De Britse begraafplaatsen
Artikel overgenomen uit 'Westland Gidsenkroniek', jaargang 2010, nr. 2, Tijdschrift van de West-Vlaamse Gidsenkring Ieper-Poperinge-Westland

Auteur: Oswald Gryson

"In 1919 was de Ieperse Frontboog een trieste en verlaten streek, dik bezaaid met honderden soldatenbegraafplaatsen. Deze begraafplaatsen waren vaak niet meer dan een ruw perk van vertrappelde aarde, met een aantal onregelmatige rijen graven aangeduid door een paar stukken kapotgeschoten hout. Overal in de velden langs de kanaaloevers of naast de wegen vond men kleine groepjes graven en ontelbare stoffelijke resten lagen nog steeds onbegraven op de oude slagvelden …"

A. De doden begraven

De reeds tijdens de oorlog aangelegde grotere begraafplaatsen werden in eerste instantie aangevulde met slachtoffers die in kleinere perken werden begraven. Dit eerder lugubere werk werd grotendeels uitgevoerd door Britse 'Army Graves Concentration Units', dit waren eenheden verantwoordelijk voor het bergen van de lichamen op de slagvelden. Bij hun systematische en gecoördineerde zoekacties werden de stoffelijke resten van duizenden soldaten ontdekt, die in de hitte van de strijde onmogelijk op een normale wijze begraven konden worden.



Foto Commonwealth War Graves Commission CGGC

Veel van deze ter plaatse gesneuvelde militairen hebben op die wijze meerdere jaren in het niemandsland blijven liggen. Als gevolg van door de artillerie ontstane verwoestingen, waren de tekens die de identificatie mogelijk maakten, verloren gegaan. Deze onbekende soldaten vertegenwoordigen één derde van alle slachtoffers die nu op de begraafplaatsen van de Ieperse Salient liggen. Op hun grafzerken vinden we opschriften terug als: 'A SOLDIER OF THE GREAT WAR - KNOWN UNTO GOD'. Vooral op de grote verzamelplaatsen die na de oorlog werden opgericht (als treffend voorbeeld Tyne Cot Cemetery). Kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog werden honderden overblijfsels door de boeren uit de grond geploegd…

Commenwealth War Graves Commission

Toen de in eerste instantie aangelegde begraafplaatsen vol raakten, werd de verantwoordelijkheid voor het onderhoud ervan overge- dragen aan de Oorlogsgravencommissie van het Britse Imperium (latere Gemenebest), de huidige Commonwealth War Graves Commission CWGC.

Deze heeft de organisatie van de begraafplaats op zich genomen, maar ook de bouwwerken en de beplantingen verder afgewerkt. De uitvoeringsprincipes van de IWGC werden in het decreet van 25 september 1920 vastgelegd. Ze beschrijven dat:
  • Iedere dode wordt individueel herdacht op een eigen grafsteen of op een gedenksteen van een 'Missing Memorial' (als voorbeeld daarvoor de in 1927 opgerichte Menenpoort).
  • De grafstenen en gedenktekens moeten permanent blijven.
  • Alle grafstenen moeten identiek zijn (principe van gelijkheid in de dood).
  • Er mag geen enkel onderscheid gemaakt worden om reden van rang, burgerlijke stand, ras of geloofsbelijdenis.
Ondanks het feit dat géén militairen van het Britse Rijk gerepatrieerd mochten worden naar hun geboorteland, zijn er toch verhalen bekend waarbij Belgische lijkengravers oorlogsdoden opnieuw uitgroeven om ze aan de familie 'over te maken'.

De grond waar de begraafplaatsen aangelegd zijn, werd met eeuwig durende vergunning geschonken door de natie (bij ons dus België) aan het Britse volk. De tekst hiervan vinden we terug op de 'landtablets' die we er aantreffen (in de landstaal en in het Engels).

Fabian Ware (1869-1949)



In september 1914 was Fabian Ware overste van een mobiele eenheid van het Britse Rode Kruis. Hij was getroffen door het gebrek aan organisatie bij het registreren van de gevonden resten van de doden en de plaats waar de resten begraven lagen. Daarom nam hij de taak op zich alle gegevens van de graven en de identificaties systematisch te noteren en de graven precies aan te duiden zodat de ligging ervan niet verloren zou gaan. 1915 kreeg de eenheid waarvoor hij verantwoordelijk was, een officiële erkenning met de oprichting van een eigen commissie die door de 'War Office' werd erkend als de 'Graves Registration Commission', onder de leiding van Fabian Ware. Op 21 mei 1917 werd onder impuls van Fabian Ware en de steun van de Prince of Wales de 'Imperial War Graves Commission' (IWGC) opgericht. Op 8 juni 1964 werd deze omgedoopt tot de 'Commonwealth War Graves Commission' (CWGC).

Private Memorials

Als uitzondering hierop worden nog 'Private Memorials' aangetroffen van overleden militairen in deze oorlog. Deze treffen we aan op 'Churchyards' of op 'Communal Cemeteries'. Deze gedenkstenen werden geplaatst door families of de eenheid van de op die plaats begraven militair. Het ging voornamelijk om een militair met een officiersrang en betaald door gegoede families. Als voorbeeld kunnen we hier aanhalen de officieren die begraven liggen op het burgerlijk kerkhof van Zillebeke (foto Koen Dumolein).



en de stedelijke begraafplaats te Ieper (Zonnebeekseweg).



Het oprichten van deze Private Memorials vond vooral plaats in 1914 en 1915, dit vόόr de oprichting en de toepassing opgesteld door Fabian Ware (Graves Registration Commission).

De eerste graven en begraafplaatsen

Tijdens de Eerste Slag om Ieper verloor het Britse Expeditieleger 10.500 manschappen. Minder dan 2.000 van de doden hiervan kregen een bekend graf in 1914! Dit heeft zijn verklaring omdat er toen nog geen georganiseerde militaire begraafplaatsen in het Ieperse waren aangelegd. De graven uit deze periode zijn praktisch alle terug te vinden op de burgerlijke begraafplaatsen en kerkhoven. Ypres Town Cemetery (Zonnebeekseweg) bevat 120 graven van oktober en november 1914, gegroepeerd in kleine perken tussen de burgerlijke graven. In een nabijgelegen perceel naast de stedelijke begraafplaats, op Ypres Town Cemetery Extension, zijn er nog 127 graven uit dezelfde periode, waaronder (perk 3, rij AA) enkele leden van de staf van de Britse Eerste Divisie, die allemaal sneuvelden toen hun hoofdkwartier in het kasteel 't Hooge op( 31 oktober 1914 door Duitse granaten werd getroffen.

Ook Zillebeke Churchyard bevat 17 officieren van het garderegiment of van de cavalerie. De begraafplaats wordt veelal vermeld als het Aristocrates Cemetery omdat de meeste er begraven officieren van de adel zijn. Een 8-tal van deze officieren sneuvelden op 6 november 1914 tijdens de actie van de Guards Brigade en de Household Cavalry, die in galop tussenkwam, afsteeg en een infanterieaanval uitvoerde in de bossen van het Zwarte Leen langs de Wervikstraat. Dit ter ondersteuning van de Foot Guards om een dreigende Duitse doorbraak te verijdelen.

Foto: private grafsteen van second lieutenant Alexis de Gunzburg, Royal Horse Guards, killed in action, Zillebeke 6 /11/1914 (foto Koen Dumolein).



Eind 1914 was het duidelijk dat de oorlog langer zou duren dan oorspronkelijk gedacht, namelijk tot Kerstmis 1914. De militaire overheden begonnen zich op een langdurig verblijf in de Ieperse frontboog voor te bereiden. Eén van de maatregelen die ze troffen was het oprichten van een aantal officiële militaire begraafplaatsen, vooral in de buurt van verschillende medische hulpposten en buiten het bereik van vijandelijk artillerievuur. Dergelijke begraafplaats was Brandhoek Cemetery, gelegen halfweg tussen Ieper en Poperinge. Deze werd opgericht in mei 1915, kort na de Duitse gasaanval, in een veld naast een verbandpost. Deze begraafplaats werd gesloten in 1917, met de komst van drie Australische veldhospitalen, gespecialiseerd in het behandelen van buikwonden.

B. Soorten begraafplaatsen

1. Battlefield Cemeteries - Slagveld begraafplaatsen


Dit zijn begraafplaatsen die werden aangelegd in de frontlinies. We herkennen ze aan een onregelmatige aanleg (kriskras) en vaak met aanwezigheid van andere nationaliteiten. We treffen er bvb. aan in het centrale gedeelte van Tyne Cot Cemetery (achter het offerkruis) en ook in Polygoon Wood Cemetery. De meeste zijn echter verdwenen met de herstructurering van de begraafplaatsen.

Hoe ging men tewerk?
  • Men plaatse eerst een 'gravemarker': een omgekeerd geweer met helm er op en aan een houten paaltje vastgemaakt. Daaraan hing het plaatje met identificatiegegevens.
  • Kort na de wapenstilstand plaatste men houten kruisen (al dan niet wit geschilderd: zie foto onder Ypres Lille Gate Cemetery).
  • Vanaf 1924 werden 'headstones' aangebracht, netjes geordend in perken en op rijen om gemakkelijk terug te vinden (na het raadplegen van het register).


2. Advanced Dressing Stations ADS - Begraafplaats bij medische hulppost

In de onmiddellijke nabijheid van medische hulpposten (te vergelijken met onze huidige EHBO-posten) of veldhospitalen waar de getroffenen ter plaatse overleden en begraven werden. In het Engels gebruikt men ook de termen als 'Regimental Aidpost' - 'Casualty Clearing Station' - 'Bace Hospital' waar de gewonden tijdens en na de slag naartoe werden getransporteerd voor verzorging. Een voor ons welbekend Advanced Dressing Station is bij de begraafplaats Essex Farm Cemetery aan de Diksmuidseweg (richting Boezinge), langs het IJzerkanaal. Deze site (als site John McCrae bekend) maakte tussen april 1915 (Duitse gasaanvallen!) en augustus 1917 deel uit van de frontlinie. De betonnen schuilplaatsen van de verbandpost zijn nog steeds zichtbaar vanaf de begraafplaats Essex Farm Cemetery. Tijdens de oorlog werden bijna 1.200 doden in Essex Farm begraven en het gebrek aan een systematische indeling van de graven - sommige grafzerken liggen ver uit elkaar, terwijl andere elkaar raken - bewijst in zekere mate de spoed waarmee deze begrafenissen moesten plaats vinden.

3. Casualty Clearing Stations CCS - Nabij veldhospitalen

Deze werden gewoonlijk opgericht buiten het geschut van de Duitsers, tot 15 km achter de loopgraven en langs een belangrijke verbindingslijn tussen de slagvelden. Een voorbeeld hiervan is de Britse militaire begraafplaats Lijssenthoek Cemetery ten westen van Poperinge. Deze belangrijke begraafplaats werd door het 15de Franse Veldhospitaal opgestart maar vanaf juni 1915 werd deze door het Britse leger overgenomen, gebruik makend van de rangeerspoorweg bij Remy Farm om de gewonden te evacueren. Deze begraafplaats, op één na de grootste in België, bevat 9.900 gesneuvelden van het Britse Gemenebest en 880 graven van andere nationaliteiten (Fransen, Duitsers en Chinezen).

4. Concentration Cemeteries CC – Verzamelbegraafplaatsen

Talrijke begraafplaatsen in de Ieperse Salient getuigen van de intensieve werkzaamheden die na de oorlog nodig waren om de onbegraven stoffelijke resten van de slagvelden op te ruimen en in nieuwe verzamelbegraafplaatsen te begraven. Deze variëren in grootte van een paar honderd graven tot enkele duizenden. Deze begraafplaatsen zijn ontstaan tijdens de oorlog, maar vanaf 1917 en vooral vanaf 1919 uitgebreid.

De meest gekende verzamelbegraafplaats is natuurlijk Tyne Cot Cemetery (11.962 graven). Tegen maart 1918 lagen er 343 graven op een willekeurige wijze bij deze bunker. Na de wapenstilstand werd deze begraafplaats met stoffelijke resten van de slagvelden rond Passendale en Langemark op grote schaal uitgebreid. Met zijn bijna 12.000 graven is Tyne Cot nu de grootste militaire begraafplaats van de Commonwealth in de wereld. Meer dan 8.000 zijn onbekend!

De stoffelijke resten die tussen juni 1919 en april 1921 naar Tyne Cot Cemetery werden aangevoerd, kwamen niet alleen van verspreide veldgraven, maar vaak ook van kleine doden- akkers. In de regel bleven immers geen begraafplaatsen van minder dan 40 graven behouden.

Een andere verzamelbegraafplaats is Poelcapelle New British Cemetery (7.500 graven van 1914 tot 1917 aangelegd), Hooge Crater uit 1917 met 76 oorspronkelijke graven en een bijkomende 6.000 stoffelijke resten van de slagvelden rond Zillebeke, Zandvoorde en Geluveld verzameld.

C. Verdere zoektocht naar menselijke overblijfselen (survey) en berging ervan (exhumations)

Na de Slag van Passendale was de toestand van het terrein zo verschrikkelijk dat duizenden lichamen in stukken gereten werden nog voor zij begraven konden worden. De zorg voor (over) levenden had absolute voorrang op de doden. Door het onophoudelijke artillerievuur werden ook de voorlopige graven herhaaldelijk omgewoeld, tot er vaak niets meer van terug te vinden was. Na de oorlog moest dus dringend werk worden gemaakt van het opsporen, registreren en concentreren van tienduizenden niet, half en voorlopig begraven slachtoffers.

Het opzoeken van de oorlogsdoden gebeurde systematisch (F. Bostyn). Eerst werd het vroegere slagveld door diensten in Londen op kaarten ingedeeld in percelen van ongeveer 5.000 m², waarop alle mogelijke gegevens op de vroegere 'burial sheets' aangeduid waren. Een speciale 'survey officer' moest deze percelen op het terrein met vlaggetjes afbakenen. De eenheden waren veelal ingedeeld in 'squads' van 32 man en werkten op het veld doorgaans met vieren. Tot hun standaarduitrusting behoorden meestal twee paar rubberen handschoenen, twee schoppen, een draadtang, piketten om graven te markeren, zeildoek en touw om de lijken in te wikkelen, draagberries en het gevaarlijke cresol. Eerst werden op het afgebakende terrein alle mogelijke graven aangeduid met piketten. Hiervoor was heel wat ervaring nodig, want slechts hier en daar stond nog een kruis op. Belangrijke indicaties waren rattenholen (die zich vaak in de buurt van stoffelijke overschotten bevonden), restanten van uitrusting, plotselinge concentraties van wild gras en kleurverschillen in de aarde. Een veel gebruikt instrument was de bijgeslepen poetsstok van een MG waarmee de grond werd gepeild.

Pas na de 'survey' werd begonnen met de eigenlijke 'exhumations'. Vooral de uniformzakken, nek en pols van rottende lijken moesten onderzocht worden omdat daar meestal de identificatieplaatjes bewaard werden. Ook uitrustingsstukken zoals leren riemen, lepels en 'ground sheets' konden nummers bevatten. Af en toe hadden de doden nog leesbare papieren op zak en een zeldzame keer gebeurde de identificatie op basis van een zakhorloge.

Tegen mei 1920 hadden de Exhumation Units aan het westelijk front al meer dan 130.000 lijken geborgen en het jaar er op hadden 200.000 oorlogsdoden een laatste rustplaats gekregen. Naar het einde van 1920 werd het aantal werkkrachten systematisch verminderd. De zorg voor hun graven en monumenten werden aan de Imperial War Graves Commission gegeven.

Tussen september 1921 en eind 1925 werden aan het westelijk front officieel nog 19.401 stoffelijke resten van Britten terug gevonden, van wie er 3.502 geïdentificeerd werden. Tegen april 1935 was het aantal teruggevonden Britten sinds de overname door de IWGC opgelopen tot 26.530. Ook vandaag nog worden af en toe stoffelijke resten uit de Eerste Wereldoorlog teruggevonden. In de Westhoek zijn naar schatting 200.000 militairen van alle nationaliteiten vermist. Van hen heeft slechts de helft een laatste rustplaats gekregen in Flanders fields.

Ten zuiden van Ieper bevat de begraafplaats Bedford House een heel perk soldaten die in de jaren dertig teruggevonden werden. Meer naar het noorden, in de omgeving van Langemark, ligt de begraafplaats Cement House. Opgericht rond een veldhospitaal in 1917 en intussen uitgebreid tot een 2.500 graven na de oorlog, is Cement House nog steeds 'open' om nu gevonden overleden militairen te begraven.

D. De architecten

Reeds in de herfst van 1917 werden Herbert Baker, Edwin Lutyens, Reginald Blomfield en later nog Charles Holden als 'principal architects' aangesteld door de War Graves Commission. Daarnaast waren er nog een aantal legerarchitecten die deze hoofdarchitecten assisteerden. In de praktijk waren het deze laatste die een groot aantal begraafplaatsen ontwierpen in opdracht van de hoofdarchitecten.

Herbert Baker (1862-1946) die in Frankrijk werkte (monument voor de Indische vermisten in Neuve Chapelle, monument voor de Zuid-Afrikanen in Delville, begraafplaats Dud Corner bij Loos-en-Gohelle,…), ontwierp Tyne Cot Cemetery, daarbij geassisteerd door Major John Reginald Truelove, die reeds als zelfstandig architect werkte voor de oorlog uitbrak. De indrukwekkende toegangspoort van Tyne Cot Cemetery is door Reginald Truelove uitgewerkt. De architectuur van Tyne Cot werd een bijzonder geslaagde vermenging van klassieke met oud-Engelse imperiale stijlelementen. Voor verdere details verwijzen we naar het boek 'Passendale in 1917' van de hand van Franky Bostyn en medewerkers. In het totaal ontwierp Baker 113 begraafplaatsen en monumenten.

Edwin Lutyens (1869-1944) was tuinarchitect van opleiding. Hij werd vanaf 1918 vooral belast met de inplanting van de begraafplaatsen in het landschap. Wat zijn bouwstijl betreft, gebruikte hij dikwijls elementen van de Griekse oudheid, die hij vaak tot strak lijnenspel verwerkte. Typisch voor Luytjens zijn ook de kleinere begraafplaatsgebouwtjes met platte daken. Hij tekende een 130-tal begraafplaatsen. Daarvan zijn de meest in het Ieperse bekende Hooge Crater en Sanctuary Wood in Zillebeke. In het buitenland creëerde hij o.m. het reusachtige vermistenmonument bij Thiepval.

Edwin Lutyens kennen we het best als de ontwerper van de 'Stone of Remembrance'. Daarop staat de tekst "THEIR NAME LIVETH FOR EVERMORE". Deze tekst werd gekozen door Rudyard Kipling (1865-1936), Nobelprijswinnaar literatuur in 1907. Deze vond hij in het boek Ecclesiasticus hoofdstuk 44. Het volledige vers luidt: "Their bodies are buried in peace, but their name liveth for evermore". Aangezien het eerste deel van dit vers indruist tegen de geloofs- overtuiging van hindoes en sikhs (worden gecremeerd na de dood) heeft hij alleen het tweede deel op de herinneringssteen laten aanbrengen. Aangezien het optrekken van de honderden begraafplaatsen en monumenten voor de Britse regering een fortuin kostte, werd er wegens besparingsmaatregelen, op de kleinere begraaf- plaatsen (minder dan 400 graven) géén Stone of Remembrance geplaatst.

Sir Reginald Blomfield (1856-1942) was de ontwerper van 120 begraafplaatsen en monumenten, waarvan 42 in ons land. Hij was eveneens de ontwerper van St. George Memorial Church (in de volksmond gekend als het Engels kerkje) in de Elverdingestraat te Ieper. Eveneens ontwierp hij de kolossale Menenpoort, in Engeland bekend als 'The Ypres (Menin Gate) Memorial'. Beide realisaties zijn in 1927 ingehuldigd. De bij ons meest bekende begraafplaatsen die Blomfield ontworpen heeft zijn Lyssenthoek Military Cemetery Poperinge, Brandhoek Military Cemetery Vlamertinge, New Irish Farm Cemetery Sint Jan, …

Major Charles Holden (1875-1960) werkte tussen 1920 en 1926 voor de I.W.G.C. Hij was eveneens medewerker aan de bouw van de metro en de universiteit van Londen, vanaf 1931. Hij ontwierp 67 begraafplaatsen en monumenten, waarvan 18 in België. Kenmerkend voor zijn ontwerpen zijn de strenge classicistische bijgebouwtjes en de zuilengalerij. Enkele van zijn best gekende ontwerpen in Ypres Salient zijn: Messines Ridge British Cemetery Mesen, Polygon Wood Cemetery Zonnebeke, Zantvoorde British Cemetery Zandvoorde, Passchendaele New British Cemetery Passendale (zie foto).



Daarnaast werden de vier 'Principal architects' geassisteerd door een aantal jonge architecten, de meeste bij het leger in dienst. Ze waren betrokken bij de planning van de grotere begraaf -plaatsen, maar tekenden zelf kleinere of minder belangrijke ontwerpen.

De meest bij ons bekende was Capt Wilfrid Clement von Berg (1890-1978). Hij ontwierp Bedford House Cemetery Zillebeke. Dit ontwerp omvatte ook een deel van de ruïnes van het Rosendael kasteel en integreerde de reeds aangelegde kleinere begraafplaatsen. De weg die doorheen de begraafplaats liep was de oorspronkelijke toegangsweg naar het voormalige kasteel Rosendael. Architect von Berg was assistent bij Baker, Blomfield, Holden en Lutyens. Zijn naam werd enkel vermeld op het muurpaneel van Bedford House Cemetery. Ook werkte assistent-architect Clement von Berg aan het ontwerpen van Polygon Wood Cemetery te Zonnebeke.

Een merkwaardige bedenking omtrent drie 'principal architects'!

De drie hoofdarchitecten Luytjens, Baker en Blomfield waren vrijmetselaars. In Engeland is er wel een belangrijke afwijking dan in onze 'loges': de meeste zijn normaal ook lid van de protestantse Church of England. De vrijmetselarij in Engeland leunt sterk aan bij het ambacht van het bouwen van grote bouwwerken, kathedralen enz. Daarin vinden we trouwens regelmatig metselaarstekens en symbolen terug. Kenmerkend voor de vrijmetselaars is de getallensymboliek 3, 5 en 8. Deze vinden we vaak terug in de Britse militaire begraafplaatsen. De 'Warstone' van Luytjens heeft drie treden en op de steen kunnen we drie lagen onderscheiden. Bij Blomfield, ontwerper van de 'Cross of Sacrifice' is het kruis op een achtvlak geplaatst en drie treden hoog…

E. Grafstenen - steensoorten - teksten

De gebruikte steensoorten waren niet altijd uniform per begraafplaats. Eén van de vereisten waren de duurzaamheid en tezelfdertijd de weerbestendigheid van de steensoort. De prijs ervan kwam maar op de tweede plaats, maar toch werd het gebruik van marmer te duur bevonden. Tenslotte viel de keuze op twee kalksteensoorten: de Portland en de Hopton Wood steen.
  • PORTLAND kalksteen: was (en wordt nog steeds gebruikt) de meest gebruikte steensoort voor het vervaardigen van de 'headstones'. De kleur ervan is wit en de kalksteen bevat vrij veel fossielen. De kalksteen is afkomstig uit de steengroeven van Portland Island, (Dorset) ten zuiden van Weymouth (zuidkust Engeland).
  • HOPTON WOOD kalksteen kunnen we herkennen aan de lichtgrijze kleur en de grovere korrelstructuur dan de Portland. Hopton Wood bevat geen of weinig fossielen. De steengroeven, gelegen op de grens tussen Norfolk en Suffolk aan de zuidoostkust van Engeland, werden om- streeks 1925 gesloten wegens het stoten op steenlagen van slechte kwaliteit en werd een Itali- aanse steen gebruikt ter vervanging. In de jaren 90 werden ze heropend en werd de Hopton Wood zandsteen opnieuw aangewend.
  • BOTTICINO marmer deze witte marmersoort werd oorspronkelijk gebruikt voor de graf -stenen van de Britse begraafplaatsen in Italië. Ze is afkomstig uit de marmergroeven van Botticino bij Brescia, Noord-Italië.
Zicht op Ypres Reservoir Cemetery van uit de brandweerkazerne (O.G.)



F. De headstone - grafsteen

De opmaak van een 500.000-tal grafstenen was een grote uitdaging voor de I.W.G.C. In de eerste plaats het vinden van kwaliteitsvolle steen die een behandeling toeliet om de insignes en de teksten efficiënt aan te brengen. Het manueel aanbrengen van regimentsbadges en andere tekens en teksten was een energierovend werk. Thans gebeurt dat allemaal met computerge- stuurde machines (zie foto hierbij).

Op de grafsteen vinden we achtereenvolgens:
  • a. Het nationaal embleem OF het regimentsbadge voor de Britse en Indische eenheden Nationale emblemen: Canada: esdoornblad - Australië: opkomende zon Nieuw Zeeland: varenblad - Zuid-Afrika: kop van springbok New Foundland: kop van kariboe
  • b. Stamnummer en rang van de overledene - geen vermelding van stamnummer voor officieren
  • c. Eerste letters voornaam en naam voluit
  • d. Eenheid
  • e. Sterfdatum en leeftijd (niet altijd)
  • f. Eventuele onderscheidingen
  • g. Religieus teken
  • h. Soms een grafschrift (epitaaf) door de familie gekozen en volgens de norm: maximum 60 letters en 4 regels. Dit gebeurde zonder kosten voor de familie, maar men mocht altijd een 'vrijwillige bijdrage' betalen.
Nota: we treffen soms een smal of een breed kruis aan, dit in overeenkomst (en wensen) met de eenheid, dienst, korps of land met de IWGC.



Special Memorials

Hierbij enkele veel voorkomende types van opschriften; ook enkele foto's ter illustratie.

Type A: 'Buried elsewhere in this cemetery' - De I.W.G.C. wist hierbij zeker dat hij in de nabije omgeving reeds begraven werd, maar door de vele beschietingen het graf verloren was.



Type B: 'Believed to be buried in this cemetery' - Sterk vermoeden dat deze hier was begraven.



Type C: 'Buried near this spot' - men wist dat de aangebrachte grafsteen niet juist boven de overleden miltair(en) staat. Deze inscriptie werd vrij veel gebruikt in rijen met 'collective'graven



Type D: 'Believed to be…' - Vermoedelijk ligt hier deze militair begraven.



Type E: 'To the memory of…' met daaronder de gebruikelijke standaard vermeldingen. Als onderschrift is echter bvb. bijgevoegd: 'whose grave is now lost…' of 'whose grave was destroyed in later battles…' en met epitaaf: 'Their glory shall not be blotted on'. Dit laatste een gekozen tekst door R. Kipling, boek Ecclesiasticus. Dit graf wordt daarom ook een 'Kipling Memorial' genoemd. De dode ligt er ook niet in begraven en zijn naam wordt ook niet vermeld op een memoriaal voor vermisten.

Type F: 'Buried in…' de overledene was eerst op een andere plaats begraven, maar het oorspronkelijke graf kon daar niet worden bestendigd (bvb. bij een ontruimde begraafplaats).

Type Duhallow Block: wanneer naar de voorschriften zes grafstenen gezamenlijk werden opgesteld in een lijn, halve cirkel of een blok van drie rijen, werd de tekst betreffende de eerste begraafplaats samengevoegd op een korte zuil uit Portlandsteen. Deze zuil werd Duhallowblok genoemd, naar de eerste toepassing op Duhallow ADS Cemetery te Ieper ( foto O.G.).



G. Collective graves - collectieve graven

Hierin liggen doden met een individuele steen ofwel verschillende militairen onder dezelfde steen begraven. Ze hebben hetzelfde grafnummer dat vermeld staat in het betreffende register van het IWGC. Op sommige CCS of Casualty Clearing Station begraafplaatsen werden er doden (géén officieren of piloten) in een deken gewikkeld twee per twee in hetzelfde graf gelegd. In dit geval staan de stenen ook zeer dicht, maar werden de graven afzonderlijk genummerd.

Ook bij slagveldbegraafplaatsen werden veel 'collective graves' aangelegd (vb. in Tyne Cot Cemetery). De overleden militairen werden gegroepeerd begraven in een haastig gedolven sleuf of in een granaattrechter of in een stuk loopgraaf. Bij een latere herbegraving was de individuele identificatie dan uitgesloten.

Collectief graf op Duhallow ADS Cemetery, Ieper, Diksmuidseweg met Duhallowblok (foto O.G.) 



Links: we spreken van een 'joint grave' of dubbelgraf wanneer er twee oorlogsslachtoffers op één grafsteen vermeld staan.

Collective graves op Tyne Cot Cemetery Passendale  2/A/3  (O.G.)



Soms werden dan twee badges aangebracht als de doden van twee verschillende eenheden waren. (O.G.)



H. Cross of Sacrifice - Offerkruis

Het Cross of Sacrifice is ontworpen door Sir Reginald Blomfiled (1856-1942), die ondermeer ook de Menenpoort ontwierp. Van het kruis bestaan een viertal groottes (4,5 m tot 9 m hoog) en opgetrokken volgens de grootte van de begraafplaats d.i. volgens het aantal aanwezige oorlogsgraven. Zowel de trappenstructuur als het kruis zelf is gekapt in de Franse 'Pierre Romaine de Lens'.



Aan het kruis hangt een omgekeerd bronzen zwaard, als symbool van offerbereidheid. De inplanting van het Offerkruis op Tyne Cot Cemetery is wel heel bijzonder. Het werd namelijk geplaatst in een soort piramidestructuur, boven op een Duitse bunker, die daarvoor gedeeltelijk werd afgebroken.



Opm.: 'Cross': is het teken van leven en dood (het offer is gebracht). Het omgekeerde zwaard geeft de militaire betekenis weer: de strijd is gestreden en de geeft de rouw om de doden weer.

I. Stone of Remembrance

Lijkt op een stenen altaar, maar is eigenlijk een stenen sarcofaag, t.t.z. een leeg grafmonument ter ere van de doden die op een andere plaats begraven liggen. Een grote grafsteen zonder stoffelijke resten. De steen weegt ongeveer 10 ton en staat op een sokkel met drie treden. Het is een ontwerp van Edwin Lutyens die zijn ontwerpen geïnspireerd in de Griekse oudheid en deze heeft herleid tot een essentieel lijnenspel met een strakke vormgeving en enorme afmetingen als gevolg.



Op beide zijden van de War Stone staat de tekst THEIR NAME LIVETH FOR EVERMORE met hierbij een verwijzing naar het eeuwig herdenken. De Stone of Remembrance is enkel te vinden op begraafplaatsen met minstens 400 graven.

J. Het Victoria Cross VC

Het Victoria Cross - VC -heeft geen religieuze betekenis. Het is de hoogste militaire onderscheiding voor daden van uitzonderlijke moed in het bijzijn van de vijand.



Het werd door koningin Victoria ingesteld tijdens de Krimoorlog (1854) tegen de Russen.

De onderscheiding bestaat uit een bronzen kruis aan een karmijnrood lint. Het kruis is getopt met Victoriaanse kroon met de Britse Leeuw. Ze draagt een banderol met de spreuk For Valour (voor dapperheid) en hangt aan een gelauwerde balk met V. Op de rugzijde van het kruis staat de datum en de balk draagt de naam van de eenheid van de eigenaar.

Iedere VC-winnaar werd vermeld in de London Gazette, zeg maar het equivalent van ons Belgisch Staatsblad. Daarbij kwam de uitleg waarom de militair met het V.C.-Cross werd onderscheiden. Het relaas begon altijd met de aanhef: "For most conspicuous bravery" (voor uitzonderlijk heldhaftig gedrag).

Voorbeeld van een VC op Tyne Cot Cemetery James Peter ROBERTSON -552665- Private 27th Bn Canadian Infantry (Manitoba Regt) - ° 26/10/1883 - Albion Mines, Picton Nova Scotia (C.) † 6/11/1917 Passchendaele, B, Son of Alexander & Janet Robertson



Gazetted VC 8/1/1918 – N° 30471 Voor zijn moed in de aanval op de Duitse linies op 6/11/1917. Hij alléén veroverde een MG-post, doodde 4 Duisters en dwong de overige zich over te geven. Onder de bescherming van dit veroverde MG-vuur kon zijn peloton het vooropgestelde objectief veroveren en Duitse sluipschutters uitschakelen. Later op die dag kon hij nog twee van zijn eigen gewonde sluipschutters ophalen en in veiligheid brengen. J.P. ROBERTSON sneuvelde bij het terugbrengen van de tweede man. Zijn moed en bewaarde koelheid in de aanval was een aanmoediging voor zijn peloton en het uiteindelijke doel werd bereikt.



Bibliografie
  • F. Bostyn, K. Blieck, F. Declerck, F. Descamps, J. Van der Fraenen, Passchedaele 1917 – Het verhaal van de doden en Tyne Cot Cemetery, Uitg. Roularta Books, 2007
  • CommonWealth War Graves Commission Maidenhead, Berkshire & Elverdingestraat 82 Ieper (Norther Europe Aera), Brochures: De Ieperse Frontboog, A History of the CWGC, Sir Fabian Ware, The Work of the CWGC in France.
  • Roger R. Verbeke, Specialisatiecursus Gidsenopleiding Ieper, september 2000
  • Frans Descamps, Specialisatiecursus Gidsenopleiding Zonnebeke, februari 2004
  • Koen Dumolein, Eindwerk specialisatiecursus Gidsenopleiding Ieper, Zillebeke, 2000-2001
  • Fotografie: © CWGC – © Oswald Gryson Ieper
Gepubliceerd 31/12/2012.