Red de observatietoren uit de Eerste Wereldoorlog in Ramskapelle
14 November 2021 - Ramskapelle - Bron: Tussen IJzer & Schreve
De Vlaamse regering besliste onlangs om de observatietoren in Ramskapelle (Nieuwpoort) voorlopig te declasseren als beschermd monument.

Dominiek Dendooven, wetenschappelijk medewerker aan het In Flanders Fields Museum in Ieper, nam in persoonlijke naam het initiatief om een petitie op te starten om de toren toch te redden. Ook de Heemkring Tussen IJzer & Schreve steunt de petitie.

Het gaat volgens hen om een uitzonderlijk en absoluut uniek relict uit de Eerste Wereldoorlog:
  • Het is langsheen het voormalige westelijk front de enige observatietoren in een fabrieksschoorsteen die bewaard is gebleven. De weinige andere bewaarde observatietorens hebben een ander karakter.
  • Het is de enige observatietoren in West-Vlaanderen die door de drie geallieerde legers werd gebruikt: uitgebouwd door het Belgische leger en verstevigd door de Britse legers, werd zij gedurende de Eerste Wereldoorlog door Belgische, Franse en Britse legers gebruikt. Dat maakt ze niet alleen tot een zeldzame getuige van de Britse aanwezigheid bij Nieuwpoort, maar ook van de geallieerde solidariteit van toen.
  • Bovendien speelde de site opnieuw een rol tijdens de wederopbouw van de Westhoek na de Eerste Wereldoorlog. Het is die wederopbouw die tot op vandaag het gezicht van de dorpen en steden van de Westhoek, waaronder ook Nieuwpoort, bepaalt.
Het argument dat door de bevoegde minister aangehaald werd voor de declassering, was onder meer dat er “niet langer voldoende draagkracht is”. Nochtans toonde de recente eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog het grote belang van het onroerende erfgoed uit die oorlog voor toerisme, regionale identiteit, en culturele beleving.

Met deze petitie tekenen de ondertekenaars bezwaar aan tegen de declassering van de observatietoren in Ramskapelle als beschermd monument, en roepen zij de Vlaamse regering en de stad Nieuwpoort op om hun verantwoordelijkheid op financieel en maatschappelijk vlak op te nemen ten einde deze unieke getuige van de Eerste Wereldoorlog voor de volgende generaties te bewaren.

https://secure.avaaz.org/community_petitions/nl/stad_nieuwpoort_en_de_vlaamse_regering_red_de_observatietoren_uit_de_eerste_wereldoorlog_in_ramskapelle_nieuwpoort/?tDnzJsb

Extra info

Waarom de schoorsteen van de oude steenbakkerij van Ramskapelle bewaard moet blijven.
Of : Het belang van de Britten voor het vormen en behouden van de IJzerlinie en de toeristische waarde van een oude schoorsteen.


Dat de onverzettelijkheid van Britse premier Winston Churchill in mei 1940 essentieel was om te nazi’s een halt toe te roepen, is voldoende bekend. Minder bekend is dat die visionaire en moedige man ook al in 1914 van doorslaggevend belang is geweest. Tot twee keer toe zelfs. De Belgische officiële geschiedschrijving heeft daar weinig aandacht aan besteed en de culturele en toeristische sector al evenmin. De aandacht voor Nieuwpoort in oktober 1914 ging bijna uitsluitend naar de reddende onderwaterzetting. Ten onrechte.

Tweemaal Churchill

De eerste keer dat de Britten in oktober 1914 tussenkwamen, was op 2 oktober, toen de Belgen zich uit de Versterkte Plaats Antwerpen wilden terugtrekken. Winston Churchill, toen Minister van de Marine, vroeg de Belgen nog even vol te houden en stuurde de Royal Naval Division om als infanteriedivisie mee te helpen verdedigen. Toen de beloofde extra versterking uitbleef, besloten de Belgen op 8 oktober toch tot terugtrekken.

Die zes dagen dat de Belgen op vraag van de Britten langer in Antwerpen zijn gebleven, zijn van vitaal belang geweest om de verdediging aan de IJzer te organiseren. Die actie kon pas beginnen na 15 oktober, toen er voldoende troepen ter plaatse waren. Zes dagen vroeger waren de Duitsers bij Nieuwpoort en Ieper op weinig weerstand gestoten. De zes vermoeide Belgische divisies gingen er 12 divisies van het nieuw gevormde Duitse Vierde Leger partij moeten geven.  In zijn memoires schrijft Churchill dan ook terecht: ‘We danken aan Antwerpen onze overwinning aan de IJzer en bij Ieper (…) Zonder Antwerpen waren de Duitsers al op 10 oktober bij de IJzer aangekomen en had niets Duinkerke en misschien zelfs Calais of Boulogne kunnen redden.’

Er was echter nog een tweede gelegenheid waarbij de Britten cruciaal zijn geweest voor het behoud van de IJzerlinie. Toen de Duitsers op 15 oktober 1914 Oostende hadden bereikt, vroeg Koning Albert I om artilleriesteun van de Britse vloot. Churchill stuurde de pas opgerichte Dover Patrol met kanonneerboten, die met hun geringe diepgang dicht tegen de kust konden varen. De beschietingen begonnen op 18 oktober, de dag waarop de Duitsers de IJzerlinie aanvielen.

Door artilleriebeschietingen vanop zee vallen Duitsers Nieuwpoort niet aan

Uit officiële Duitse bron blijkt dat die artilleriebeschietingen de Duitsers ervan weerhouden hebben om vanuit Middelkerke naar Nieuwpoort op te rukken op 18 oktober en ook de volgende dagen. Door de duinen konden de Britse (en later ook Franse) artilleristen de Duitsers vanop zee niet zien. Daarvoor hadden ze instructies nodig die kwamen van een waarnemer op de toren van de O.L.-Vrouwekerk.  Noodgedwongen probeerden de Duitsers daarna meer naar het zuiden de IJzer over te steken: in de Bocht van Tervate (22 oktober) en in Ramskapelle (30-31 oktober). Daar werden ze gestopt door onverzettelijke Belgische en Franse troepen en door het water.

Het belang van die artilleriesteun voor het behoud van de IJzerlinie wordt alleen in de Britse geschiedschrijving vermeld. De Britse militaire attaché bij het Belgische leger, schrijft in naam van de Britse opperbevelhebber: ‘Hood’s [de eerste bevelhebber van de Dover Patrol actie redde zonder twijfel de Belgische linker flank en ze had naar mijn oordeel een beslissend aandeel in het uiteindelijke succes van de verdedigers.’

Daardoor kunnen de Belgen inunderen

Door op 18 oktober 1914 te beletten dat de Duitsers Nieuwpoort konden innemen, zijn de Belgen juist een week later, op 25 oktober, met de onderwaterzetting kunnen beginnen. Indien de Duitsers bij Nieuwpoort hadden kunnen doorbreken, dan, schrijft de bekende militair historicus Ian F.W. Beckett: ‘zou dit hetzelfde resultaat hebben gehad als in 1940, zijnde de dreigende nederlaag van België en Frankrijk en de verplichte evacuatie van het Britse expeditieleger, waardoor Groot-Brittannië geïsoleerd ging raken en een mogelijk doelwit worden voor een invasie.’ Een ‘reddende onderwaterzetting’ bij Nieuwpoort was dan onmogelijk geworden, omdat de Duitsers er baas zouden zijn geweest.

Vanuit het stukje ‘Vrij Vaderland’ handhaaft Koning Albert I de neutraliteit

Doordat dit verhaal bij ons nauwelijks bekend is, realiseren wij ons ook niet welke gevolgen het terugtrekken van het Belgische leger op Frans grondgebied gehad zou kunnen hebben. In het geval dat we bv. aan de Somme de Duitsers hadden kunnen stoppen, dan zou onze koning  niet langer een neutraliteitspolitiek hebben kunnen voeren. Op Belgisch grondgebied heeft hij de neutraliteit van België altijd ingeroepen om geen troepen af te moeten staan voor in zijn ogen kansloze, mensen-verslindende geallieerde offensieven zoals die bij Verdun of aan de Somme. Daarom mogen we hem dankbaar zijn dat ‘maar’ ca. 40.000 Belgische militairen tijdens de oorlog omgekomen zijn. Indien hij op de vraag van de Franse president Poincaré was ingegaan om zijn leger mee te laten vechten op Franse bodem, dan waren het er – zoals bij het Franse leger – zesmaal zoveel geweest! Poincaré is maar liefst acht keer naar de Westhoek gekomen om Albert I op andere gedachten te brengen. Pas laat in 1918, toen de kans op winst groter werd, is Albert I daarin meegegaan.

Met dank aan de Dover Patrol

Koning Albert I wist dus wat hij aan de Dover Patrol te danken had. Voor die relatief kleine, maar belangrijke eenheid werden na de oorlog drie gedenkzuilen opgericht bij Dover (1921), op Cap Blanc Nez (1922) en in New York (1931). Koning Albert en Koningin Elisabeth schonken 1.000 pond bij de publieke inschrijving, maar in België zelf kwam er geen gedenkteken. Misschien hadden wij beter zelf een gedenkteken geplaatst in Nieuwpoort, dan was de cruciale Britse bijdrage bij het tot stand komen van de ultieme verdedigingslinie niet vergeten geraakt.

En hoewel er gedurende de hele oorlog – en dus niet alleen in 1917 – Brits verplegend en militair personeel in de sector Nieuwpoort aanwezig was, is er niets dat aan hen herinnert. De Belgische en Franse gedenktekens en straatnamen daarentegen vallen bijna niet meer te tellen. Nieuwpoort heeft aan de verpleegster Dorothie Feilding het ereburgerschap verleend en aan de voet van het Albertmonument staat een gedenkteken voor een 600-tal vermiste Britse militairen, maar er is niets dat aan de beslissende Britse bijdrage bij het tijdig tot stand komen (dank zij de Royal Naval Division) en het houden (dank zij de Dover Patrol) van de IJzerlinie herinnert.

Dankbaarheid en respect?

Tegenover mijn vrienden en contacten in de Britse wereld heb ik moeite om dat uit te leggen. Nu zich de kans voordoet om onze dankbaarheid en ons respect voor hun dubbel beslissende bijdrage te tonen, door het laatste authentieke relict van de Eerste Wereldoorlog in Nieuwpoort - een observatietoren, die in 1917 door Britten zelf met beton is versterkt en als hun belangrijkste uitkijkpost dienst deed - te redden, dreigt het grondig fout te lopen.

De schoorsteen van de oude baksteenfabriek in Ramskapelle is ‘bouwfysisch perfect te herstellen’, lees ik in het declasseringsrapport. Alleen is er bij ‘de eigenaar, het Nieuwpoortse stadbestuur en de provincie geen draagvlak meer’.

Kan het echt niet meer? De burgemeester vertelde me dat hij de geraamde 200.000 euro voor de consolidatie veel geld vond. Als ik kijk op de website van Westtoer, vind ik bij het project ‘Horizon 2025’ dat twee miljoen euro voorzien is voor uitkijktorens. Daarbij onder meer 225.000 euro voor een 20 meter hoge houten toren bovenop de Hoge Blekker, die met zijn 33 meter al het hoogste punt aan de Westkust is. En dat voor een toren waar in brede lagen van de bevolking geen ‘draagvlak’ voor is. Er loopt zelfs een procedure tegen.

Intussen is duidelijk dat het project om de schoorsteen van Ramskapelle te redden het wereldje van ‘eigenaar, stad en de provincie’ overstijgt. In deze zaak heeft België de plicht om dankbaarheid en het nodige respect te betonen tegenover de Britse troepen die ons hebben bijgestaan op de moeilijkste momenten. En dat kan volgens ons het best bij het enige relict uit de Eerste Wereldoorlog in de noordelijke Westhoek dat voor alle geallieerde troepen belangrijk was.

De belangrijkste observatietoren als lieu de mémoire en toeristische attractie

Over het belang van de schoorsteen van de baksteenfabriek van Ramskapelle was het beschermingsdossier verre van volledig. Observatietorens waren niet alleen belangrijk bij het richten van de eigen artillerie, maar ook bij het lokaliseren van de vijandelijke artillerie. In de stellingenoorlog, die in de sector Nieuwpoort in de tweede helft van 1917 een hoogtepunt bereikte, vielen nagenoeg alle slachtoffers aan Britse kant – en het waren er duizenden – bij beschietingen op de drie divisies die hier lagen te wachten op een doorbraak bij Ieper, die er niet kwam. Dat ze daardoor zelf niet konden aanvallen en lijdzaam die beschietingen moesten ondergaan, zorgde voor veel frustratie. Die artillerieslag is een belangrijk aspect van de oorlogsvoering bij Nieuwpoort dat moet verteld worden,  net als het verhaal van de onderwaterzetting.

We kunnen dat nergens beter duidelijk maken dan in Ramskapelle. Een metalen wenteltrap rond die bouwvallige schoorsteen, zou hem niet alleen kunnen stutten; het zou ook een toeristische attractie van de eerste orde kunnen betekenen, gemakkelijk te integreren in de bestaande aanbod aan auto- en fietsroutes. Bovendien zou op die plaats het hele Britse verhaal in de sector Nieuwpoort verteld kunnen worden. Dit kan perfect aansluiten bij de plannen van het Nieuwpoortse stadsbestuur met de villa Hurlebise en de gedeeltelijke herbestemming van het Westfront.

En een baksteenfabriek

In het beschermingsdossier werd ook het historisch-economisch belang van de baksteenproductie in het Nieuwpoortse voor de wederopbouw van de ‘Verwoeste Gewesten’ over het hoofd gezien. Ga maar eens kijken in Nieuwpoort, Veurne, Stuivekenskerke, Diksmuide, Sint-Jacobskapelle, Ieper tot in het Frans-Vlaamse Belle (Fr. Bailleul). Overal vind je de gele polderbaksteen van Nieuwpoort en de zo kenmerkende ‘Vlaamse regionale stijl’ terug. Door die schoorsteen te slopen verdwijnt de laatste getuige van die grote industriële wederopbouw-activiteit in de regio.
Ik hoop dat Nieuwpoort de nodige financiële middelen kan vrijmaken en op de nodige steun van de provincie en andere overheden kan rekenen om te doen wat het eigenlijk al lang had horen te doen.

Luc Vanacker
Voorzitter van de regionale historische kring Tussen IJzer & Schreve