Yorkshire Trench & Dug-out
Practical info
Location
Bargiestraat; 1,5 km north of the Site John McCrae -Traffic Lights at 'Ter Waerde' (large red buildings) on the 'Noorderring', direction Langemark/Pilkem -First road on the left -First road on the right (Industrial buildings) -Straight on until you have to choose left/right; choose right -A few hundred meters further on the left
Boezinge, Ieper
Date
25/05/2003
Coordinates
GPS-Reference R6163 - BOEZINGE - Yorkshire Trench en Dug-out
DMSX N 50°53'18.0'' - E002°52'26.5''
DMX N 50°53.300' - E002°52.442'
D N 50.888333° - E002.874028°
UTM 31U E 491139 N 5637414
GOOGLE EARTH 50 53.300 N, 002 52.442 E
Maps
• Mapquest
Info
After the First Battle of Ypres (Nov. 1914), the front formed a bow (salient) around Ypres. From 22 April 1915 (German gas attack), the German line advanced slowly towards the city. On 24 May the front came to a standstill once again. The Allied line now ran along the left bank of the Ypres-Yser canal. The British line crossed the canal south east of Boezinge and crossed this terrain towards the south east. On 6 July 1915, the 11th Brigade (4th Division) launched an offensive to capture some German positions: the International Trench (150 metres north of this site), Farm 14, and Fortin 17. Units from the 49th Division (West Riding) continued the struggle in the days which followed. This operation claimed the lives of over 600 British and German soldiers in just a few days. Deep dugouts were underground constructions in the British front line and they were generally used as brigade or battalion headquarters. They were constructed in the Salient by the Tunnelling Companies (Royal Engineers) from 1916. The heavy clay soil and the soil water made digging these trenches and lodging in them a difficult and dangerous business. 180 dugout sites in the Salient have more or less been located. The one most intact is the Yorkshire Trench Dugout. This dugout was started at the end of 1916 – beginning of 1917 and was completed by the 173rd Tunnelling Company. At the Battle of Pilckem Ridge (start of the Third Battle of Ypres), it was used as the headquarters of the 13th and 16th Royal Welsh Fusiliers Battalion (38th Welsh Division). It was discovered by accident and was surveyed by the Diggers in February 1992. Two flights of steps lead to two corridors 10m below ground level with 11 small and large rooms. These corridors and rooms are marked on this site above the ground by means of dolomite paths. From the winter of 1915-16 onwards, the north of the Salient became a scene of horror. The condition of the soil contributed to this in no small measure. The front soldiers stood up to their knees in water and mud, mentally and physically exhausted. This front line itself only consisted of a series of isolated posts. Trenches collapsed and drainage was well nigh impossible. In February 1916, this first British line, which was then about 200 metres to the north, was forced back near this site. The Yorkshire Trench appeared on maps from the spring of 1916 when it was still a shallow trench which seldom offered sufficient protection. A revolutionary innovation was the use of A-frames. These were introduced in a new trench just behind the existing one. Some fabricated models have been set up alongside. This system drains the water into the trench itself under the planks which lie on the crossbeams. Most of the authentic A-frames in the Yorkshire Trench are still to be found here under the renovated trench boards. Up to the end of 2000, the bodies of 155 soldiers had been found on this Boezinge Canal Site. Most of these soldiers had perished in military operations on and after 6 July 1915. However, there were also numerous casualties in 1916 and 1917 until the start of the Third Battle of Ypres. These perished as a result of artillery shootings, trench patrols, snipers, and gas attacks. The remains of the dead are often incomplete. Most of the bodies lay on the battlefield for several months and even years. Almost half of these are British soldiers, a third are German, and the rest are French. The bodies which have been found, together with any accompanying items, have been handed over to the British Commonwealth War Graves Commission in Ypres, the German Volksbund für Deutsche Kriegsgräberfürsorge (National Federation for War Burial) or the French Embassy. Identification has proved possible in only one case: a French soldier, François Metzinger, from the 3rd Zouave, who perished on 21 May 1915. These masses of soldiers killed in action have been given a place in British, German, or French burial sites in the Salient.
Extra information
Na de Eerste Slag bij Ieper (21 okt. – 22 nov. 1914) vormde het front een boog (in het Engels: salient) ten noorden, oosten en zuiden van Ieper. Op 22 april 1915 vielen in het noorden van de Salient Duitse eenheden aan met chloorgas. Vele honderden Franse soldaten stikten in de frontlijn, de rest vluchtte in paniek. Het geallieerde front werd over een breedte van 8 km met 4 km teruggeslagen. Belgische eenheden bij Steenstraat en Canadese bij Sint-Juliaan konden de volledige doorbraak beletten, maar toch naderde de Duitse linie langzaam de stad. Op 24 mei viel het front weer stil. De Salient was in deze Tweede Slag bij Ieper gekrompen, maar had stand gehouden. Vanaf Pilckem Ridge, ongeveer 1,5 km ten noordoosten van deze site, keken de Duitsers uit over de noordelijke Salient. De geallieerde lijn liep nu van Steenstraat tot Boezinge op de linkeroever van het kanaal Ieper – IJzer (Ieperleekanaal). Ten zuidoosten van Boezinge-dorp werd de Salient door de Britse troepen verdedigd. De Britse lijn stak er het kanaal over, dwarste de eerste 600 meter deze terreinen en kronkelde dan verder zuidoostwaarts naar Wieltje (Sint-Jan) Op 6 juli 1915 ging de 11de Brigade (4de Divisie) tot de aanval over, met de bedoeling een door de Duitsers bezette loopgraaf te veroveren (de International Trench, 150 meter ten noorden van deze site) en ook iets verder noord- en oostwaarts de boerderij Farm 14 en de Duitse versterkte post Fortin 17. Eenheden van de 49ste (West Riding) Divisie zetten de strijd de dagen nadien verder. Deze operatie kostte in amper een week tijd aan Britse en Duitse zijde samen aan meer dan 600 soldaten het leven. Het resultaat van deze gevechten zou voor de Britse troepen een paar tientallen meter terreinwinst zijn. Daarna heerste op dit slagveld relatieve rust, maar het oorlogsgeweld eiste nog haast dagelijks zijn tol. Op 31 juli 1917, meer dan 2 jaar nadat de eerste linies zich hier ingegraven hadden, ontbrandde de Derde Slag bij Ieper. Vanaf deze Kanaalsite waren het Royal Welsh Fusiliers, van de 38ste (Welsh) Divisie, die de Battle of Pilckem Ridge aanvatten. De frontlijnen schoven weer oostwaarts op. In de Vierde Slag bij Ieper (7-29 april 1918) zou de Salient opnieuw inkrimpen. Een deep dug-out is een ondergrondse constructie die meestal verblijf verschafte aan brigade- of bataljonshoofdkwartieren. Het Britse opperbevel had beslist om alle militaire operaties in de frontlijn van het grote offensief van 1917 te laten plaatshebben vanuit diepe dug-outs. Deze dug-outs werden in de Salient vanaf 1916 aangelegd door de Tunnelling Companies (Royal Engineers). Ze waren toegankelijk via twee of meer trappen, soms via een verticale schacht. Beneden bevonden zich een of meer galerijen, met aan weerszijden kleinere ruimtes. De zware kleibodem, zeker in de noordelijke Salient, maakte het graven van deze dug-outs, vaak op amper een paar honderd meter van de vijandelijke linies, een zware en gevaarlijke onderneming. Ook het verblijf erin was niet echt comfortabel, al was het maar door de voortdurende strijd tegen het grondwater. In de Salient zijn 180 dug-outsites min of meer gelokaliseerd. Enkele ervan werden in de voorbije jaren (gedeeltelijk) betreden. De meest intacte bleek deze Yorkshire Trench Dug-Out. De bouw van de Yorkshire Trench Dug-Out werd eind 1916 - begin 1917 aangevat. Hij werd voltooid door de 173ste Tunnelling Company. Bij de eerste slag van het grote offensief (Slag om Pilckem Ridge, begin Derde Slag bij Ieper) werd deze dug-out gebruikt als hoofdkwartier van het 13de en het 16de Bataljon Royal Welsh Fusiliers (38ste (Welsh) Divisie) en onmiddellijk daarna verlaten. Nadat hij vele tientallen jaren in de vergetelheid was geraakt, werd hij bij toeval ontdekt en door de Diggers een eerste maal geëxploreerd in februari 1992. Een zuidelijke en een noordelijke toegangstrap (resp. 13 m en 20 m lang) leiden naar twee gangen van 18,5 m en 24,5 m lang op een diepte van 10 m. Op het einde van de gangen en aan weerszijden bevinden zich 11 kleine en grote ruimtes: pompkamers, gereedschapskamers, ruimtes voor timmerman en wapensmid, en verblijven voor de officieren. Deze gangen en kamers zijn op deze site bovengronds aangegeven door middel van dolomietpaden. Het noorden van de Salient werd vanaf de winter 1915-1916 een verschrikking. Nergens elders, zo luidt het, werd zoveel miserie, modder en moord samengebald op een zo kleine plaats. Oorlogspuin, talrijke stoffelijke resten in en nabij het niemandsland, artilleriebeschietingen, sluipschutters, nachtelijke patrouilles … En tot deze ellende droeg ook de bodemgesteldheid op deze Kanaalsite in grote mate bij. De soldaten in de loopgraven stonden mentaal en lichamelijk uitgeput, verkleumd en tot aan de knieën in water en modder, met de gevreesde ‘trench feet’ als gevolg. De frontlijn zelf bestond in de winter eigenlijk alleen uit een reeks posten die niet met elkaar verbonden waren. Loopgraven stortten in, herstellingen waren een zware klus, waterafvoer was nauwelijks mogelijk en trench boards dienden vaak opeengestapeld te worden. In februari 1916 diende die eerste Britse lijn, toen ongeveer 200 meter noordwaarts, teruggetrokken te worden tot ter hoogte van deze site. Daardoor werd het niemandsland 200 à 400 m breed. De lijn waarvan dit stuk van de Yorkshire Trench deel uitmaakte, wordt op loopgraafkaarten aangetroffen vanaf het najaar van 1916. Op dat ogenblik was het nog een ondiepe (60 cm onder het maaiveld) en vaak helemaal onder water staande loopgraaf die lang niet altijd voldoende bescherming bood. Een revolutionaire innovatie in de strijd tegen water en modder vanaf de winter 1915-1916 was het gebruik van A-frames. Deze werden aangebracht in een nieuwe loopgraaf, net achter de bestaande. Hiernaast staan enkele nagemaakte voorbeelden opgesteld van deze constructie-elementen in de vorm van een omgekeerde afgevlakte A. Het overvloedige grond- en regenwater werd met dit systeem afgevoerd in de loopgraaf zelf, in de ruimte onder de dwarsbalken, waarop de loopplanken rustten. De opstaande benen zorgden ook voor een betere versteviging van de loopgraafwanden. Deze A-frames kwamen in grote aantallen voor in de Yorkshire Trench, en het merendeel van deze authentieke elementen is hier nog aanwezig onder de gerenoveerde trench boards. Van 1998 tot eind 2002 werden op de Boezingse Kanaalsite door de Diggers resten gevonden van 155 gesneuvelden. Velen van hen zijn gesneuveld in een militaire operatie op 6 juli 1915 en volgende dagen. De resten van vele tientallen vermisten bleven liggen in het niemandsland, ongeveer 200 m noordwaarts, aan weerszijden van het einde van de huidige Bargiestraat. Maar ook nadien, meer dan twee jaar lang, tussen de Tweede en de Derde Slag bij Ieper, vielen er talloze slachtoffers van artilleriebeschietingen, loopgraafpatrouilles, sluipschutters en gasaanvallen. Ook van hen hebben velen geen naamgraf gekregen op een begraafplaats in de Salient. De resten van opgegraven gesneuvelden bleken vaak onvolledig. Meestal zijn ze immers vele maanden en zelfs jaren op het slagveld blijven liggen, al dan niet geïmproviseerd begraven, waarna ze bij latere beschietingen weer blootgewoeld werden. Bijna de helft van de 155 gevonden gesneuvelden zijn Britse soldaten. Een derde is van Duitse nationaliteit. De overigen zijn Fransen. De gevonden resten werden samen met de materiële bijvondsten (eventuele insignes, gespen, knopen, schoenen, wapens, persoonlijke bezittingen, ...) overgedragen aan de Britse Commonwealth War Graves Commission te Ieper, de Duitse Volksbund für Deutsche Kriegsgräberfürsorge of de Franse Ambassade. Bij de eigenlijke opgraving en ook later wordt uiteraard gezocht naar sporen die de identiteit van de gesneuvelden kunnen onthullen. De meeste gevonden Britse gesneuvelden zijn echter van 1915, toen naamplaatjes van heel vergankelijk materiaal waren, en nog niet van duurzamer metaal. Identificatie is nog maar in één geval mogelijk gebleken: een Frans soldaat, François Metzinger, van het 3de Zoeaven, gesneuveld op 21 mei 1915. Deze vele tientallen gesneuvelden hebben uiteindelijk de plaats gekregen die hen toekomt, bij hun 'comrades in death' op een begraafplaats in de Salient: op Cement House Cemetery (Langemark), op het Deutscher Soldatenfriedhof (Langemark) en op de begraafplaats voor Franse gesneuvelden St. Charles de Potyze (Ieper). (Bron: Aurel Sercu)
Related links