Alphonse Jacques de Dixmude
André Gysel, Marjan Dewulf
Alphonse Jacques de Dixmude
Historische interpretatie van een omstreden figuur
Biografie door Marjan Dewulf en André Gysel

Alphonse Jacques de Dixmude (1858-1928) is de man achter het veelbesproken standbeeld op de Grote Markt. Maar zijn verhaal reikt verder dan de schaduw van de kerktoren. Hij staat op het voorplan tijdens twee belangrijke episodes in de geschiedenis van het jonge België: de inrichting en exploitatie van Leopold II’s Onafhankelijke Congostaat (1885-1908) en de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Ondanks die indrukwekkende en lange carrière draagt zijn naam nog steeds een negatieve bijklank. In november verschijnt het boek ‘Alfonse Jacques de Dixmude’.

De boekvoorstelling vond plaats op zondag 20 november 2016 om 10 uur in CC Kruispunt.

Historie

De auteurs volgen Alphonse Jacques de Dixmude van de oevers van het Tanganyikameer en de rubberwingebieden in de klamme Congolese brousse tot aan de kille loopgraven van het IJzerfront en het bloedige eindoffensief. In de zoektocht naar het ontstaan van Jacques de Dixmudes negatieve reputatie scheiden ze feiten zorgvuldig van fictie. Aan de hand van nieuwe en nooit eerder gepubliceerde bronnen schetsen ze het boeiende parcours van een opmerkelijke figuur doorheen vier decennia vaderlandse geschiedenis.

Omstreden monumenten blijven wereldwijd voor beroering zorgen. Vooral koloniaal erfgoed krijgt het vaak hard te verduren. De standbeelden van de koloniale zwaargewichten zijn volgens de activisten de bronzen of stenen verpersoonlijking van racisme en ongelijkheid, thema’s die wereldwijd gevoelig liggen. Diksmuide heeft met het standbeeld van Jules Marie Alphonse Jacques de Dixmude op de Grote Markt zijn eigen omstreden - en sinds 2009 beschermd - exemplaar. Al sinds de inhuldiging in 1930 doet het beeld stof opwaaien en is het geregeld het mikpunt van protestacties. De hoofdaanklacht? Jacques zou tijdens een van zijn termijnen in de Onafhankelijke Congostaat (1885-1908), zoals de Belgische kolonie heette toen ze nog in het privébezit was van koning Leopold II, medeverantwoordelijk geweest zijn voor heel wat wandaden, zoals het afhakken van handen van de lokale bevolking.

Grondige studie

Wat betreft Jacques de Dixmudes Congoverleden tasten we in het duister. Maar ook over zijn wedervaren tijdens de Eerste Wereldoorlog en zijn rol in de verdediging van Diksmuide zijn weinig details bekend. Met de schenking van een deel van het ‘de Dixmude familie-archief’ aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren en het Legermuseum in Brussel is recent een schat aan nieuw materiaal beschikbaar geworden. Het beeld van zijn carrière in dit boek is in grote mate bepaald door het bestuderen van deze archieven. De auteurs mochten ook grasduinen in het aanzienlijke privéarchief van kleinzoon Guy Jacques de Dixmude en gebruik maken van exclusief fotomateriaal.

Drie hoofdstukken

Het eerste deel van het boek belicht de houding van Jacques de Dixmude tijdens zijn twee belangrijkste verblijven in de Onafhankelijke Congostaat: enerzijds zijn deelname aan de antislavernijcampagne (1891-1894) en anderzijds zijn termijn als districtscommissaris in het rubberwingebied Lac Léopold II (1895-1898). Er is ook ruimte voor een onderzoek naar het verhaal van Roger Mabiala Zimuanga Romazi, de verontwaardigde Congolese burger die in 2007 een brief schrijft over het standbeeld van de Dixmude aan het Diksmuidse stadsbestuur. Jacques de Dixmudes Afrikaanse carrière wordt ook breder toegelicht tegen de toen heersende geopolitieke achtergrond en tijdgeest.

Het tweede deel behandelt de Dixmudes carrière na zijn Afrikaanse periode, met een focus op zijn belangrijkste militaire campagnes. Hij wordt majoor en tweede in bevel aan de Militaire School in Brussel in 1908, waar hij het aan de stok krijgt met zijn chef, generaal Leman, die hem de laan uitstuurt. Jacques wordt luitenant-kolonel van het 12de Linieregiment. Aan de vooravond van het uitbreken van de oorlog wordt hij tot kolonel bevorderd. De Duitsers trekken op 4 augustus 1914 in Gemmenich de Belgisch-Duitse grens over. Al in de vroege morgen van 6 augustus 1914 raakt Jacques met een bataljon van het 12de Linieregiment slaags met de Duitsers bij Sart-Tilman. Tijdens die schermutselingen zou hij als kolonel persoonlijke risico’s hebben genomen. Tijdens de tweede uitval van het Belgische leger uit Antwerpen in de flank van het Duitse leger krijgt zijn 12de Linieregiment de opdracht de Duitsers bij Haacht terug te drijven. Dan volgt de aftocht richting kust en de IJzer. Bij de verdediging van het Diksmuidse bruggenhoofd tijdens de Slag aan de IJzer staat hij tijdelijk onder het bevel van de Franse viceadmiraal Pierre Ronarc’h. Hij raakt tweemaal licht gewond. Daarna krijgt zijn 12de Linieregiment afwisselend wachttaken achter het overstroomde gebied toegewezen.

Hij wordt bevorderd tot generaal-majoor in 1915 en luitenant-generaal in 1916. Het is zijn taak met zijn manschappen Duitse aanvallen af te slaan. Als onderdeel van de 3de Legerdivisie blijft het 12de Linieregiment zijn paradepaardje. Maar het genoegen is wederzijds. De hele 3de Legerdivisie krijgt de bijnaam ‘de ijzeren divisie’. In de Slag bij Merkem op 17 april 1918 (voor de Duitsers een detail in hun lenteoffensief) bewijst de 3de Legerdivisie goed getraind te zijn. De soldaten van Jacques zijn de enigen die niet worden teruggedreven, terwijl Britten en Fransen harde klappen krijgen. In het eindoffensief krijgt Jacques het bevel over de Groep Centrum (waarbij zijn 3de Legerdivisie en ook Franse troepen), wat bewijst dat de geallieerde legerleiding vertrouwen in hem heeft. Na de Eerste Wereldoorlog is Jacques een gevierde generaal. In gezelschap van koning Albert en koningin Elisabeth brengt hij een officieel bezoek aan de Verenigde Staten. Terug in België wordt hij voorzitter van een burgerbeweging die opkomt tegen de dreiging van het communisme vanuit de Sovjet-Unie.

Het derde deel is een gezamenlijk hoofdstuk over de decennialange perikelen rond het standbeeld. Zowel de oprispingen in de lokale en nationale pers als de vele acties die er rond het beeld op touw gezet zijn komen aan bod. De hele case wordt ook in een bredere context van de (wereldwijde) problematiek rond gecontesteerd erfgoed geplaatst.

De auteurs

Marjan Dewulf (°1980, Roeselare) is Master in de Kunstwetenschappen met een uitgesproken passie voor geschiedenis. Sinds een paar jaar verdiept ze zich in de Belgische ex-kolonie en in het bijzonder in de beginjaren van de Onafhankelijke Congostaat.

André Gysel (°1942, Sint-Jacobskapelle) is ex-docent geschiedenis middelbaar onderwijs en heeft heel wat publicaties op zijn conto, waaronder recent de vertaling van ‘De Marinefuseliers aan het IJzerfront 1914-1915’ van viceadmiraal Ronarc’h en ‘De Trein van de Hoop’ (september 1944). Hij bekijkt de oorlogsgeschiedenis telkens vanuit een andere invalshoek.

Technische gegevens
  • Technisch: 24 x 17 cm - 288 p.
  • hard cover + 200 illustraties -
  • Uitgeverij Stichting Kunstboek (Oostkamp).
  • Deze uitgave is een realisatie van de stad Diksmuide, het stadsarchief Diksmuide i.s.m. het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Meer info: Stadsarchief, Grote Markt 6, 8600 Diksmuide, 051 79 30 41, archief@diksmuide.be


Gepubliceerd op 21/11/2016.