de toekomst. De brieven worden steeds persoonlijker, ze worden smoorverliefd. Wanneer Geoffrey verlof zou krijgen, schrijft Edith in mei 1916: “Ik kan nog niet echt geloven dat je komt, maar ik hoop en hoop en hoop. Wees alsjeblieft nog een week voorzichtig.”

Het was haar laatste brief. Geoffrey zou niet meer antwoorden …

Onderluitenant Geoffrey Boothby sneuvelt op Bellewaerde Ridge op 28 april 1916, tijdens een ondergrondse actie. Hij ligt daar nog steeds, met de foto van Edith in zijn borstzak. De laatste brief kwam te laat.

Het monument Railway RE Grave herdenkt 12 manschappen van de 177th Tunneling Company die in de nabije omgeving tijdens ondergrondse acties verdwenen. Onderluitenant Geoffrey Boothby is één van hen.

Het monument in 1917.



Na de oorlog.



Heden



----------------
 
Graasweide met relictwaarden

Het uitgestrekte grasland, aansluitend op het kraterbosje en het monument, omvat het niemandsland: de eerste Britse frontlijn volgde de vedweg, de eerste Duitse gevechtslijn ligt parallel 150 meter verder dwars door de weide. Dit grasland werd na de oorlog slechts oppervlakkig geruimd en geëffend, waardoor het de sporen van de oorlog in zijn microreliëf wist te bewaren. Zo blijven de contouren van een grote krater uit 1915 in de noordwestelijke hoek en enkele loopgraaflijnen goed af te lezen. Archeologisch onderzoek uit 2010 en 2011 bewijst dat de oorlogsrelicten, loopgraven en versterkingen hier 50 cm onder het maaiveld vrij compleet bewaard in de bodem steken.

Merkwaardig detail: hier en daar gebruikte de landbouwer handvaten of flessenhalzen van rumkruiken als isolatoren voor zijn schrikdraad. Rum werd gul onder de soldaten verdeeld om angst en pijn te verdoven. Na de oorlog werden er massa’s rumkruiken teruggevonden. De weide wordt begrensd door de Oude Kortrijkstraat, vanwaar men een breed uitzicht krijgt op het noordelijke, lager gelegen deel van het (front)landschap. Een aantal herdenkingsbomen situeren er de frontlijnen.
 
Inrichting en ontsluiting, wandelbrochures
 
Na de oorlog bleef de verminkte heuvel nabij de ruïnes van de Bellewaerdehoeve vrijwel onaangeroerd liggen. Op de westelijke helling naar de Meenseweg toe werden akkers en weiden hersteld, maar het authentieke oorlogslandschap met de kraters boven op de hoogte bleef ongewijzigd. Het terrein werd wel beplant met populier en gewone es. Merkwaardig is wel dat de struiketage er praktisch enkel uit vlierstruiken en wat bramen bestaat. Alsof de grondig en brutaal dooreen geschudde oorlogsbodem 100 jaar later nog steeds geen gevarieerd, natuurrijk leven toestaat. Het bosje werd als jachtgebied beheerd door de familie van baron de Bethune uit Marke, die als erfgenamen van de familie de Vinck alle gronden rond de Bellewaerdehoeve verworven hadden.
 
In samenspraak met de eigenaars kon de stad Ieper in 2015 dit unieke oorlogserfgoed beter toegankelijk maken en de zichtbaarheid van kraters in het bosje herstellen. We hopen om in de nabije toekomst ook de grote weide tussen het bos en de Oude Kortrijkstraat, waar de oorlog nog vele leesbare sporen naliet, binnen deze inrichting te kunnen ontsluiten voor wandelaars en bezoekers van het oorlogslandschap in de Ieperboog.
 
Alle in deze bijdrage beschreven deelgebieden van de oostelijke Ieperboog kunnen via 2 nieuwe, uitgestippelde wandeltochten verkend worden vanuit het instappunt Hooge Crater langs de Meenseweg.

Het zuidelijke deel van Ieperboog-Oost wordt beschreven in het wandelboekje “Verhalen voor Onderweg, het landschap als getuige”. (uitgave Regionaal Landschap West-Vlaamse Heuvels, afstand: 6,5 km, kostprijs: 4 euro).

Het noordelijke deel van de Ieperboog-Oost, met o.m. kasteelpark ’t Hooge, Bellewaarde Ridge, Franse begraafplaats Charles de Potyze, is bewegwijzerd en wordt beschreven in het wandelboekje “Ieperboog Oost”. (uitgave stad Ieper, dienst Toerisme, afstand: 6,5 km, gratis verkrijgbaar).

Beide publicaties zijn te verkrijgen in het Bezoekerscentrum Ieper (Lakenhalle), Bezoekerscentrum Palingbeekdomein en Museum-herberg Hooge Crater.
 

Tekst: Lieven Stubbe, streekgids, diensthoofd milieueducatie en landschapszorg stad Ieper met dank aan Piet Chielens (IFFM) en Niek Benoot (Museum Hooge Crater)
 
Bronnen
  • Beele Wilfried, De plaatsnaam ‘Bellewaerde’, Gidsenkroniek blz. 149, jaargang 2000,
  • Cave Nigel, Sanctuary Wood & Hooge, Slagveld België 6, Uitgeverij De Krijger, 1997
  • Chaerle Dries, De briefwisseling (1915-1916) van Edith Ainscow en Geoffrey Boothby, concertvertelling “Where is my boy tonight,”, 2011
  • Chielens Piet, Decoodt Hannelore, Dendooven Dominiek, Leroy Daniël (e.a.), De Laatste Getuige: het landschap van Wereldoorlog I in Vlaanderen, Lannoo, 2006
  • Chielens Piet, Stichelbaut Birger, De oorlog vanuit de lucht 1914-1918: het front in België, Mercatorfonds, 2013
  • Dewilde Marc, Stichelbaut Birger, Van Hollebeeke Yannick, Verboven Hilde, Wyffels Franky, ‘Bellewaarde en zijn turbulente oorlogsverleden’, in M&L, Monumenten, Landschappen en Archeologie, Tweemaandelijks tijdschrift van de Vlaamse Overheid, Onroerend Erfgoed, jaargang 33, nr. 3, mei-juni 2014, p. 30-47
  • Heyde Steven, Kasteeldomeinen 1795-2015, Historische tuinen en parken in de zuidelijke Westhoek, Lannoo, 2015
  • Lampaert Roger, De Mijnenoorlog in Vlaanderen, Uitgeverij De Krijger, 2000
  • Mus Octaaf, Geschiedenis van de Ieperse Gasthuisbossen (niet gepubliceerd)
  • Priem Valère, Kastelen en Landhuizen in Groot-Ieper, Ieper, 1996
  • Stubbe Lieven, Elf Eeuwen Ieper, het avontuur van de mensen en het landschap in een Vlaamse vestingstad, 2015 (in voorbereiding)
  • Verboven Hilde, ‘De Westhoek ondermijnd (1914-18)’, in M&L, Monumenten, Landschappen en Archeologie, Tweemaandelijks tijdschrift van de Vlaamse Overheid, Onroerend Erfgoed, jaargang 33, nr. 1, jan.-feb. 2014, p. 6-27
  • Mondelinge mededelingen Niek Benoot, Museum Hooge Crater
  • http://www.inventaris.onroerenderfgoed.be (diverse webpagina’s)
  • http://www.wo1.be/nl/geschiedenis (diverse webpagina’s)
Illustraties:
  • Verzameling Niek Benoot, Museum Hooge Crater (VNB)
  • Verzameling en archief Kenniscentrum In Flanders Fields Museum (IFFM)
  • Birger Stichelbaut, (BSB)
  • Lieven Stubbe, (LST)
  • Verzameling Philip Woets (VPW)

Gepubliceerd op WO1.be op 23/04/2020.